ECLI:NL:RBHAA:2010:BL1668

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
2 februari 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
15/700330-09 en 15/700634-08 (tul)
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ernstige bedreigingen en schietincident tegen politieambtenaren

Op 2 mei 2009 heeft de verdachte in Lisserbroek, gemeente Haarlemmermeer, ernstige bedreigingen geuit en geschoten met een luchtbuks op vier politieambtenaren die ter plaatse waren voor een melding van huiselijk geweld. De verdachte heeft niet alleen met het wapen geschoten, maar ook dreigende woorden geuit, waaronder dat de politieambtenaren er niet levend vandaan zouden komen en dat hij zijn 9mm wapen zou halen. De rechtbank Haarlem heeft de verdachte op 2 februari 2010 veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. De verdediging voerde aan dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk moest worden verklaard, maar dit verweer werd door de rechtbank verworpen. De rechtbank oordeelde dat de politie niet kon weten dat de verdachte slechts een luchtbuks had en dat de dreiging serieus was. De rechtbank heeft de verklaringen van de politieambtenaren als betrouwbaar aangemerkt en heeft vastgesteld dat de verdachte de politieambtenaren daadwerkelijk heeft bedreigd. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie tot vrijspraak van de eerste twee cumulatief/alternatief tenlastegelegde feiten afgewezen en heeft de verdachte veroordeeld voor de bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd. Daarnaast zijn er schadevergoedingsmaatregelen opgelegd aan de benadeelde partijen, die elk een bedrag van € 550,- toegewezen kregen. De rechtbank heeft ook de verbeurdverklaring van de luchtbuks gelast, die door de verdachte is gebruikt tijdens het incident.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector Strafrecht
Locatie Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/700330-09 en 15/700634-08 (tul)
Uitspraakdatum: 2 februari 2010
Tegenspraak
Strafvonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 19 januari 2010 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [adres].
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 02 mei 2009 te Lisserbroek, in elk geval in de gemeente Haarlemmermeer ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk
- [slachtoffer 1], hoofdagent van politie en/of
- [slachtoffer 2], hoofdagent van politie en/of
- [slachtoffer 3], hoofdagent van politie en/of
- [slachtoffer 4], brigadier van politie
in elk geval een of meer politieambtenaren,
van het leven te beroven, met dat opzet met een (luchtdruk)geweer, althans met een daarop gelijkend voorwerp gericht op, althans in de richting van, eerder genoemde perso(o)n(en) heeft geschoten,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
en/of
hij op of omstreeks 02 mei 2009 te Lisserbroek, gemeente Haarlemmermeer, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan
- [slachtoffer 1], hoofdagent van politie en/of
- [slachtoffer 2], hoofdagent van politie en/of
- [slachtoffer 3], hoofdagent van politie en/of
- [slachtoffer 4], brigadier van politie
in elk geval een of meer politieambtenaren,
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met een (luchtdruk)geweer, althans met een daarop gelijkend voorwerp gericht op, althans in de richting van, eerder genoemde perso(o)n(en) heeft geschoten,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
en/of
hij op of omstreeks 02 mei 2009 te Lisserbroek, gemeente Haarlemmermeer,
- [slachtoffer 1], hoofdagent van politie en/of
- [slachtoffer 2], hoofdagent van politie en/of
- [slachtoffer 3], hoofdagent van politie en/of
- [slachtoffer 4], brigadier van politie
in elk geval een of meer politieambtenaren,
heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend met een (luchtdruk)geweer, althans met een daarop gelijkend voorwerp gericht op,
althans in de richting van, eerder genoemde perso(o)n(en) geschoten en/of (daarbij) voormelde perso(o)n(en) dreigend de woorden toegevoegd: "jullie komen hier niet levend vandaan en/of ik ga mijn 9 mm wapen pakken", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is en dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak.
