ECLI:NL:RBHAA:2009:BK7934

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
14 december 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
15-700563-09
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag en mishandeling tijdens vechtpartij in Bloemendaal

In deze zaak heeft de rechtbank Haarlem op 14 december 2009 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die samen met mededaders betrokken was bij een gewelddadige vechtpartij op 17 augustus 2009 in Bloemendaal. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag op het slachtoffer, [slachtoffer 1], en aan mishandeling van een persoon die het slachtoffer trachtte te beschermen, [slachtoffer 2]. Tijdens de vechtpartij heeft de verdachte, nadat het slachtoffer bewusteloos op de grond lag, meermalen met kracht tegen het hoofd en lichaam van het slachtoffer geschopt. Het slachtoffer heeft door het geweld ernstig letsel opgelopen, maar overleefde dankzij snelle reanimatie door omstanders. De rechtbank oordeelde dat het geweld excessief en onnodig was en niet gerechtvaardigd kon worden door de omstandigheden van de confrontatie. De officier van justitie had een gevangenisstraf van vijf jaar geëist, maar de rechtbank legde uiteindelijk een gevangenisstraf van drie jaar op. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot schadevergoeding aan het slachtoffer van € 8.660,54. De rechtbank verwierp verweren van de verdediging, waaronder het beroep op noodweer-exces en psychische overmacht, en concludeerde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan medeplegen van poging tot doodslag en mishandeling. De uitspraak benadrukt de ernst van het geweld en de impact op de slachtoffers en getuigen.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector Strafrecht
Locatie Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/700563-09
Uitspraakdatum: 14 december 2009
Tegenspraak
Strafvonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 30 november 2009 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Noord Holland Noord - HvB Zwaag te Zwaag.
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
Primair:
hij op of omstreeks 17 augustus 2009 te Bloemendaal ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer 1] van het leven te beroven, met een of meer van zijn mededader(s), althans aleen met dat opzet
- meermalen (met kracht) tegen het hoofd en/of lichaam van die [slachtoffer 1] heeft geslagen en/of
- (nadat die [slachtoffer 1] door dat slaan op de grond was gevallen en/of buiten bewustzijn was geraakt) meermalen (met kracht) tegen diens hoofd en/of lichaam heeft geschopt en/of getrapt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair:
hij op of omstreeks 17 augustus 2009 te Bloemendaal, tezamen en in vereniging met ander of anderen, aan een persoon genaamd [slachtoffer 1], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (te weten:
- een gebroken neus en/of,
- een gebroken linker oogkas en/of,
- gekneusde ribben en/of,
- gekneusde nieren en/of,
- verlies van een tand en/of,
- verlies van een kies en/of,
- een gekanteld linkeroog en/of,
- een hersenkneuzing),
heeft/hebben toegebracht, door die [slachtoffer 1] opzettelijk
- meermalen (met kracht) te slaan tegen het hoofd en/of lichaam en/of
- (nadat die [slachtoffer 1] door dat slaan op de grond was gevallen en/of buiten bewustzijn was geraakt) meermalen (met kracht) te schoppen en/of trappen tegen het hoofd en/of lichaam;
2.
hij op of omstreeks 17 augustus 2009 te Bloemendaal opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 2]), heeft geschopt en/of aan de haren heeft getrokken, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, leest de rechtbank deze verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1. primair en 2. in de tenlastelegging opgenomen feiten en gevorderd dat verdachte hiervoor zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren, met aftrek van de tijd die verdachte reeds in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft de officier van justitie gevorderd dat deze op basis van hoofdelijkheid zal worden toegewezen tot een bedrag van € 8.660,54, met oplegging van de daarmee corresponderende schadevergoedingsmaatregel. Tevens heeft de officier van justitie gevorderd dat waar de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] dit bedrag te boven gaat, deze hierin niet-ontvankelijk wordt verklaard.
Ten aanzien van de benadeelde partij [getuige 2] heeft de officier van justitie gevorderd dat deze niet-ontvankelijk wordt verklaard in zijn vordering.
