ECLI:NL:RBHAA:2010:BL9865

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
6 januari 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
163155 - JU RK 09-1269
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de uithuisplaatsing van een minderjarige in het kader van jeugdbescherming

In deze zaak heeft de kinderrechter op 6 januari 2010 uitspraak gedaan over de verlenging van de uithuisplaatsing van een minderjarige, geboren in 2008, die momenteel in een pleeggezin verblijft. De Stichting Bureau Jeugdzorg Noord-Holland, vertegenwoordigd door de William Schrikker Stichting, heeft verzocht om de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen tot 10 mei 2010. Tijdens de eerdere zitting op 5 januari 2010 is besproken dat er een netwerkonderzoek zou plaatsvinden naar de mogelijkheid om de minderjarige bij een tante te plaatsen. Dit onderzoek is echter niet uitgevoerd, wat aanleiding gaf tot de huidige procedure.

De moeder van de minderjarige, bijgestaan door haar advocaat mr. N. Bakker, heeft zich verzet tegen de verlenging van de uithuisplaatsing. Zij is van mening dat er met spoed moet worden toegewerkt aan een thuisplaatsing of netwerkplaatsing binnen de familie. De kinderrechter heeft in zijn beschikking van 9 november 2009 al aangegeven dat het in het belang van de minderjarige is om te onderzoeken of plaatsing bij de tante mogelijk is. De Stichting heeft echter aangegeven dat er een wachtlijst is voor netwerkonderzoek en dat de moeder niet openstaat voor hulp, wat de situatie compliceert.

De kinderrechter heeft geconcludeerd dat, ondanks de bezwaren van de moeder, het in het belang van de minderjarige is om de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen. De rechtbank heeft benadrukt dat de moeder moet laten zien dat zij het belang van de minderjarige vooropstelt en dat zij openstaat voor de noodzakelijke hulpverlening. De kinderrechter heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders verzochte afgewezen. De beslissing is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector civiel
familie- en jeugdrecht
verlenging machtiging uithuisplaatsing in het kader van een ondertoezichtstelling
zaak-/rekestnr.: 163155 / JU RK 09-1269
beschikking van de kinderrechter van 6 januari 2010
naar aanleiding van een verzoek van
de Stichting Bureau Jeugdzorg Noord-Holland, afdeling Jeugdbescherming, Locatie Haarlem, namens deze de William Schrikker Stichting, Jeugdbescherming en Jeugdreclassering,
gevestigd te Amsterdam-Zuidoost,
hierna te noemen: de Stichting,
strekkende tot verlenging van de uithuisplaatsing van de minderjarige:
- [naam minderjarige],
geboren op [datum] 2008 in de gemeente [plaats],
verblijvende in een pleeggezin,
kind van
[naam moeder], wonende in [plaats],
hierna te noemen: de moeder,
en
een onbekende vader.
Het gezag over de minderjarige wordt uitgeoefend door de moeder.
1 Procedure
1.1 Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de beschikking van de kinderrechter van 9 november 2009;
- de brief van de gezinsvoogd van 22 december 2009.
1.2 De kinderrechter heeft het verzochte behandeld op de zitting met gesloten deuren van 5 januari 2010.
Hierbij zijn verschenen en gehoord:
- de moeder, bijgestaan door mr. N. Bakker, kantoorhoudende te Velsen-Zuid;
- de Stichting, vertegenwoordigd door mevrouw [naam], de gezinsvoogd sinds eind november 2009;
- de heer [naam], partner van de moeder,
- de heer [naam], grootvader van de moeder;
- mevrouw [naam], tante van de moeder.
Mr. Bakker heeft haar standpunt uiteengezet aan de hand van een door haar overgelegde pleitnotitie.
2 Feiten en omstandigheden
2.1 Bij beschikking van de kinderrechter van 24 augustus 2009 is deze minderjarige onder toezicht gesteld, welke ondertoezichtstelling thans nog voortduurt tot 24 augustus 2010.
2.2 Bij beschikking van de kinderrechter van 24 augustus 2009 is machtiging verleend de minderjarige uit huis te plaatsen, welke machtiging is verlengd en thans eindigt op 10 januari 2010.
3 Verzoek
Aan de orde is het aangehouden verzoek van de Stichting om de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige te verlengen tot 10 mei 2010.