Ontvankelijkheid openbaar ministerie
De raadsman heeft ter terechtzitting betoogd dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vervolging. Volgens de raadsman is door het arrestatieteam in strijd met de geweldsinstructie gehandeld door te schieten terwijl er geen sprake was van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding van eigen of eens anders lijf. Er is aldus sprake geweest van een bovenmatige geweldstoepassing bij de aanhouding, hetgeen een onherstelbaar vormverzuim, zoals bedoeld in artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering, oplevert. Het strafvorderlijke gevolg daarvan is dat de officier van justitie niet ontvankelijk is in de vervolging, aldus de raadsman.
De rechtbank verwerpt dit verweer.
Verdachte miskent dat voor de politie allerminst duidelijk was dat hij ‘slechts’ een luchtbuks in zijn bezit had, alle bij de aanvankelijke schietpartij betrokken politiemensen hebben verklaard dat verdachte ook dreigde te schieten met een “9 mm wapen”.
Voorts is de lezing van verdachte omtrent de feitelijke gang van zaken wisselend en deels in strijd met de waarheid. Verdachte heeft verklaard dat hij tijdens het weglopen van achteren in zijn schouder zou zijn geschoten. Gezien de medische verklaring waarin een schotwond met een inslag aan de voorkant van het lichaam is geconstateerd, is dit feitelijk niet mogelijk.
De rechtbank gaat voor wat betreft de feitelijke gang van zaken uit van de verklaring bij de rechter-commissaris van het lid van het arrestatieteam met nummer [nummer]. Hij is degene geweest die op verdachte heeft geschoten. Uit deze verklaring volgt dat verdachte in een slecht verlichte kamer met een wapen gericht op het hoofd van dit lid van het arrestatieteam, niet heeft voldaan aan de vordering dit wapen neer te leggen. Zelfs niet toen hij na het eerste schot van het lid van het arrestatieteam in zijn hand was geraakt. Pas toen verdachte hierna in zijn schouder is geschoten, heeft hij het wapen laten vallen.
Onder deze geschetste omstandigheden valt niet in te zien dat op enige wijze aannemelijk is geworden dat van bovenmatige geweldstoepassing sprake is geweest.
De rechtbank heeft voorts vastgesteld dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gerekwireerd tot:
- vrijspraak van het eerste cumulatief/alternatief en het tweede cumulatief/alternatief tenlastegelegde feit;
- bewezenverklaring van het derde cumulatief/alternatief tenlastegelegde feit, zijnde bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht; meermalen gepleegd,
- oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van tweeëndertig (32) maanden met aftrek van de tijd die verdachte reeds in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht;
- tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter te Haarlem van 19 april 2009 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van twee (2) weken, nu verdachte zich voor het einde van de aan bovengenoemde voorwaardelijke straf verbonden proeftijd heeft schuldig gemaakt aan het plegen van strafbare feiten;
- toewijzing van de vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer 4], [slachtoffer 3], [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1], ieder tot een bedrag van 1.590,- euro, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel;
- verbeurdverklaring van de onder verdachte in beslag genomen luchtbuks.
4. Bewijs
4.1. Partiële vrijspraak
De rechtbank is, evenals de officier van justitie en de raadsman, van oordeel dat niet is bewezen hetgeen verdachte als eerste cumulatief/alternatief feit (poging doodslag) en als tweede cumulatief/alternatief feit (poging zware mishandeling) is tenlastegelegd.
De rechtbank acht hierbij van belang dat niet is vast komen te staan vanaf welke positie verdachte de vier verbalisanten heeft beschoten. Op basis van de verklaringen van de verbalisanten heeft de rechtbank geconstateerd dat de afstand tussen het wapen en de verbalisanten in ieder geval groter is geweest dan anderhalve meter, hetgeen de afstand is waarop de impact van een schot van de betreffende luchtbuks is getest. Daarbij komt dat kogels zijn geremd door ruiten waardoorheen is geschoten. Tot slot is vast komen te staan dat de verbalisanten ten tijde van het voorval gekleed waren in veiligheidsvesten, die blijkens het deskundigenrapport van 21 september 2009 van het NFI bescherming bieden tegen kogels afgevuurd uit de luchtbuks van verdachte.