4. Bewijs
4.1. Bespreking van een verweer aangaande het bewijs
De raadsman van verdachte heeft ter terechtzitting aangevoerd dat verdachte helemaal niet wist wie hij voor zich had. Hij heeft dan ook niet het opzet gehad [slachtoffer 1] van het leven te beroven, zoals de steller van de tenlastelegging het verwijt heeft geformuleerd. Verdachte dient daarom van het onder 1. primair ten laste gelegde feit te worden vrijgesproken, aldus diens raadsman.
Dit verweer treft geen doel. Aan bewezenverklaring van gedragingen als ten laste gelegd, staat niet in de weg dat verdachte de naam van het slachtoffer ten tijde van die gedragingen nog niet kende. Voldoende voor bewezenverklaring van het ten laste gelegde opzet ten aanzien van het slachtoffer is dat uit de voorhanden bewijsmiddelen blijkt dat het in de tenlastelegging als [slachtoffer 1] aangeduide slachtoffer inderdaad degene is tegen wie de ten laste gelegde gedragingen zijn gepleegd door verdachte en/of zijn mededaders.
4.2. Redengevende feiten en omstandigheden *1
Op maandag 17 augustus 2009, omstreeks 01:06 uur, wordt door een medewerker van de regionale meldkamer aan de noodhulpeenheid van de politie Zandvoort de melding doorgegeven, dat op een parkeerplaats te Bloemendaal een grote vechtpartij gaande is. De ter plaatse gekomen verbalisant ziet midden op de desbetreffende parkeerplaats een man op de grond liggen, die zeer moeilijk ademhaalt en uit wiens mond bloed komt. Bij het hoofd van de man ligt een grote plas bloed. In de buurt van deze man treft verbalisant een andere man aan, genaamd [getuige 2]. [getuige 2] verklaart een vriend te zijn van de zwaargewonde man (hierna ook: het slachtoffer), wiens naam [slachtoffer 1] blijkt te zijn. Kort nadat de verbalisant ter plaatse is gekomen, stopt het slachtoffer met ademhalen. Na reanimatie door een van de aanwezigen begint hij weer zelfstandig te ademen. *2
Verdachte wordt in de nacht van het misdrijf op de genoemde parkeerplaats omstreeks 04:02 aangehouden. *3
Op 1 september 2009 doet [slachtoffer 1] aangifte en geeft aan, dat hij op 17 augustus 2009 rond 00.45 uur met vrienden naar de auto’s is gelopen en op de parkeerplaats in discussie raakte met drie mannen. Die discussie is er op uitgedraaid dat hij door een van de drie mannen vol en keihard met een vuist in zijn gezicht werd geslagen. Van hetgeen na die vuistslag is gebeurd weet hij zich niets meer te herinneren. *4 De vrienden en bekenden met wie het slachtoffer daar was hebben een en ander zien gebeuren. [getuige 1] heeft gehoord dat het slachtoffer zei, dat die mannen raar deden en heeft vervolgens gezien dat het slachtoffer ruzie kreeg met de drie mannen. Ook [getuige 2] – die de zaak wilde sussen – raakte erbij betrokken. *5 De vijf mannen, zo verklaart [getuige 1], draaiden om elkaar heen. Op enig moment kreeg [slachtoffer 1] een klap in zijn gezicht, waarna hij op de grond is gevallen. *6 [slachtoffer 2], die bij [getuige 1] in de auto zat, hoorde de klap waarmee het slachtoffer tegen hun auto viel en zag [slachtoffer 1] stil op de grond liggen, zonder zich te beschermen tegen de schoppen die hij kreeg. *7
Alle drie de mannen hebben, nadat het slachtoffer gevallen was en bewusteloos op de grond lag, op hem ingetrapt *8, waarbij zij, tegelijk of om beurten, het slachtoffer meermalen met volle kracht *9 tegen zijn lichaam en hoofd hebben geschopt.
