ECLI:NL:RBHAA:2010:BM1510

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
15 maart 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 09/5540
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.J.S. Korteweg-Wiers
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beeindiging van WWB-uitkering wegens weigering medewerking aan huisbezoek

In deze zaak heeft de Rechtbank Haarlem op 15 maart 2010 uitspraak gedaan in een geschil over de beëindiging van de uitkering van eiseres op grond van de Wet werk en bijstand (WWB). De uitkering werd beëindigd omdat eiseres weigerde mee te werken aan een huisbezoek, dat was ingesteld naar aanleiding van een melding over mogelijke samenwoning met haar ex-partner. De rechtbank heeft vastgesteld dat er voldoende objectieve feiten en omstandigheden waren die aanleiding gaven tot het huisbezoek, waaronder eerdere twijfels over de woonsituatie van eiseres en informatie van verschillende instanties die wezen op een gezinssituatie met vier personen.

Eiseres had aangevoerd dat haar relatie met haar ex-partner sinds begin 2006 was beëindigd en dat er geen sprake was van samenwoning. Ze betwistte dat ze onvoldoende informatie had verstrekt over haar woonsituatie en stelde dat de weigering om medewerking te verlenen aan het huisbezoek niet rechtvaardigde dat haar uitkering werd beëindigd. De rechtbank oordeelde echter dat eiseres ten onrechte had geweigerd medewerking te verlenen aan het huisbezoek en dat zij daarmee niet voldeed aan haar inlichtingenverplichting. De rechtbank concludeerde dat de beëindiging van de uitkering per 25 juni 2009 terecht was.