Onder deze omstandigheden acht de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen dat door de gedragingen van verdachte de aanmerkelijke kans is ontstaan dat voornoemde politieambtenaren gedood dan wel zwaar verwond zouden worden. Verdachte zal dan ook van het eerste en tweede cumulatief/alternatief tenlastegelegde worden vrijgesproken.
4.2. Redengevende feiten en omstandigheden *1
Op 2 mei 2009 zijn de verbalisanten [slachtoffer 4], [slachtoffer 3], [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] naar aanleiding van een melding van huiselijk geweld naar een woning aan de [adres] gegaan. *2 Op dat moment was verdachte alleen in de woning aanwezig. *3
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij in zijn woning 7 á 8 keer heeft geschoten met zijn luchtbuks. Hierbij heeft hij naar eigen zeggen gericht op de kunstuilen die voor het raam stonden. Voorts heeft hij aangegeven dat hij op geen enkel moment (tot aan zijn aanhouding door het arrestatieteam) politie heeft gezien.
De vier genoemde verbalisanten hebben evenwel verklaard dat verdachte gericht op hen heeft geschoten met zijn luchtbuks en dat hij daarbij dreigende woorden heeft gebruikt.
Verbalisant [slachtoffer 2] heeft gerelateerd dat zij voorop liep langs de ramen van de woning van verdachte. Vervolgens zag zij een lange loop van vermoedelijk een wapen op zich gericht. Hierop heeft zij hard “wapen” geroepen. *4 Op dat moment zag ook verbalisant [slachtoffer 4] een man staan welke een geweer op zijn schouder had staan en deze gericht had in de richting van de verbalisanten [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1]. Verbalisant [slachtoffer 4] heeft vervolgens een knal en glasgerinkel gehoord, gevolgd door meerdere schoten. *5
Verbalisanten [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] zijn naar een schuurtje naast de woning gerend om daar dekking te vinden. Zij hoorden dat er geschoten werd vanuit de woning in de richting van de schuur. *6 Verbalisanten [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] zaten op dat moment gehurkt schuin onder het raam en hoorden ook verschillende schoten. *7 Verbalisant [slachtoffer 3] zag voorts de loop van een geweer uit de schuifpui steken gericht op de schuur waar verbalisanten [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] stonden. *8
Vervolgens hoorden verbalisanten [slachtoffer 2], [slachtoffer 3] en [slachtoffer 1] dat verdachte riep: “jullie komen hier niet levend vandaan”. Alle vier de verbalisanten hebben verdachte vervolgens horen roepen: “ik ga mijn 9 mm wapen pakken”.*9 Verbalisanten [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] zijn uiteindelijk vanuit de schuur, voorlangs de schuifpui, de hoek om richting hun auto gerend, waarbij verbalisant [slachtoffer 1] heeft gehoord dat er ook toen op hen werd geschoten.
De rechtbank gaat uit van de hiervoor genoemde op ambtseed dan wel ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal alsmede de door de verbalisanten afgelegde verklaringen. Weliswaar is het door de raadsman gestelde dat de schoten uit de gebruikte luchtbuks elkaar niet heel snel hebben kunnen opvolgen en dat er geen hulzen kunnen zijn gevallen juist. Echter, dit is voor de rechtbank geen reden om aan de juistheid van de verdere inhoud van deze stukken twijfelen.
Het is immers voorstelbaar dat wanneer geconfronteerd met dergelijk onverwacht geweld, de beleving van de gebeurtenissen intenser kan zijn. Dit maakt echter niet dat daarmee gezegd is dat er niet daadwerkelijk geschoten en ook woordelijk gedreigd is. Het feit dat de schoten in de beleving sneller op elkaar volgden dan feitelijk mogelijk doet daar niet aan af.