[getuige 2] heeft op enig moment twee mannen van het slachtoffer afgetrokken en is met die twee in gevecht geraakt *10, maar de derde man bleef op het slachtoffer intrappen. Verdachte heeft ter terechtzitting bekend dat hij die derde man was. Gezien werd, dat verdachte telkens een aanloop nam alsof hij hard tegen een bal aantrapte. *11 Ook sprong hij met twee voeten tegelijk op het hoofd van het slachtoffer. Daarbij spoot elke keer het bloed uit diens gezicht. Nadat [slachtoffer 2] de man toeriep: “Hou op, je schopt hem helemaal dood”, stak verdachte zijn armen in de lucht, en riep: “Oké nog ééntje dan, de laatste” om vervolgens het slachtoffer nog eenmaal keihard tegen zijn hoofd te schoppen. *12 [slachtoffer 2] is nog tussen verdachte en het slachtoffer ingesprongen. Verdachte begon daarop ook haar te trappen. Hij schopte *13 [slachtoffer 2] tegen haar kuit en trok aan haar haren, hetgeen pijn deed. *14
Verdachte heeft tegenover de politie en de rechter-commissaris verklaard dat hij het slachtoffer een klap heeft gegeven, waardoor deze op de grond terecht is komen. *15 In deze verhoren alsook ter terechtzitting bevestigt verdachte dat hij het slachtoffer meermalen, toen deze op de grond lag, tegen het hoofd en lichaam heeft getrapt.
Ter terechtzitting heeft verdachte ook verklaard dat hij door een meisje geduwd werd en dat hij daarna het slachtoffer nog één trap gaf. Voorts heeft verdachte verklaard dat hij een meisje dat tussen hem en het slachtoffer was komen te staan met harde hand heeft weggeduwd. *16 Met deze verklaring en de hierboven al aangehaalde verklaringen van [getuige 1] en [getuige 2] verdraagt zich niet het door de raadsman ingenomen standpunt dat dit feit per ongeluk kan zijn begaan, waardoor van mishandeling geen sprake zou zijn.
4.3. Overwegingen aangaande het bewijs
Op grond van de hierboven onder 4.2. geschetste feiten en omstandigheden komt de rechtbank tot een bewezenverklaring van het onder 1. primair ten laste gelegde, niettegenstaande het standpunt van de raadsman dat de door de verschillende getuigen afgelegde verklaringen te veel onderlinge tegenstrijdigheden bevatten om voor het bewijs bruikbaar te zijn.
Verdachte heeft tegenover de politie bekend dat hij degene is geweest die het slachtoffer een klap heeft gegeven, waarna deze op de grond is gevallen. De verschillende bij de stukken opgenomen verklaringen spreken elkaar niet tegen waar het betreft het verdere verloop van zaken. Verdachte en zijn mededaders zijn met grote kracht tegen het hoofd en het lichaam van het slachtoffer blijven trappen, terwijl hij het bewustzijn al had verloren en de trappen op geen enkele wijze kon afweren. Hiermee hebben zij minstgenomen willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat het slachtoffer zou komen te overlijden. Dat het slachtoffer niet daadwerkelijk is overleden, is slechts te danken aan het kordate optreden van een van de aanwezigen, die hem, nadat hij was gestopt met ademhalen, heeft gereanimeerd. Nu verdachten enige tijd gezamenlijk, althans gelijktijdig het slachtoffer hebben getrapt, en geen van de drie zich op enig moment van het (door)trappen tegen het bewusteloze, hevig bloedende slachtoffer heeft gedistantieerd, acht de rechtbank ook het ten laste gelegde medeplegen bewezen.