De Stichting persisteert bij haar verzoek om verlenging van de uithuisplaatsing. Moeder is volgens de Stichting nog altijd niet in staat de belangen van de minderjarige voorop te stellen. Zij lijkt niet aan te kunnen sluiten bij het ontwikkelingsniveau van [naam minderjarige] en het is zeer de vraag of een op deze situatie afgestemde intensieve ondersteuning haalbaar is. Een moeder-kind voorziening zou wellicht de nodige begeleiding kunnen bieden, maar moeder heeft aangegeven daar niet voor open te staan in verband met de consequenties voor haar relatie met haar partner [naam]. Verder is in het pleeggezin gebleken dat [naam minderjarige] op sociaal-emotioneel gebied een grote achterstand heeft.
Ter zitting heeft de gezinsvoogd nog aangegeven dat het kind zich nu ontwikkelt en dat de aandacht daarop gericht moet zijn in plaats van op juridische procedures.
Er is tijdens de bezoeken van moeder aan [naam minderjarige] niets veranderd in de interactie tussen ouder en kind, wat zorgelijk is.
4 Beoordeling
4.1 In zijn beschikking van 9 november 2009 heeft de kinderrechter naar aanleiding van overleg ter zitting met de toenmalige gezinsvoogd (mevrouw [naam]) in 4.7 en 4.8 als volgt overwogen:
“De kinderrechter acht het in het belang van de minderjarige dat op korte termijn wordt onderzocht of er mogelijkheden zijn de minderjarige in een netwerkpleeggezin bij tante te plaatsen. Indien tante aan de vereisten van de netwerkplaatsing voldoet, acht de kinderrechter het in het belang van [naam minderjarige] dat zij reeds voor het einde van de hierna te bepalen termijn in het gezin van tante wordt geplaatst. Daarnaast wordt de Stichting verzocht de hulpverlening en begeleiding aan moeder zo spoedig mogelijk tot stand te brengen.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen ziet de rechtbank aanleiding de machtiging uithuisplaatsing te verlengen voor de duur van twee maanden en zal het verzoek voor het overige worden aangehouden. De Stichting wordt verzocht de kinderrechter uiterlijk één week voor de hierna te bepalen zitting schriftelijk te informeren.”
4.2 Uit het ambtshalve geraadpleegde proces verbaal van de zitting van 9 november 2009 blijkt dat mevrouw [naam 3] namens de Stichting heeft aangegeven dat het netwerkonderzoek nog diezelfde dag zou worden aangevraagd. Uit het ontvangen schrijven van de gezinsvoogd d.d. 22 december 2009 blijkt echter dat de aanvraag netwerkonderzoek eerst op 24 november 2009 bij de afdeling Pleegzorg van de Stichting is ingeleverd.
Hieronder volgen enkele (in dit kader relevante) citaten uit voormeld schrijven:
Op 27 november 2009 heeft de gezinsvoogd telefonisch contact met de advocaat van moeder:
“De gezinsvoogd legt uit dat er een wachtlijst is bij pleegzorg voor netwerkonderzoek en dat zij zich heeft verbaasd over de uitspraak van de rechter om binnen 2 maanden naar de mogelijkheden van deze tante te kijken omdat een netwerkonderzoek op zich al ruim 3 maanden in beslag neemt. De advocaat vindt het schandalig dat dit ter zitting op 9 november 2009 niet is aangegeven door de Stichting.”
[…]
De gezinsvoogd heeft mailcontact met William Schrikker Pleegzorg omtrent de aanmelding, zij laten het volgende weten:
“Inmiddels heb ik het raadsrapport van [naam minderjarige] gelezen en is mij duidelijk geworden dat het hier een sterk verknoopt en agressief familiesysteem betreft dat het totaal niet met de uithuisplaatsing eens is. Een netwerkplaatsing is dan in de regel onwerkbaar, omdat het kind in loyaliteitsproblemen wordt gebracht en omdat het zeer de vraag is of en hoe deze tante zich gaat afschermen voor de druk van de familie, die moeders toegang tot het kind willen realiseren. Hoe zal een pleegzorgwerker zich daarin begeleidend op kunnen stellen? Hoe open en begeleidbaar zal deze tante zijn? Op dit moment denk ik, dat we dit op grond van de beschikbare informatie niet gaan onderzoeken. Het lijkt mij een kansloze zaak en omdat de capaciteit van gezinsonderzoekers zeer beperkt is moeten we ervoor kiezen die schaarse tijd te besteden aan netwerken die wel kans maken”.
[…]
“De pleegzorgwerker van Parlan ziet nog wel mogelijkheden een Familie Netwerk Beraad (hierna ook: FNB) te starten maar moet dit eerst met haar leidinggevende overleggen”.
[…]
“Aangezien de aandacht vanaf het moment van de uitspraak uithuisplaatsing gefocust is op procedures, er in een minimaal tijdsbestek schriftelijk gerapporteerd moet worden en het gehele systeem hoop is gegeven lijkt het de WSG noodzakelijk dat er duidelijkheid komt voor alle betrokkenen. Een netwerkplaatsing blijkt niet mogelijk […]”.
