a. PJS is een advocatenkantoor. Mr. [YYY] (hierna: [YYY]) is als advocaat verbonden aan PJS.
b. Op 28 juli 2009 heeft op het kantoor van PJS een bespreking plaatsgevonden tussen [YYY] en [gedaagde] over een geschil tussen [gedaagde] en Robeco Direct N.V. (hierna: Robeco). Bij deze bespreking heeft [gedaagde] stukken aan [YYY] ter hand gesteld.
c. [YYY] heeft [gedaagde] op 30 juli 2009 een brief gezonden met onder meer de volgende inhoud:
“In aansluiting op onze bespreking van 29 juli 2009 bevestig ik dat ik u graag in bovengenoemde zaak bijsta.
Voor de goede orde leg ik vast dat mijn huidig uurtarief € 190 bedraagt, te vermeerderen met 5% kantoorkosten en BTW. (…)
Afhankelijk van de omvang van de verrichte werkzaamheden zal ik u per maand of per kwartaal een declaratie sturen.(…)
Tenslotte wijs ik er nog op dat dienstverlening plaatsvindt uit hoofde van een overeenkomst van opdracht met [PJS] Advocaten N.V. Daarop zijn van toepassing de algemene voorwaarden die zijn vermeld op de achterkant van deze brief. (…)”
d. [YYY] heeft [gedaagde] bij brief van 4 augustus 2009 een conceptbrief aan Robeco Direct N.V. gezonden en [gedaagde] nog het volgende meegedeeld: “Bijgaand zend ik je, in aansluiting op onze telefoongesprekken van gisteren een concept brief zoals deze volgens mij door jou kan worden verstuurd aan Robeco Direct. Kun je mij laten weten of je het met de inhoud daarvan eens bent? (…)”
e. In een mail van 6 augustus 2009 heeft [gedaagde] [YYY] onder meer het volgende meegedeeld:
“De brief is conceptueel goed. Echter krijg ik vandaag een aangetekende brief dat ik binnen 10 dagen moet reageren, anders wordt de algehele lening opgevraagd, BKR registratie gemeld en onderhandse verkoop van het registergoed.
(…)
Kun je de tekst in WORD sturen, please.”
[YYY] heeft bij e-mail van 7 augustus 2009 aan [gedaagde] een WORD-document met de naam “Robeco Direct brief” gezonden.
f. [gedaagde] heeft [YYY] vervolgens op 10 augustus 2009 een e-mail gezonden met daarin onder meer het volgende:
“Vrijdag jl. heb ik een copy van de brief van Robeco per post naar je verstuurd. Ik hou je op de hoogte van de onderhandeling met Robeco. Mondeling indicatie voorstel gedaan van kwijtschelding alle rente achterstand en boete rente en 7.500 euro compensatie kosten. Robeco komt een dezer dagen hierop terug. Graag rekening houden met mijn vakantie van 15 aug tot 6 september ivm vervolg traject”
g. [YYY] heeft [gedaagde] in een brief van 28 augustus 2009 het volgende geschreven:
“Op 13 augustus jl. hadden wij voor het laatst telefonisch contact (…) Kun je mij even laten weten wat de laatste stand van zaken is?”
h. PJS heeft [gedaagde] op 14 september 2009 een declaratie gezonden voor € 2.374,05 met bijbehorende urenspecificatie in verband met de door [YYY] in de periode van 28 juli 2009 tot en met 28 augustus 2009 verrichte werkzaamheden.
i. [gedaagde] heeft [YYY] op 18 september 2009 een e-mail gezonden en met daarin de volgende passages:
“(…) deze factuur is buitensporig hoog.
Ik heb een eerste uur oriënterend met je gesproken en daarna heb je wat advies gegeven (…) Wilt u zo vriendelijk zijn en een aangepaste factuur sturen (…).
Op 24 september 2009 heeft [YYY] naar aanleiding van deze e-mail telefonisch contact met [gedaagde] opgenomen en heeft hij [gedaagde] in zijn brief van 9 oktober 2009 onder meer meegedeeld:
“(…) Kort en goed: ik ben van oordeel dat mijn declaratie van 14 september jl. betaald moet worden. Coulancehalve ben ik nog eenmaal bereid mijn voornoemde declaratie met twee uur te matigen. Er resteert dan (…) € 1.899,24. Mocht dit bedrag niet uiterlijk op woensdag 14 oktober 2009 op de rekening van mijn kantoor zijn bijgeschreven dan komt dit voorstel te vervallen. Ik zal mijn declaratie dan extern (aan de Raad van Toezicht van de Orde van Advocaten) ter begroting laten voorleggen.”
j. [gedaagde] heeft geen betalingen aan PJS gedaan.
De vordering