4.4. Bewezenverklaring
Gezien het bovenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de als 1. primair en 2. ten laste gelegde feiten heeft begaan, in dier voege dat:
1. hij op 17 augustus 2009 te Bloemendaal, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk [slachtoffer 1] van het leven te beroven, met een of meer van zijn mededader(s), met dat opzet – nadat hij met kracht tegen het hoofd van die [slachtoffer 1] heeft geslagen en
die [slachtoffer 1] door dat slaan op de grond was gevallen en buiten bewustzijn was geraakt – meermalen met kracht tegen diens hoofd en lichaam heeft geschopt en/of getrapt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2. hij op 17 augustus 2009 te Bloemendaal opzettelijk mishandelend een persoon, te weten [slachtoffer 2], heeft geschopt en aan de haren heeft getrokken, waardoor deze pijn heeft ondervonden.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
5. Strafbaarheid van de feiten
Het bewezen verklaarde levert op:
1. Medeplegen van poging tot doodslag;
2. Mishandeling.
6. Strafbaarheid van verdachte
De raadsman van verdachte heeft ter terechtzitting aangevoerd, dat verdachte feit 1 – indien bewezen – heeft begaan in een situatie die moet worden gekwalificeerd als noodweer-exces, putatief noodweer dan wel psychische overmacht. Met betrekking tot het beroep op noodweer-exces heeft hij aangevoerd dat sprake was van een noodweersituatie, veroorzaakt door de ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding van verdachte. Uit de verklaringen van verdachte blijkt immers, aldus de raadsman, dat hij een paar trappen kreeg van [slachtoffer 1], en dat verdachte nadat hij hierdoor op de grond was gevallen, nog een aantal trappen kreeg. Deze onverwachte aanval door [slachtoffer 1] – of toch in elk geval het onmiddellijk dreigend gevaar voor een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding – heeft bij verdachte geleid tot een hevige gemoedsbeweging, als gevolg waarvan hij de grenzen van de noodzakelijke verdediging heeft overschreden. Mocht de rechtbank menen, aldus nog steeds de raadsman, dat het bestaan van een noodweersituatie niet aannemelijk is geworden, dan heeft verdachte redelijkerwijs mogen veronderstellen dat sprake was van een dergelijke situatie. Ter onderbouwing van het beroep op psychische overmacht heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte na de onverwachte aanval niets anders kon doen dan terugvechten.
De rechtbank verwerpt deze op schulduitsluiting gerichte verweren en overweegt hiertoe dat de verklaring van verdachte omtrent de feitelijke gang van zaken, en met name omtrent de aan de vechtpartij voorafgaande aanval door [slachtoffer 1], geen steun vindt in de stukken van het dossier. Er is aldus naar het oordeel van de rechtbank niet gebleken van (een dreiging van) een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding waartegen verdachte zich moest, althans redelijkerwijs niet anders kon dan zich verdedigen. Voor het standpunt dat verdachte abusievelijk in de veronderstelling verkeerde dat van een dergelijke situatie sprake was, zijn gronden aangevoerd noch aannemelijk geworden, zodat het beroep op putatief noodweer faalt.
Nu niet gesproken kan worden van een noodweersituatie moet ook het beroep op noodweer-exces falen. Het beroep op de psychische overmacht, eveneens gebaseerd op de stelling dat verdachte werd aangevallen, wordt derhalve eveneens verworpen.
Nu ook overigens geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit, is verdachte dus strafbaar.
7. Motivering van de sanctie
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting en met name uit de bespreking aldaar van het vanwege de Justitiële Verslavingszorg uitgebrachte rapport van 14 oktober 2009 is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich samen met zijn mededaders schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag. Hij en zijn medeplegers hebben hiermee een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Vanwege de gelukkige omstandigheid dat het slachtoffer meteen ter plekke gereanimeerd is, heeft deze het voorval overleefd. Zonder dit snelle ingrijpen zou de kans groot zijn geweest dat hij was overleden.