4.3 De moeder verzet zich tegen toewijzing van het verzoek en wil dat er met spoed wordt toegewerkt aan thuisplaatsing bij haar dan wel netwerkplaatsing binnen de familie. Zij is bang dat [naam minderjarige] door het beperkte contact van haar vervreemdt. Mr. Bakker heeft aangegeven dat zij het betreurt dat de Stichting de afspraken zoals neergelegd in de beschikking niet naar behoren is nagekomen. Er dient zo spoedig mogelijk netwerkonderzoek bij tante plaats te vinden; mr. Bakker maakt bezwaar tegen het wederom verlengen van de machtiging.
Mr. Bakker vraagt tot slot begrip van de gezinsvoogd voor het feit dat de moeder de procedures als enige houvast heeft.
4.4 Ter zitting heeft de kinderrechter om opheldering verzocht van de Stichting omtrent het niet plaatsvinden van het verzochte netwerkonderzoek, gelet op de daarover met de vorige gezinsvoogd ter zitting gemaakte concrete afspraken.
De Stichting geeft aan dat in alle rust gekeken moet worden naar de mogelijkheden van moeder en haar familie, waarvoor onder meer de resultaten van de test van moeder moeten worden afgewacht. Problematisch is dat moeder niet open staat voor hulp en eerder het SIG de deur heeft gewezen terwijl er regionaal vrijwel geen alternatieven zijn, aldus de gezinsvoogd. Het is nog onzeker of een FNB zal gaan plaatsvinden om de krachten om moeder heen duidelijk in beeld te krijgen. Als er FNB komt, wil dat niet zeggen dat [naam minderjarige] daadwerkelijk elders gaat wonen. Er heeft blijkens het Raadsrapport in het verleden reeds een Eigen Kracht Conferentie plaatsgevonden.
4.5 Dat door de afdeling Pleegzorg van de William Schrikker Groep vooruit wordt gelopen op de uitkomsten van een netwerkonderzoek met als enige informatiebron een rapportage Raadsonderzoek van 12 augustus 2009 (informatie die op de laatste zitting reeds voorhanden was, maar toen geen reden voor de gezinsvoogd was om bezwaar te maken tegen een voorgesteld netwerkonderzoek), acht de kinderrechter onbegrijpelijk. Bij de rechtbank en bij de moeder is de indruk gewekt dat er serieus zou worden bekeken of [naam minderjarige] binnen de familie kan worden opgevangen. Zelfs indien in het onderzoek een contra-indicatie zou worden geconstateerd, is het onderzoek niet zinloos. Een gedegen onderbouwing middels zo’n onderzoek is van belang voor het acceptatieproces van de moeder. De rechtbank acht het nog steeds in het belang van [naam minderjarige] én moeder dat [naam minderjarige], indien dit mogelijk blijkt, door moeder wordt opgevoed of wordt geplaatst in het netwerkpleeggezin van tante.
4.6 Er is geen wettelijke bepaling die de rechtbank de bevoegdheid geeft te bepalen waar de verzochte uithuisplaatsing ten uitvoer zal moeten worden gelegd. Een mogelijkheid zou wel zijn dat de rechtbank de verzochte machtiging niet verlengt. Dit acht de kinderrechter op dit moment echter niet in het belang van [naam minderjarige]. De rechtbank zal daartoe dan ook niet overgaan. Eerst moeten de resultaten van de bij moeder afgenomen tests bekend zijn en dient moeder te laten zien dat zij het belang van [naam minderjarige] voorop stelt en dus alle noodzakelijk geachte hulpverlening accepteert. De moeder heeft ter zitting overigens aangegeven alsnog open te staan voor hulp door het SIG. De Stichting op haar beurt zal bij een eventueel verlengingsverzoek met stukken onderbouwd moeten aantonen dat zij de mogelijkheden voor plaatsing bij moeder dan wel binnen de familie heeft onderzocht. Voor zover de interne afdeling van de William Schrikker Groep hiertoe niet bereid is, dient een andere instantie te worden benaderd.
5 Beslissing
De kinderrechter:
5.1 Verlengt de duur van de machtiging uithuisplaatsing van de minderjarige:
- [naam minderjarige],
in een pleeggezin,
met ingang van 10 januari 2010 tot 10 mei 2010.
5.2 Verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
5.3 Wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. M. Flipse, kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van mr. S. Kuijs, griffier, op 6 januari 2010.
Tegen deze beschikking kan door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze aan hen op andere wijze bekend is geworden.