ECLI:NL:RBHAA:2009:BP7561

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
18 november 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
zaak/rolnr.: 415962/ CV EXPL 09-2175
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugbetaling van opleidingskosten na beëindiging van een leer-arbeidsovereenkomst

In deze zaak heeft de Rechtbank Haarlem op 18 november 2009 uitspraak gedaan in een geschil tussen VTOC ‘Fokker’ B.V. en de gedaagden [A.] en [B.]. De eiseres, Fokker, vorderde terugbetaling van opleidingskosten van € 20.000,-- van [A.] en [B.], na de beëindiging van een leer-arbeidsovereenkomst. De overeenkomst was opgezegd door Fokker op 11 augustus 2008, waarbij Fokker stelde dat [A.] niet geschikt was voor de functie waarvoor hij werd opgeleid en dat er sprake was van ernstig verwijtbaar gedrag. De kantonrechter oordeelde dat Fokker niet voldoende bewijs had geleverd voor de redenen van de opzegging en dat de werkgever eerst in gesprek had moeten gaan met [A.] voordat tot opzegging werd overgegaan. De kantonrechter kwalificeerde de vordering als een vordering betrekkelijk tot een arbeidsovereenkomst, waardoor de kantonrechter bevoegd was om van de zaak kennis te nemen. Uiteindelijk werd [A.] veroordeeld tot betaling van € 2.250,--, wat overeenkomt met de opleidingskosten van één maand, en werden de proceskosten gecompenseerd. De kantonrechter oordeelde dat Fokker niet onverkort kon vasthouden aan de terugbetalingsregeling, omdat zij niet had voldaan aan de vereisten voor een rechtsgeldige opzegging van de overeenkomst.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector kanton
Locatie Haarlem
zaak/rolnr.: 415962/ CV EXPL 09-2175
datum uitspraak: 18 november 2009
VONNIS VAN DE KANTONRECHTER
inzake
De besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
VTOC ‘FOKKER’ B.V
te Oude Meer
eiseres
hierna te noemen Fokker
gemachtigde mr. R.Olde
tegen
[A.]
hierna te noemen: [A.]
en
[B.]
hierna te noemen [B.]
beiden te [woonplaats]
gedaagden
hierna gezamenlijk te noemen [A.] en [B.]
gemachtigde mr. A.X. Nouwen
De procedure
Fokker heeft [A.+ B.] gedagvaard op 25 februari 2009. [A.+ B.] hebben schriftelijk geantwoord.
De kantonrechter heeft bij tussenvonnis van 6 mei 2009 een comparitie van partijen gelast, welke heeft plaatsgevonden op 25 mei 2009 en waarbij de griffier aantekeningen heeft gemaakt van hetgeen partijen verder naar voren hebben gebracht. Fokker heeft op 24 juni 2009 een akte na comparitie van partijen genomen, waarop [A.+ B.] bij akte van 19 augustus 2009 heeft gereageerd. [A.+ B.] heeft aan die akte stukken gehecht. Aangezien deze stukken alle bij Fokker bekend zijn of ook door Fokker zelf waren overgelegd, is Fokker niet meer in de gelegenheid gesteld zich over die stukken uit te laten.
De feiten
1. [A.] heeft op 1 september 2007 een leer-arbeidsovereenkomst (hierna: de Overeenkomst) gesloten met Fokker ten behoeve van de opleiding tot vliegtuigonderhoudsmonteur. Na afronding van de opleiding van 12 maanden zou [A.]een arbeidsovereenkomst met VTOC Detachering voor de duur van drie jaar worden aangeboden.
2. In artikel 11 van de Overeenkomst staat: ‘Werknemer is in een aantal gevallen gehouden (een deel van) de (opleidings)kosten terug te betalen. De terugbetaling omvat alle (opleidings)kosten die, verminderd met de door de Werknemer gedurende de Opleiding betaalde eigen bijdrage, maximaal € 27.000,00 bedragen. Het daadwerkelijk door Werknemer terug te betalen bedrag bedraagt € 2.250,00 vermenigvuldigd met het aantal (gehele of gedeeltelijke) maanden, te berekenen vanaf de start van de opleiding tot het moment van de daadwerkelijke beëindiging daarvan. De terugbetalingsverplichting bestaat in de navolgende gevallen:
(…)
Einde dienstverband tijdens opleiding:
Bij beëindiging van het dienstverband vóór afronding van de opleiding, zoals bedoeld in Artikel 13 lid 1van deze overeenkomst.