Het door verdachte toegepaste geweld was excessief en onnodig en valt absoluut niet te rechtvaardigen of relativeren door de omstandigheid dat het slachtoffer de confrontatie niet uit de weg is gegaan. Verdachte en zijn mededaders hebben gedrieën een bewusteloos en daardoor weerloos slachtoffer geschopt. Dit heeft bij het slachtoffer behalve ernstig letsel veel angst en leed veroorzaakt en de aanwezige getuigen een traumatische ervaring bezorgd. De ervaring leert dat slachtoffer en getuigen hiervan waarschijnlijk nog lange tijd de psychisch nadelige gevolgen zullen ondervinden.
Het handelen van verdachte vormt een bijzonder ernstige inbreuk op de rechtsorde en heeft diepe gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving veroorzaakt. Dit laatste geldt temeer nu verdachte ondanks pogingen van omstanders om hem te doen stoppen en hem te doordringen van de mogelijk fatale gevolgen van zijn handelen, toch bewust zijn geweldpleging jegens het bewusteloze slachtoffer heeft voortgezet.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan mishandeling van een persoon die trachtte het slachtoffer te beschermen.
In de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waaronder met name zijn relatief jeugdige leeftijd en het ontbreken van relevante justitiële documentatie alsook in de vergelijking met hetgeen zij in gevallen als het onderhavige pleegt op te leggen, vindt de rechtbank niettemin aanleiding af te wijken van hetgeen de officier van justitie gevorderd heeft. De rechtbank is desondanks van oordeel dat geen andere dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur moet worden opgelegd.
8. Vorderingen benadeelde partijen
Vordering benadeelde partij [slachtoffer 1]
De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft - alle rechten tot het vorderen van overige schade voorbehouden - een vordering tot schadevergoeding van € 11.748,54 ingediend tegen verdachte wegens (im)materiële schade die hij als gevolg van het als 1. primair ten laste gelegde feit zou hebben geleden. Ter terechtzitting heeft de benadeelde partij [slachtoffer 1] zijn vordering verminderd tot een bedrag van € 8.660,54. De gestelde schade is als volgt opgebouwd:
- een voorschot op het smartengeld ad € 3.500,-;
- een standaardvergoeding ten aanzien van het verblijf in het ziekenhuis ad € 200,-;
- een voorschot extra gemaakte telefoonkosten ad € 15,-;
- de extra gemaakte reiskosten € 85,54;
- de begrote tandartskosten ad € 4.150,-;
- de te maken kosten psychische hulpverlening ad € 120,-;
- de verloren gegane kleding en schoenen ad € 590,-.
De rechtbank is van oordeel dat de materiële schade tot het gevorderde bedrag ad € 5.160,54 voldoende onderbouwd is, eenvoudig is vast te stellen en rechtstreeks voortvloeit uit het als feit 1. primair ten laste gelegde en bij dit vonnis bewezen verklaarde feit.
Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat ook de immateriële schade ad € 3.500,- rechtstreeks voortvloeit uit dit bewezen verklaarde. Gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting komt vergoeding van deze schade de rechtbank billijk voor.
De vordering van het totaalbedrag ad € 8.660,54 zal dan ook worden toegewezen. Daarbij zal de rechtbank bepalen dat, indien een medeverdachte dit bedrag geheel of gedeeltelijk heeft betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
De rechtbank stelt vast dat verdachte en zijn eveneens veroordeelde medeverdachten jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht en zal de vordering toewijzen.
De rechtbank zal verdachte en zijn medeverdachten voorts hoofdelijk de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot het bedrag waartoe de vordering van de benadeelde partij is toegewezen, te weten € 8.660,54.
Vordering benadeelde partij [getuige 2]
De benadeelde partij [getuige 2] heeft - alle rechten tot het vorderen van overige schade voorbehouden - een vordering tot schadevergoeding van € 870,17 ingediend tegen verdachte wegens (im)materiële schade die hij als gevolg van de vechtpartij op 17 augustus 2009 zou hebben geleden.
De rechtbank stelt vast dat deze gestelde schade niet rechtstreeks voortvloeit uit de aan verdachte ten laste gelegde feiten. De benadeelde partij [getuige 2] zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering.
9. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
45, 47, 57, 287 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.
10. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 4.4. vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat de bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 5. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens deze feiten tot een gevangenisstraf voor de duur van drie (3) jaren.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de thans opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij [slachtoffer 1] geleden schade tot een totaalbedrag van € 8.660,54 en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag aan [slachtoffer 1] voornoemd, rekeningnummer [nummer], tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Bepaalt dat, indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door een medeverdachte is betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden vastgesteld op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] de verplichting op tot betaling aan de staat van het bedrag van € 8.660,54, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door achtenzeventig (78) dagen hechtenis.
Bepaalt dat, voor zover dit bedrag of een gedeelte daarvan reeds door of namens een medeverdachte aan de benadeelde partij of de staat is betaald, verdachte in zoverre van die verplichting zal zijn ontslagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij, voornoemd, in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de staat en dat betalingen aan de staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde partij [getuige 2] niet-ontvankelijk in zijn vordering.
11. Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.J.M. Verpalen, voorzitter,
mr K.G. Witteman en mr. J. Italianer, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. T.M. Fikkers,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 14 december 2009.
Mr. J. Italianer is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
*1 De door de rechtbank in de voetnoten als proces-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
*2 Proces-verbaal bevindingen d.d. 17 augustus 2009, dossierpagina 143-145 .
*3 Proces-verbaal aanhouding d.d. 17 augustus 2009, dossierpagina 71.
*4 Proces-verbaal aangifte d.d. 1 september 2009, dossierpagina 97.
*5 Proces-verbaal van verhoor door de rechter-commissaris van getuige [getuige 2] d.d. 18 november 2009.
*6 Proces-verbaal van verhoor door de rechter-commissaris van getuige [getuige 1] d.d. 18 november 2009. .
*7 Proces-verbaal van verhoor door de rechter-commissaris van getuige [slachtoffer 2] d.d. 18 november 2009.
*8 Proces-verbaal van verhoor door de rechter-commissaris van getuige [getuige 1] d.d. 18 november 2009, proces-verbaal van verhoor door de rechter-commissaris van getuige [getuige 3] d.d. 19 november 2009 en proces-verbaal van verhoor door de rechter-commissaris van getuige [slachtoffer 2] d.d. 18 november 2009.
*9 Proces-verbaal van verhoor door de rechter-commissaris van getuige [getuige 4] d.d. 18 november 2009 en proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 2] d.d. 17 augustus 2009, dossierpagina 292.
*10 Proces-verbaal van verhoor door de rechter-commissaris van getuige [getuige 2] d.d. 18 november 2009, proces-verbaal van verhoor door de rechter-commissaris van getuige [getuige 1] d.d. 18 november 2009 en proces-verbaal van verhoor door de rechter-commissaris van getuige [slachtoffer 2] d.d. 18 november 2009.
*11 Proces-verbaal van verhoor door de rechter-commissaris van getuige [getuige 1] d.d. 18 november 2009, proces-verbaal van verhoor door de rechter-commissaris van getuige [slachtoffer 2] d.d. 18 november 2009 en proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2] d.d. 17 augustus 2009, dossierpagina 133.
*12 Proces-verbaal van verhoor door de rechter-commissaris van getuige [getuige 1] d.d. 18 november 2009 en proces-verbaal van verhoor door de rechter-commissaris van getuige [slachtoffer 2] d.d. 18 november 2009.
*13 Proces-verbaal van verhoor door de rechter-commissaris van getuige [getuige 1] d.d. 18 november 2009 en proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2], d.d. 17 augustus 2009, dossierpagina 133.
*14 Proces-verbaal van aangifte d.d. 17 augustus 2009, dossierpagina 292.
*15 Proces-verbaal van verhoor door de rechter-commissaris van verdachte [verdachte] d.d. 20 augustus 2009, en proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte] d.d. 19 augustus 2009, dossierpagina 91.
*16 Proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte] d.d. 19 augustus 2009, dossierpagina 92.