ECLI:NL:RBHAA:2010:BM1626

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
29 maart 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
166888/HA RK 10-18
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsbeslissing inzake verzoek tot wraking van de kantonrechter in een strafzaak

In deze wrakingsbeslissing van de Rechtbank Haarlem, gedateerd 29 maart 2010, heeft verzoeker mr. J.C. Hooker, namens het Openbaar Ministerie, een verzoek tot wraking ingediend tegen de kantonrechter die de hoofdzaak behandelt. Het verzoek is gedaan op basis van de stelling dat de kantonrechter vragen onbeantwoord heeft gelaten, waardoor de onpartijdigheid van de rechter in het geding zou kunnen komen. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat verzoeker zijn verzoek onvoldoende heeft onderbouwd. Er is geen bewijs dat verzoeker daadwerkelijk vragen aan de kantonrechter heeft gesteld, en de kantonrechter heeft aangegeven dat zij de grondslag van het verzoek niet begrijpt. De rechtbank benadrukt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit vermoeden weerleggen.

De rechtbank heeft verder vastgesteld dat verzoeker tijdens de zitting van de hoofdzaak de gelegenheid had om vragen te stellen, maar deze mogelijkheid niet heeft benut. De rechtbank concludeert dat er geen feiten of omstandigheden zijn aangevoerd die de onpartijdigheid van de kantonrechter in gevaar zouden kunnen brengen. Het verzoek om wraking wordt dan ook afgewezen. Bovendien oordeelt de rechtbank dat er sprake is van kennelijk misbruik van het rechtsmiddel wraking, omdat verzoeker de behandelend rechter niet met name heeft genoemd en geen grondslag voor het verzoek heeft aangegeven. De rechtbank besluit dat een volgend verzoek om wraking in deze zaak niet in behandeling zal worden genomen.

De beslissing is genomen door de wrakingskamer, bestaande uit mr. A.E. Patijn als voorzitter en mrs. J.I. de Vreese-Rood en J.J. Dijk als leden. De uitspraak is openbaar gedaan in aanwezigheid van griffier mr. W.G. van Gastelen.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Wrakingskamer
Zaaknummer: 166888/HA RK 10-18
datum beslissing: 29 maart 2010
Op verzoek van:
[Verzoeker],
wonende te […],
verzoeker,
gemachtigde: geen (procedeert in persoon).
1. Procesverloop
1.1 Bij schriftelijk verzoek van 19 februari 2010 heeft verzoeker de wraking verzocht van “de rechter”, in bij deze rechtbank, sector kanton, locatie Haarlem, aanhangige zaak met zaaknummer: 453674/WM VERZ 10-40, hierna te noemen: de hoofdzaak. Aangezien de behandelend rechter in de onderhavige zaak [de rechter] is, zal de rechtbank er bij de behandeling van het verzoek van uit gaan dat het verzoek is gericht tegen [de rechter], hierna te noemen: de kantonrechter.
1.2 Verzoeker, mr. J.C. Hooker, namens het Openbaar Ministerie in de hoofdzaak en de kantonrechter zijn in de gelegenheid gesteld te worden gehoord ter zitting van 29 maart 2010. De kantonrechter is verschenen. Mr. J.C. Hooker (per gewone post opgeroepen) en verzoeker (zowel per aangetekende brief als per gewone post opgeroepen) hebben van de geboden gelegenheid geen gebruik gemaakt.
2. De standpunten van verzoeker en van de kantonrechter.
2.1 Verzoeker heeft ter onderbouwing van het verzoek het volgende aangevoerd. Hij heeft aangevoerd voorafgaande aan de zitting bij de kantonrechter een aantal vragen te hebben gesteld, waarop hij nimmer antwoord heeft gekregen. De antwoorden op de gestelde vragen zou verzoeker nodig hebben, teneinde zich adequaat te kunnen verdedigen.
2.2 De kantonrechter berust niet in de verzochte wraking. Zij begrijpt de grondslag van het verzoek niet. Verzoeker heeft haar nimmer vragen gesteld. Mogelijk heeft verzoeker het Openbaar Ministerie en de rechtbank door elkaar gehaald.
3. Beoordeling
3.1 Een rechter kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Uitgangspunt daarbij is dat de rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet, die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat een rechter jegens een partij bij een geding een vooringenomenheid koestert, hierna ook te noemen de subjectieve toets. Daarnaast kan er onder omstandigheden reden zijn voor wraking, indien geheel afgezien van de persoonlijke opstelling van de rechter in de hoofdzaak de bij een partij bestaande vrees voor partijdigheid van die rechter objectief gerechtvaardigd is, waarbij rekening moet worden gehouden met uiterlijke schijn, hierna ook te noemen de objectieve toets. Het subjectieve oordeel van verzoeker is niet doorslaggevend.
3.2 Verzoeker heeft zijn verzoek onvoldoende onderbouwd. De feiten en omstandig-heden die hij ter onderbouwing van zijn verzoek naar voren heeft gebracht, leveren geen grond op voor het oordeel dat het fungeren van de kantonrechter in de hoofdzaak tot schade aan de rechterlijke onpartijdigheid zou kunnen lijden. Niet gebleken is dat verzoeker aan de kantonrechter vragen heeft gesteld, zodat evenmin vaststaat dat de kantonrechter vragen onbeantwoord heeft gelaten. Tijdens de geplande zitting van de hoofdzaak had verzoeker eventuele vragen aan de kantonrechter kunnen voorleggen. Ook had verzoeker, indien niet de kantonrechter, maar het Openbaar Ministerie zijn vragen onbeantwoord zou hebben gelaten, deze omstandigheid tijdens die zitting aan de orde kunnen stellen.
3.3 Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, komt de rechtbank tot de slotsom dat verzoeker geen feiten en omstandigheden heeft aangevoerd op grond waarvan de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Het verzoek dient dan ook als ongegrond worden afgewezen.
3.4 De rechtbank ziet voorts aanleiding om toepassing te geven aan artikel 39 lid 4 Rv. Nu verzoeker de behandelend rechter niet met name heeft genoemd, enige grondslag voor het verzoek ontbreekt en verzoeker niet op de zitting van de wrakingskamer is verschenen om een nadere toelichting te geven, oordeelt de rechtbank dat sprake is van kennelijk misbruik van het rechtsmiddel wraking. Een volgend verzoek om wraking in deze zaak zal niet in behandeling worden genomen.
4. Beslissing
De rechtbank:
4.1 wijst het verzoek om wraking af;
4.2 bepaalt dat een volgend wrakingsverzoek van verzoeker in de hoofdzaak niet in behandeling wordt genomen;
4.3 beveelt de griffier onverwijld aan verzoeker, de rechter en het Openbaar Ministerie een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift van deze beslissing toe te zenden;
4.4 beveelt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het verzoek.
Deze beslissing is gegeven door mr. A.E. Patijn, voorzitter, en mrs. J.I. de Vreese-Rood en J.J. Dijk leden van de wrakingskamer, en in het openbaar uitgesproken op 29 maart 2010 in tegenwoordigheid van mr. W.G. van Gastelen als griffier.
Rechtsmiddel
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.