De feiten
1. ABR exploiteert een onderneming die zich bezighoudt met arbitrage- en derivatenhandel.
2. [verweerder], 37 jaar oud, is sinds 1 december 2008 bij ABR in dienst, laatstelijk in de functie van Senior Derivatives Specialist tegen een salaris van € 69.300,00 bruto per jaar inclusief vakantiegeld en exclusief overige emolumenten. [verweerder] hield zich bij ABR derhalve bezig met de derivatenhandel en niet met de arbitragehandel.
3. Bij brief van 17 april 2009 heeft ABR aan [verweerder] geschreven:
“(…) Langs deze weg willen wij graag onze waardering uiten voor je inzet en betrokkenheid bij onze nog jonge handelsonderneming. Om deze waardering nader invulling te geven willen we met ingang van 1 april 2009 een verhoging van je bruto jaarsalaris aanbieden van 5 procent (…) Daarnaast willen we in formele zin de arbeidsovereenkomst welke is ingegaan op 1 december 2008 voor de periode van 1 jaar omzetten naar een overeenkomst voor onbepaalde tijd. (…) we rekenen op een vruchtbare en langdurige samenwerking! (…)”
4. Op 29 april 2009 hebben [verweerder[XXX] (directeur van ABR, hierna [XXX]) en [YYY] (mede-directeur van ABR, hierna [YYY]) een bonusovereenkomst ondertekend. Daarin is het volgende opgenomen:
“(…) Voor de duur van hun gezamenlijke werkzaamheden bij ABR Financial B.V. zal het volledige bedrag dat ter beschikking staat voor de bonus pool aan hen in gelijke delen ter beschikking komen. (…)”
5. Vanaf augustus 2009 is [verweerder] namens ABR op de Franse beurs in derivaten gaan handelen. Op 1 oktober 2009 heeft ABR een assistent voor de afdeling Derivaten in dienst genomen, die [verweerder] sindsdien assisteerde bij de derivaten handel.
6. ABR heeft een evaluatieformulier d.d. 12 oktober 2009 ingevuld over [verweerder]. ABR heeft onder het kopje ‘Professional attitude’ vier keer een score ‘Under Expectation’ en een keer een score ‘Average’ ingevuld. Onder het kopje ‘Capabilities’ heeft ABR zes keer een score ‘Under Expectation’ en een keer een score ‘Average’ gegeven.
7. Bij e-mailbericht van 13 oktober 2009 heeft [XXX] aan [verweerder] geschreven, voorzover hier van belang: “ [verweerder], van [AAA] begrijp ik dat het hard aankomt (..) De echte belangrijke zaken zijn naar mijn mening zonder meer Team, Discipline, Strategie, Structuur. Klinkt misschien gek, maar de rest is voor een professional bijzaak, want opties handelen kunnen we inmiddels wel.(..)”
8. Bij e-mailbericht van 15 oktober 2009 heeft [XXX] aan [YYY] met cc aan [verweerder], geschreven, voorzover hier van belang: “[AAA], [verweerder] en ik hebben het volgende afgesproken: – Het beoordelingsdocument zoals dat eerder deze week is besproken, bestaat niet meer;
- Een nieuwe beoordeling wordt gepland voor Januari, waarbij geen ‘oude’ data wordt gebruikt;
- Ik moet [verweerder] de ruimte geven zich te ontwikkelen tot een volwaardig derivaten verantwoordelijke. Hij heeft een aardig beeld van de verwachtingen en mocht het nodig zijn daarover te communiceren doen we dat direct;
- Bij terugkomst uit Stockholm (29 oktober) ben ik Handelaar van een aantal fondsen die mij door [verweerder] worden toegewezen, o.l.v. [verweerder]per (…)”
9. [verweerder] heeft diezelfde dag per e-mail aan [YYY] en [XXX] geschreven: “Heren, Ook ik ben blij dat we dit zo hebben opgelost.”
10. Op 24 december 2009 heeft ABR [verweerder] verzocht uiterlijk 31 december 2009 ‘naar eigen inzicht’ een evaluatieformulier in te vullen teneinde dit tijdens een evaluatiegesprek op 4 januari 2009 te bespreken. [verweerder] heeft op 31 december 2009 een door hem ingevuld formulier aan ABR gemaild.
11. ABR heeft toen eveneens een evaluatieformulier ingevuld, hetgeen aan [verweerder] is voorgelegd tijdens een bespreking op 4 januari 2010. Uit dat formulier blijkt dat ABR [verweerder] zeven keer de score ‘Poor’ en vijf keer de score ‘Under Expectation’ heeft gegeven. ABR heeft [verweerder] tijdens de betreffende bespreking op 4 januari 2010 met onmiddellijke ingang vrijgesteld van het verrichten van werkzaamheden en hem per direct de toegang tot het pand van ABR ontzegd.
12. Bij e-mailbericht van 4 januari 2010 heeft [verweerder] aan ABR gemaild:
“(…) Zoals jullie vanmorgen hebben aangegeven ben ik op non-actief gesteld. Ik verzoek jullie dit schriftelijk te bevestigen. De reden hiervoor is mij nog steeds volstrekt onduidelijk, met name omdat we vandaag een evaluatiegesprek zouden hebben. In verband daarmee heb ik zoals gevraagd vorige week een evaluatie formulier ingeleverd. Bespreken hiervan is echter uitgebleven. (…)”
13. Bij brief van 6 januari 2010 heeft ABR aan [verweerder] voorgesteld de arbeidsovereenkomst per 1 maart 2010 te laten ontbinden. Daarbij heeft ABR geschreven:
“(…) In oktober 2009 vonden wij het tijd om uit te spreken en vast te leggen dat je ruim onder het verwachtingspatroon presteerde. (…) Het document waarin dat is vastgelegd zou van tafel zijn mits jij ook daadwerkelijk een krachtige verbetering aantoonbaar zou realiseren in werkhouding en prestatie. Vanzelfsprekend was jij niet gelukkig met de inhoud van het evaluatieformulier en heb jij destijds toegezegd directe verbeteringen aan te brengen. Gedurende de periode die volgde, hebben wij geen verbetering kunnen waarnemen, integendeel. Uit het tweede evaluatieformulier blijkt dat helder en daarin wordt op enkele cruciale punten een korte toelichting gegeven hetgeen ons inziens tot geen andere conclusie kan leiden dan dat wij nu tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst over moeten gaan. (…)”