De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres ongegrond en gaf aan dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan in aanwezigheid van de griffier, en eiseres heeft de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector bestuursrecht
zaaknummer: AWB 09 - 5540 WWB
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 maart 2010
in de zaak van:
[naam eiseres],
wonende te [woonplaats],
eiseres,
gemachtigde: mr. M.M. Bonsen-Lemmers, advocaat te Den Haag,
tegen:
het college van burgemeester en wethouders van Haarlemmermeer,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 3 juli 2009 heeft verweerder de uitkering van eiseres ingevolge de Wet werk en bijstand (WWB) met ingang van 25 juni 2009 beëindigd.
Tegen dit besluit heeft eiseres bij brief van 10 augustus 2009 bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 8 oktober 2009 heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft eiseres bij brief van 9 november 2009 beroep ingesteld.
Verweerder heeft op de zaak betrekking hebbende stukken ingezonden en een verweerschrift ingediend.
Het beroep is behandeld ter zitting van 9 maart 2010, alwaar eiseres in persoon is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde mr. M.M. Bonsen-Lemmers. Verweerder is verschenen bij M.E. van Dijk, I.C. Bouquet en G.A. Loose.
2. Overwegingen
2.1 Naar aanleiding van een interne melding over mogelijke samenwoning van eiseres met haar ex-partner, de heer [naam ex-partner], is een onderzoek ingesteld. Besloten werd eiseres uit te nodigen voor een gesprek op 26 juni 2009. Op 25 juni 2009 werd voorts besloten een onaangekondigd huisbezoek af te leggen. De gang van zaken rond dit huisbezoek is neergelegd in het rapport van 30 juni 2009. Het gesprek op 26 juni 2009 heeft in het bijzijn van de heer [naam ex-partner] plaatsgevonden. Een verslag van dit gesprek is weergegeven in het rapport 30 juni 2009.
2.2 Bij besluit van 3 juli 2009 heeft verweerder de uitkering beëindigd met ingang van 25 juni 2009. Verweerder stelt dat eiseres door te weigeren mee te werken aan het afleggen van een huisbezoek, de op haar rustende inlichtingenverplichting heeft geschonden. Verweerder is tot de bevinding gekomen het recht op uitkering dientengevolge niet te kunnen vaststellen.
2.3 In bezwaar heeft eiseres aangevoerd dat haar relatie sinds begin 2006 is geëindigd en sinds die tijd van samenwoning geen sprake meer is. Haar ex-partner komt regelmatig langs, want hij heeft de kinderen erkend en er is een omgangsregeling afgesproken. Voorts wordt gesteld dat de ex-partner in verband met structurele problemen met de onderbuurman vanaf eind 2007/begin 2008, vaker aanwezig is in woning. Hij komt ter bescherming van het gezin. Men heeft naar de buurman toe het erop willen laten lijken dat [naam ex-partner] permanent aanwezig is. Veel instanties zijn bekend met deze problemen. Er is een procedure gestart in verband met huisuitzetting van die buurman. Betoogd wordt onder verwijzing naar de jurisprudentie dat er geen redelijke grond voor een huisbezoek was en dat het huisbezoek onrechtmatig was. Het enkele feit dat eiseres geen informatie over de woonsituatie van [naam ex-partner] heeft gegeven rechtvaardigt niet het intrekken van haar uitkering.
2.4 Verweerder heeft de bezwaren ongegrond verklaard. Verweerder neemt het standpunt in dat er voldoende reden was voor het afleggen van een huisbezoek. De gevolgen van het niet meewerken zijn aan eiseres uiteengezet. Dat eiseres niet weet waar de ex-partner verblijft acht verweerder niet aannemelijk.
2.5 In beroep is aangevoerd dat verweerder zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat er voldoende aanwijzingen zijn voor het hoofdverblijf van [naam ex-partner] bij eiseres in de woning. Ten onrechte wordt aangenomen dat het recht niet valt vast te stellen omdat zij niet heeft meegewerkt aan het afleggen van een huisbezoek en geen verdere uitleg omtrent de aanwezigheid van [naam ex-partner] heeft gegeven. Eiseres betwist dat zij onvoldoende inlichtingen heeft verstrekt over haar woonsituatie. Zij stelt alle informatie te hebben gegeven waarover zij kan beschikken. Het feit dat bij verweerder twijfel is ontstaan over haar woonsituatie kan in de visie van eiseres niet direct leiden tot beëindiging van de uitkering wegens schending van de inlichtingenplicht.
2.6 De rechtbank komt tot de volgende beoordeling.
2.7 Artikel 17, eerste lid, van de WWB bepaalt, voor zover hier van belang, dat de belanghebbende aan het college op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling doet van alle feiten en omstandigheden waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op het recht op bijstand. Het tweede lid van dit artikel bepaalt dat de belanghebbende verplicht is aan het college desgevraagd de medewerking te verlenen die redelijkerwijs nodig is voor de uitvoering van de WWB.
2.8 Volgens vaste rechtspraak - onder meer de uitspraak van de CRvB van 11 april 2007, gepubliceerd op rechtspraak.nl onder nummer LJN: BA2436 - kunnen aan het niet meewerken aan een huisbezoek eerst gevolgen worden verbonden (in de vorm van het weigeren, beëindigen of intrekken van de bijstand) indien voor dat huisbezoek in het individuele geval een redelijke grond bestaat. Van een redelijke grond is sprake indien in het concrete geval van de belanghebbende bij het betreffende bestuursorgaan objectieve feiten en omstandigheden bekend zijn op grond waarvan redelijkerwijs kan worden getwijfeld aan de juistheid en/of volledigheid van de door belanghebbende over zijn woon- en leefsituatie verstrekte inlichtingen.
2.9 Uit de gedingstukken, in het bijzonder het rapport van 30 juni 2009, leidt de rechtbank af dat er objectieve feiten en omstandigheden waren op grond waarvan redelijkerwijs kon worden getwijfeld aan de door eiseres omtrent haar woon- en leefsituatie verstrekte inlichtingen. Zo blijkt uit de stukken dat er bij de toekenning van de bijstand in 2007 al twijfels waren gerezen bij de woonsituatie van eiseres. Verder beschikte verweerder over informatie afkomstig van de woningbouwvereniging Ymere, de GGD, de wijkagent en de belastingdienst, waarin steeds werd gesproken van een gezin met 4 personen (man, vrouw en 2 kinderen). Verweerder had derhalve een redelijke grond voor het afleggen van een huisbezoek.
2.10 Vaststaat dat eiseres op 25 juni 2009 geweigerd heeft haar medewerking te verlenen aan het huisbezoek. Eiseres heeft de betreffende onderzoekers niet in de woning willen toelaten. Het gesprek op 26 juni 2009 heeft de voor verweerder gerezen vragen niet kunnen beantwoorden en de bestaande onduidelijkheden niet kunnen wegnemen.
2.11 De door eiseres opgegeven redenen om haar medewerking aan het huisbezoek te weigeren, namelijk de traumatische voorvallen als gevolg van de problemen met de buurman, zijn weliswaar begrijpelijk, maar maken niet dat daarvoor het belang van verweerder (in het kader van een juiste beoordeling van de rechtmatigheid van de toepassing van de WWB) om onmiddellijk de opgegeven woonsituatie te verifiëren behoefde te wijken. Uit het rapport van 30 juni 2009 blijkt dat tijdens het gesprek dat aan de deur van de woning heeft plaatsgevonden, eiseres nadrukkelijk is gewezen op haar recht en plichten en de gevolgen van een weigering voor haar uitkering.
2.12 Het voorgaande betekent dat eiseres ten onrechte heeft geweigerd medewerking te verlenen aan een huisbezoek en dat zij daarmee niet heeft voldaan aan de verplichting als neergelegd in artikel 17, tweede lid, van de WWB. Als gevolg daarvan kon niet worden vastgesteld of en zo ja, in welke mate eiseres ten tijde hier van belang in omstandigheden verkeerde als bedoeld in artikel 11, eerste lid, van de WWB. De rechtbank is van oordeel dat verweerder de bijstand van eiseres terecht met ingang van 25 juni 2009 heeft beëindigd.
2.13 De rechtbank zal het beroep ongegrond verklaren. Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.
3. Beslissing
De rechtbank:
3.1 verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J.S. Korteweg-Wiers, rechter, en op 15 maart 2010 in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. H.R.A. Horring, griffier.
afschrift verzonden op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht. Het hoger beroep dient te worden ingesteld door het indienen van een beroepschrift binnen zes weken onmiddellijk liggend na de dag van verzending van de uitspraak door de griffier.