4.3. Bewezenverklaring
Gezien het bovenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, in dier voege dat:
hij op 2 mei 2009 te Lisserbroek, gemeente Haarlemmermeer,
- [slachtoffer 1], hoofdagent van politie en
- [slachtoffer 2], hoofdagent van politie en
- [slachtoffer 3], hoofdagent van politie en
- [slachtoffer 4], brigadier van politie
heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht immers heeft verdachte opzettelijk dreigend met een luchtdrukgeweer gericht op en/of in de richting van, eerder genoemde personen geschoten en voormelde personen dreigend de woorden toegevoegd: "jullie komen hier niet levend vandaan” en/of “ik ga mijn 9 mm wapen pakken".
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
5. Strafbaarheid van het feit
Het bewezenverklaarde levert op:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd.
6. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.
7. Motivering van de sanctie
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting en uit de bespreking aldaar van het vanwege de Reclassering Nederland uitgebrachte rapport van 14 augustus 2009 is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich op 2 mei 2009 schuldig gemaakt aan ernstige bedreigingen gericht tegen een viertal personen. Des te kwalijker is het dat het vier politieambtenaren betrof, die zich in het kader van hulpverlening naar de woning van verdachte hadden begeven. Verdachte heeft met een luchtbuks op deze politieambtenaren geschoten en hij heeft voorts geroepen dat ze er niet levend vandaan zouden komen en dat hij zijn 9mm wapen zou halen. Naast het feit dat deze daad het gezag van de politie in zijn geheel ondermijnt en gevoelens van onveiligheid in de samenleving veroorzaakt, heeft het ook voor de vier slachtoffers grote gevolgen gehad.
Uit de slachtofferverklaringen van de vier politieambtenaren komt naar voren hoezeer zij door het incident geschrokken zijn en op welke mate hen dit verder heeft beïnvloed. Vooral op het mentale vlak geeft elk van hen aan nog veel met het incident bezig te zijn, hetgeen zich uit in angsten, stress en andere (negatieve) emoties. Vanzelfsprekend werkt dit door in het privéleven van elk van de slachtoffers en de manier waarop zij sindsdien hun werk uitvoeren. Verdachte heeft evenwel geen enkel inzicht getoond in de verwerpelijkheid van zijn gedragingen en de gevolgen die dit heeft gehad voor de slachtoffers. Dit neemt de rechtbank verdachte bijzonder kwalijk.
Voorts neemt de rechtbank ten nadele van verdachte in aanmerking dat verdachte nog geen twee weken na de veroordeling door de politierechter voor huiselijk geweld huidig strafbaar feit heeft gepleegd.
De rechtbank houdt bij het bepalen van de strafmaat evenwel ook rekening met het feit dat verdachte veel nadelige gevolgen ondervindt van het letsel dat hij ten tijde van zijn aanhouding heeft opgelopen.
Op grond van het vorenoverwogene is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd.
8. Overige beslissingen omtrent in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen
Verbeurdverklaring
De rechtbank is van oordeel dat de onder verdachte in beslaggenomen en niet teruggegeven luchtbuks, dient te worden verbeurd verklaard. Uit het onderzoek op de terechtzitting is gebleken dat het bewezen verklaarde feit met behulp van dat voorwerp dat aan verdachte toebehoort, is begaan of voorbereid.
9. Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel
9.1.1. Vordering benadeelde partij
De benadeelde partij [slachtoffer 4] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 1.590,- ingediend tegen verdachte wegens immateriële schade die zij als gevolg van het tenlastegelegde feit zou hebben geleden.
De rechtbank is van oordeel dat deze schade tot na te melden bedrag rechtstreeks voortvloeit uit het bewezenverklaarde feit. Gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting komt de rechtbank vergoeding van de schade tot een bedrag van € 550,- billijk voor. In zoverre zal de vordering dan ook worden toegewezen.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet in haar vordering ontvangen.
9.1.2. Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank stelt vast dat verdachte jegens de benadeelde partij [slachtoffer 4] naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het bewezenverklaarde feit is toegebracht.
Daarom zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte opleggen tot het bedrag waartoe de vordering van de benadeelde partij is toegewezen, te weten € 550,-.