(…)
3. In artikel 13 van de Overeenkomst staat:
Artikel 13: Tussentijdse opzegging
1. Werkgever zal overgaan tot (tussentijdse) opzegging van de leer-arbeidsovereenkomst met Werknemer, waaronder kan worden begrepen ontslag op staande voet, indien zich de navolgende situaties voordoen:
a. Werknemer is aantoonbaar niet geschikt gebleken voor de functie waartoe hij wordt opgeleid. Werkgever dient de gronden voor dit besluit vooraf met het BPV-bedrijf en Werknemer te hebben besproken, waarbij is komen vast te staan dat voortzetting van het dienstverband en de opleiding inderdaad geen redelijk perspectief biedt.
b. er is naar het oordeel van Werkgever sprake van dermate ernstig verwijtbaar gedrag van Werknemer bij Werkgever dan wel het BPV-bedrijf dat voortzetting van de leer- arbeidsovereenkomst redelijkerwijs niet meer van Werkgever kan worden gevergd.
c. Werknemer houdt zich niet aan de regels, zoals die in de gedragsregels, (veiligheids)voorschriften en reglementen, bedoeld in artikel 10, zijn neergelegd.
d. Werknemer is de toegang tot het BPV-bedrijf ontzegd.
4. Op 11 augustus 2008 heeft Fokker de overeenkomst met [A.] met onmiddellijke ingang opgezegd. Fokker heeft [A.] het volgende geschreven: ‘Met deze brief willen wij u bevestigen dat VTOC ‘Fokker”BV de leer-arbeidsovereenkomst tussen u de VTOC ‘Fokker’ BV per direct zullen ontbinden. Aan dit besluit liggen verschillende redenen ten grondslag:
* Sinds maandag 14 juli bent u afwezig op school in verband met de vakantie. Zoals u weet bedraagt de vakantieperiode van onze A-leerlingen, 3 weken. Inmiddels bent u voor de 5e week afwezig en begrepen wij van uw vader dat u zaterdag 16 augustus pas terug bent uit Spanje en dus niet eerder dan 18 augustus weer op school zult zijn. Naar onze mening is er dermate ernstig verwijtbaar gedrag van de werknemer t.o.v. de werkgever dat voortzetting van de leer-arbeidsovereenkomst niet gevergd kan worden.
* Meerdere malen is er vanuit het VTOC een gesprek met u en uw ouders en verzorgers geweest om uw houding en functioneren te bespreken. Deze is helaas niet verbeterd en we zijn daarom erg huiverig u met deze houding te detacheren. Wij achten u dan ook niet aantoonbaar geschikt voor de functie waartoe u wordt opgeleid.
* Daarbij komt nog dat u niet door de screening van de KLM, het bedrijf waar u gedetacheerd zou worden, bent gekomen en dat nog meerdere herexamens moet doen. Om deze reden kunnen wij u dan ook geen diploma uitreiken.’
De vordering
Fokker vordert (samengevat) veroordeling van [A.] en [B.] tot betaling van € 20.000,-- te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 11 augustus 2008, de incassokosten ten bedrage van € 952,-- en de proceskosten. Fokker legt aan haar vordering artikel 11 juncto artikel 13 van de Overeenkomst ten grondslag, zoals uiteengezet in haar bevestigingsbrief van 11 augustus 2008 (vgl. hierboven sub 4).
Het verweer
Als primair verweer hebben [A.] en [B.] aangevoerd dat de kantonrechter onbevoegd is van de vordering kennis te nemen, omdat het geen aardvordering betreft en de waarde van de vordering € 20.000 bedraagt, zodat verwijzing naar de rechtbank dient plaats te hebben.
Subsidiair voeren [A.] en [B.] aan dat [B.] niet kan worden aangesproken. [B.] heeft de overeenkomst weliswaar mede ondertekend, maar deze ondertekening hield slechts in dat [B.] het er mee eens was dat zijn zoon bij Fokker een opleiding zou volgen. Die ondertekening impliceert niet dat voor [B.] een financieel risico zou ontstaan in het geval de opleiding zou worden afgebroken.
