2. Overwegingen
2.1 Ingevolge artikel 83, eerste lid, onder b, van de Flora- en Faunawet heeft het Faunafonds onder meer tot taak het in de daarvoor in aanmerking komende gevallen verlenen van tegemoetkomingen in geleden schade aangericht door dieren behorende tot de beschermde inheemse diersoorten.
2.2 Op grond van artikel 84, eerste lid, Flora- en Faunawet wordt een tegemoetkoming als bedoeld in artikel 83, eerste lid, onderdeel b, slechts verleend voor zover een belanghebbende schade lijdt of zal lijden aangericht door dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, en die schade redelijkerwijs niet of niet geheel te zijnen laste behoort te blijven. Ingevolge het derde lid van dit artikel kunnen bij ministeriële regeling regels worden gesteld met inachtneming waarvan het Faunafonds beslist over een aanvraag voor een tegemoetkoming als bedoeld in het eerste lid.
2.3 Op 26 juni en 20 juli 2007 heeft eiseres verweerder verzocht om een tegemoetkoming voor de faunaschade aan percelen grasland, welke is veroorzaakt door ganzen. Verweerder heeft daarop een taxatie laten uitvoeren, waarvan op 12 september 2007[naam] een taxatierapport is opgemaakt. Uit dit taxatierapport blijkt dat de schade voor 50% door grauwe ganzen en voor 50% door Canadese ganzen is veroorzaakt. [naam] heeft het totale schadebedrag vastgesteld op € 11.642,40. Van het, op het aanvraagformulier aangegeven, recht om binnen 8 dagen bezwaar te maken tegen de uitslag van de eindtaxatie heeft eiseres geen gebruik gemaakt.
2.4 Verweerder heeft het taxatierapport aan zijn besluit ten grondslag gelegd en stelt zich op het standpunt dat, nu de schade voor 50% door Canadese ganzen is veroorzaakt, de tegemoetkoming voor slechts 50%, zijnde een bedrag van € 5.530,- wordt toegekend. Aan dit standpunt heeft verweerder ten grondslag gelegd dat de Canadese gans op de zogenaamde landelijke lijst is geplaatst, zodat vanaf 1 april 2006 een vrijstelling voor het doden van deze diersoort geldt. Verweerder stelt voorts dat eiseres voldoende mogelijkheden had om de schade veroorzaakt door de Canadese gans te voorkomen of te beperken. Eiseres kan zich hiermee niet verenigen.
2.5 Eiseres voert in beroep aan dat taxateur [naam] in het taxatierapport ten onrechte heeft vermeld dat de schade voor 50% door Canadese ganzen is veroorzaakt. Volgens eiseres hebben er in 2007 geen Canadese ganzen op de betreffende beschadigde graspercelen gezeten. Ter onderbouwing van dit standpunt heeft eiseres afschotrapportages van jagers van de Vereniging Wildbeheer Zaanstreek en Omgeving overgelegd, waaruit moet blijken dat er in het jaar 2007 geen Canadese ganzen zijn afgeschoten.
2.6 De rechtbank overweegt als volgt.
2.7 Het geschil in de onderhavige zaak spitst zich toe op de vraag of verweerder terecht geen tegemoetkoming heeft verleend voor de schade aan de percelen grasland van eiseres, voor zover die zou zijn veroorzaakt door Canadese ganzen.
2.8 De rechtbank stelt allereerst vast dat de Canadese gans in bijlage 2 van het Besluit beheer en schadebestrijding dieren is opgenomen als beschermde inheemse diersoort die in het gehele land veelvuldig belangrijke schade aanricht als bedoeld in artikel 65, eerste lid, onderdeel a, Flora- en Faunawet.
2.9 Voorts stelt de rechtbank vast dat eiseres tegen het taxatierapport, waartegen binnen acht werkdagen na schriftelijke bekendmaking van de uitkomst van de eindtaxatie bezwaar kan worden gemaakt, geen bezwaar heeft gemaakt. Had eiseres dit wel gedaan, dan had destijds – zoals verweerder ter zitting heeft aangegeven – een contraonderzoek kunnen worden verricht, en hadden nadere rapportages van ten tijde van de taxatie beschikbaar kunnen zijn. Dat eiseres geen bezwaar heeft aangetekend tegen het taxatierapport, betekent niet dat zij in beroep geen gronden tegen het taxatierapport meer mag aanvoeren. Wel heeft eiseres door het verzuim om bezwaar aan te tekenen tegen het taxatierapport haar bewijspositie aanzienlijk verzwaard.
2.10 Ter onderbouwing van haar standpunt dat er in 2007 geen Canadese ganzen op haar grondgebied zaten, heeft eiseres de volgende stukken overlegd:
1. Drie verklaringen van jagers die in 2007 in het betreffende gebied veelvuldig hebben gejaagd en verklaren geen Canadese ganzen te hebben waargenomen;
2. Een verklaring van [naam], faunacommissaris van de Vereniging Wildbeheereenheid Zaanstreek, waarin hij verklaart: “Volgens onze tel- en afschotgegevens van het jaar 2007 komen in de Polder Wijdewormer geen Canadaganzen voor”;
3. Een verklaring van taxateur [naam], ontvangen door verweerder op 26 september 2008, die verklaart dat hij in het voorjaar bij het taxeren geen Canadese gans heeft gezien bij eiseres;
4. Een vijftal afschotrapportages van jagers, waaruit blijkt dat in 2007 in de Zaanstreek en omgeving geen Canadese ganzen zijn afgeschoten.
2.11 Ter zitting heeft verweerder onweersproken gesteld dat er volgens de jaarlijkse (landelijke) tellingen van de Vereniging SOVON Vogelonderzoek Nederland in de periode hier in geding in totaal 58 waarnemingen van Canadese ganzen zijn geweest en dat er circa 3000 broedparen Canadese ganzen in het gebied tussen Purmerend en de Zaanstreek zaten. Verweerder stelt op grond daarvan dat de Canadese gans zich weldegelijk in de omgeving van de percelen van eiseres voordoet.
2.12 Naar het oordeel van de rechtbank zijn de door eiseres overgelegde bewijzen onvoldoende om de officiële cijfers van SOVON te ontkrachten. Ter zitting heeft eiseres zich nog uitgelaten over de wijze waarop de taxatie heeft plaatsgevonden en heeft zij aangevoerd dat op de omliggende percelen van buren ook geen Canadese ganzen zijn waargenomen. Eiseres heeft dit echter niet nader onderbouwd, zodat ook dit niet tot het oordeel leidt dat het bestreden besluit onterecht is genomen.
2.13 Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.