9.2.1. Vordering benadeelde partij
De benadeelde partij [slachtoffer 3] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 1.590,- ingediend tegen verdachte wegens immateriële schade die zij als gevolg van het tenlastegelegde feit zou hebben geleden.
De rechtbank is van oordeel dat deze schade tot na te melden bedrag rechtstreeks voortvloeit uit het bewezenverklaarde feit. Gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting komt de rechtbank vergoeding van de schade tot een bedrag van € 550,- billijk voor. In zoverre zal de vordering dan ook worden toegewezen.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet in haar vordering ontvangen.
9.2.2. Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank stelt vast dat verdachte jegens de benadeelde partij [slachtoffer 3] naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het bewezenverklaarde feit is toegebracht.
Daarom zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte opleggen tot het bedrag waartoe de vordering van de benadeelde partij is toegewezen, te weten € 550,-.
9.3.1. Vordering benadeelde partij
De benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 1.590,- ingediend tegen verdachte wegens immateriële schade die zij als gevolg van het tenlastegelegde feit zou hebben geleden.
De rechtbank is van oordeel dat deze schade tot na te melden bedrag rechtstreeks voortvloeit uit het bewezenverklaarde feit. Gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting komt de rechtbank vergoeding van de schade tot een bedrag van € 550,- billijk voor. In zoverre zal de vordering dan ook worden toegewezen.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet in haar vordering ontvangen.
9.3.2. Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank stelt vast dat verdachte jegens de benadeelde partij [slachtoffer 2] naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het bewezenverklaarde feit is toegebracht.
Daarom zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte opleggen tot het bedrag waartoe de vordering van de benadeelde partij is toegewezen, te weten € 550,-.
9.4.1. Vordering benadeelde partij
De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 1.590,- ingediend tegen verdachte wegens immateriële schade die zij als gevolg van het tenlastegelegde feit zou hebben geleden.
De rechtbank is van oordeel dat deze schade tot na te melden bedrag rechtstreeks voortvloeit uit het bewezenverklaarde feit. Gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting komt de rechtbank vergoeding van de schade tot een bedrag van € 550,- billijk voor. In zoverre zal de vordering dan ook worden toegewezen.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet in haar vordering ontvangen.
9.4.2. Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank stelt vast dat verdachte jegens de benadeelde partij [slachtoffer 1] naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het bewezenverklaarde feit is toegebracht.
Daarom zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte opleggen tot het bedrag waartoe de vordering van de benadeelde partij is toegewezen, te weten € 550,-.
10. Vordering tenuitvoerlegging
Bij vonnis van 16 april 2009 in de zaak met parketnummer 15/700634-08 heeft de politierechter te Haarlem verdachte ter zake van mishandeling, terwijl de schuldige het misdrijf begaat tegen zijn echtgenote en mishandeling veroordeeld tot - onder meer - een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee (2) weken. Ten aanzien van die voorwaardelijke straf is de proeftijd op twee jaren bepaald onder de algemene voorwaarde dat verdachte zich voor het einde van die proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit. De officier van justitie vordert thans dat de rechtbank zal gelasten dat die voorwaardelijke straf alsnog zal worden ten uitvoer gelegd.
De rechtbank heeft bij het onderzoek ter terechtzitting bevonden dat zij bevoegd is over de vordering te oordelen en dat de officier van justitie daarin ontvankelijk is.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering kan worden toegewezen, nu uit de overige inhoud van dit vonnis blijkt dat verdachte niet heeft nageleefd de voorwaarde dat hij zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Om die reden zal de rechtbank, gelet op artikel 14g van het Wetboek van Strafrecht, de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijke gevangenisstraf gelasten.
11. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
33, 33a, 36f, 57, 285 van het Wetboek van Strafrecht.
12. Beslissing
De rechtbank:
Spreekt verdachte vrij van het eerste en het tweede cumulatief/alternatief tenlastegelegde feit.