[A.] en [B.] voeren verder aan dat [A.] evenmin kan worden aangesproken tot (terug)betaling van de opleidingskosten, omdat, zo vat de kantonrechter de verweren van [A.] en [B.] samen, er voor Fokker geen gronden bestonden de Overeenkomst op te zeggen. Ter onderbouwing voeren [A.] en [B.] aan dat Fokker geen bewijs overlegt van de feiten die ten grondslag liggen aan de opzegging en dat die opzeggingsgronden zich niet voordoen. [A.] en [B.] voeren verder aan dat Fokker [A.] ergens anders dan bij de KLM had kunnen detacheren, aangezien ten behoeve van [A.] een verklaring van geen bezwaar is afgegeven. Tot slot voeren [A.] en [B.] aan dat nergens uit blijkt dat de maximale vakantieperiode 3 weken bedraagt en dat [A.] bovendien toestemming had om langer met vakantie te gaan.
Meer subsidiair betwisten [A.] en [B.] de hoogte van het terug te betalen bedrag. Fokker heeft de door [A.+ B.] betaalde eigen bijdrage ter hoogte van € 9.973,09 niet inzichtelijk gemaakt en daarnaast blijkt niet uit de overeenkomst dat het aan [A.] betaalde salaris en de reiskosten mogen worden teruggevorderd.
De beoordeling van het geschil
1. Ten aanzien van de bevoegdheid geldt dat sprake is van een arbeidsovereenkomst als er arbeid wordt verricht gedurende een zekere tijd, loon wordt betaald en een gezagsverhouding bestaat. Hetgeen tussen partijen heeft te gelden wordt bepaald door wat hen bij het sluiten van de overeenkomst voor ogen heeft gestaan en de wijze waarop zij feitelijk uitvoering aan de overeenkomst hebben gegeven.
2. Anders dan [A.] en [B.] kwalificeert de kantonrechter de voorliggende vordering als een vordering betrekkelijk tot een arbeidsovereenkomst. Op grond van de Overeenkomst volgt [A.] in de eerste periode weliswaar voornamelijk onderwijs en wordt relatief weinig arbeid verricht, maar [A.] zal op grond van de Overeenkomst in een later stadium (uitsluitend) arbeid verrichten bij Fokker en/of de bedrijven waar Fokker hem zal detacheren. Voorts wordt op grond van de Overeenkomst salaris betaald conform het minimumjeugdloon als tegenprestatie voor de door [A.] verrichte (leer)arbeid. Tot slot is er sprake van een gezagsverhouding. Het in de Overeenkomst vastgelegde systeem van opleiding en detachering en de mogelijke beëindiging daarvan, bij, kort gezegd, disfunctioneren, alsmede de bepaling dat [A.] zich dient te houden aan de gedragsregels en de (veiligheids)voorschriften zoals deze bij Fokker en het bedrijf waar [A.] mogelijk gedetacheerd wordt, impliceren ontegenzeggelijk een gezagsverhouding. Om deze redenen kwalificeert de kantonrechter de vordering als een vordering betrekkelijk tot een arbeidsovereenkomst en is zij mitsdien bevoegd.
3. Het verweer van [A.] en [B.] dat [B.] niet kan worden aangesproken voor de eventuele financiële verplichtingen van zijn zoon slaagt. Daartoe is het volgende redengevend. In zijn algemeenheid verzet het systeem van de wet zich niet (zonder meer) tegen bedingen die de werknemer verplichten (alle) studiekosten terug te betalen. Aan dergelijke bedingen zijn wel voorwaarden verbonden, waaronder de voorwaarde dat het beding duidelijk moet zijn. De vereiste duidelijkheid brengt met zich dat de tekst van het beding strikt geïnterpreteerd moet worden. Alhoewel Fokker door ondertekening van de overeenkomst door [B.], zoals zij ter comparitie van partijen heeft toegelicht, de bedoeling heeft gehad ook financiële verantwoordelijkheid voor [B.] te doen ontstaan, heeft Fokker dit niet expliciet in het beding vastgelegd. In het beding staat immers (vgl. hierboven onder 2) dat Werknemer gehouden is tot terugbetaling, en met Werknemer wordt bedoeld [A.]. Als Fokker had willen bewerkstelligen ook voor [B.] financiële verantwoordelijkheid te scheppen dan had zij diens naam of hoedanigheid en de voor hem geldende verplichtingen expliciet in het beding dienen op te nemen.
4. Vervolgens ligt de vraag voor of Fokker voldoende redenen had de Overeenkomst te beëindigen. Fokker heeft aan die beëindiging de redenen ten grondslag gelegd zoals vastgelegd in de hierboven weergegeven brief van 11 augustus 2008.