Verklaart bewezen dat verdachte het derde cumulatief/alternatief tenlastegelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 4.3. vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezen verklaarde feit het strafbare feit bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd, oplevert.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens dit feit tot een gevangenisstraf voor de duur van twaalf (12) maanden.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de thans opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij [slachtoffer 4] geleden schade tot een bedrag van € 550,- en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag aan [slachtoffer 4], voornoemd, rekeningnummer [nummer], tegen behoorlijk bewijs van kwijting. Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 4] de verplichting op tot betaling aan de staat van een bedrag van € 550,-, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door elf (11) dagen hechtenis.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij, voornoemd, in mindering strekken op de
verplichting tot betaling aan de staat en dat betalingen aan de staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij [slachtoffer 3] geleden schade tot een bedrag van € 550,- en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag aan [slachtoffer 3], voornoemd, rekeningnummer [nummer], tegen behoorlijk bewijs van kwijting. Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 3] de verplichting op tot betaling aan de staat van een bedrag van € 550,-, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door elf (11) dagen hechtenis.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij, voornoemd, in mindering strekken op de
verplichting tot betaling aan de staat en dat betalingen aan de staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij [slachtoffer 2] geleden schade tot een bedrag van € 550,- en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag aan [slachtoffer 2], voornoemd, rekeningnummer [nummer], tegen behoorlijk bewijs van kwijting. Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2] de verplichting op tot betaling aan de staat van een bedrag van € 550,-, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door elf (11) dagen hechtenis.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij, voornoemd, in mindering strekken op de
verplichting tot betaling aan de staat en dat betalingen aan de staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij [slachtoffer 1] geleden schade tot een bedrag van € 550,- en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag aan [slachtoffer 1], voornoemd, rekeningnummer [nummer], tegen behoorlijk bewijs van kwijting. Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] de verplichting op tot betaling aan de staat van een bedrag van € 550,-, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door elf (11) dagen hechtenis.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij, voornoemd, in mindering strekken op de
verplichting tot betaling aan de staat en dat betalingen aan de staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Wijst toe de vordering tot tenuitvoerlegging van de officier van justitie en gelast de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee (2) weken, opgelegd bij vonnis van de politierechter te Haarlem d.d. 16 april 2009 in de zaak met parketnummer 15/700634-08.
Verklaart verbeurd:
2) 1.00 STK Luchtbuks kl: zwart GAMO Wishper luchtdrukgeweer met richtmiddel.
13. Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. N.E. Kwak, voorzitter,
mrs. M.Th. Goossens en J. Candido, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. A. Blijleven,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 2 februari 2010.
*1 De door de rechtbank in de voetnoten als proces-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
*2 Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [slachtoffer 3] d.d. 3 mei 2009 (dossierpagina 68).
*3 Het proces-verbaal van de terechtzitting d.d. 19 januari 2010, inhoudende - voor zover van belang - de verklaring van verdachte.
*4 Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [slachtoffer 2] d.d. 3 mei 2009 (dossierpagina’s 72 en 73).
*5 Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [slachtoffer 4] d.d. 3 mei 2009 (dossierpagina 77).
*6 Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [slachtoffer 2] d.d. 3 mei 2009 (dossierpagina 73); het proces-verbaal verhoor van getuige [slachtoffer 1] d.d. 8 december 2009 zoals afgelegd ten overstaan van de rechter-commissaris.
*7 Het proces-verbaal verhoor van getuige [slachtoffer 3] d.d. 31 juli 2009 (dossierpagina 110); het proces-verbaal verhoor van getuige [slachtoffer 4] d.d. 31 juli 2009 (dossierpagina 91).
*8 Het proces-verbaal verhoor van getuige [slachtoffer 3] d.d. 31 juli 2009 (dossierpagina 110).
*9 Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [slachtoffer 2] d.d. 3 mei 2009 (dossierpagina 74); het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [slachtoffer 3] d.d. 3 mei 2009 (dossierpagina 69); het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [slachtoffer 1] d.d. 3 mei 2009 (dossierpagina 83); het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [slachtoffer 4] d.d. 3 mei 2009 (dossierpagina 78).