Met betrekking tot de door Fokker aangevoerde reden dat zij [A.] in feite niet kon detacheren omdat hij niet door de screening van de KLM was gekomen, heeft Fokker ten tijde van de comparitie erkend dat de KLM 80% van de markt bestrijkt en dat [A.] theoretisch wel elders geplaatst kon worden, maar dat elders op dat moment geen mogelijkheden waren. Ten aanzien van de door Fokker aangevoerde reden dat zij, gelet op het disfunctioneren van [A.], huiverig was hem te detacheren, stelt de kantonrechter vast dat niet is vast komen te staan dat Fokker het disfunctioneren met [A.] en zijn ouders heeft besproken. [A.] en [B.] betwisten dat deze gesprekken hebben plaatsgevonden en door Fokker zijn geen stukken overgelegd waaruit het disfunctioneren (en het bespreken daarvan) blijkt. De door Fokker hiervoor genoemde redenen kunnen, gelet op de gebrekkige onderbouwing, en de betwisting door [A.], naar het oordeel van de kantonrechter mitsdien niet ten grondslag worden gelegd aan het opzeggen van de Overeenkomst. Daarbij geldt dat de omstandigheid dat elders geen detacheringsplaats voor [A.] voorhanden was in de risicosfeer van Fokker ligt.
5. Ten aanzien van de houding van [A.] heeft [A.] ten tijde van de comparitie van partijen erkend dat hij meerdere malen te laat is gekomen, omdat hij naast de Overeenkomst met Fokker ook werkzaam was in de horeca. Ten aanzien van de door Fokker aangevoerde reden dat [A.] in strijd met de bij Fokker geldende regels 5 weken met vakantie is geweest, geldt dat de kantonrechter niet is gebleken dat voor [A.] de regel gold dat hij niet langer dan 3 weken met vakantie mocht. Daartegenover staat wel vast dat [A.] 5 weken niet aanwezig is geweest vanwege vakantie, terwijl uit het door Fokker overgelegde vakantieoverzicht blijkt dat [A.] 3 weken afwezig zou zijn. Dat [A.] voor de (lange duur van die) vakantie toestemming had van een zekere [X], zoals [A.] ten tijde van de comparitie heeft aangevoerd, is niet gebleken en ook onaannemelijk. De kantonrechter houdt het er dan ook voor dat [A.] 5 weken afwezig is geweest, terwijl Fokker er van uit mocht gaan dat hij 3 weken weg zou blijven. Dit, in samenhang met het feit dat [A.] erkent dat hij een aantal keer te laat is gekomen, getuigt niet van goed werknemerschap.
6. Echter, gelet op de ernstige gevolgen die de opzegging van de Overeenkomst voor [A.] had en die ook bij Fokker bekend waren, en, in aanmerking genomen het feit dat niet vast staat dat detachering niet ook elders dan bij de KLM plaats had kunnen vinden, zodat Fokker haar investeringen niet teniet had hoeven zien gaan, had het op de weg van Fokker gelegen eerst met [A.] in gesprek te gaan en hem schriftelijk te waarschuwen, alvorens tot opzegging van de Overeenkomst over te gaan. Nu Fokker dit heeft nagelaten, kan zij [A.] niet onverkort houden aan de terugbetalingsregeling zoals die in de Overeenkomst is vastgelegd.
7. De kantonrechter zal [A.] veroordelen tot betaling van een bedrag gelijk aan de opleidingskosten van één maand, € 2.250,--. [A.] heeft zich immers gedurende een periode van één maand niet als goed werknemer gedragen, en de kantonrechter heeft voorts uit de door Fokker genomen akte na comparitie van partijen, waarin Fokker een opstelling heeft gemaakt van de kosten die gemoeid waren met de opleiding van [A.], afgeleid dat de terug te betalen studiekosten niet in een onredelijke verhouding staan tot de werkelijk gemaakte studiekosten per maand. De in de door Fokker gemaakte opstelling opgenomen posten ‘salariskosten’, ‘reiskosten’ en ‘overige kosten’ heeft de kantonrechter in de hiervoor genoemde beoordeling buiten beschouwing gelaten, aangezien deze kosten in te ver verwijderd verband staan met de opleiding en de terugbetalingsverplichting van deze kosten evenmin expliciet in het beding zijn opgenomen.
8. De proceskosten worden gecompenseerd in de zin dat iedere partij de eigen kosten draagt, nu beide partijen gedeeltelijk in het ongelijk zijn gesteld.
De beslissing
De kantonrechter:
- veroordeelt [A.] tot betaling aan Fokker van € 2.250,-- te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 11 augustus 2008 tot aan de dag van de algehele voldoening;
- compenseert de proceskosten in de zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
- verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. W. Aardenburg en uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum.