ECLI:NL:RBHAA:2010:BM2107

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
14 april 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 10/978 & AWB 09/6448
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
  • G. Guinau
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schending van de hoorplicht bij verlening van vrijstelling en bouwvergunning voor kinderdagverblijf

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Haarlem op 14 april 2010, betreft het een beroep tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Haarlemmermeer, waarbij vrijstelling en een bouwvergunning zijn verleend voor de verbouwing van een woning tot een kinderdagverblijf. De eiser, vertegenwoordigd door mr. H.A.M. Lamers, stelde dat de hoorplicht, zoals vastgelegd in artikel 7:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), was geschonden. De voorzieningenrechter oordeelde dat, hoewel er op 13 november 2008 een hoorzitting had plaatsgevonden, de bezwaren van de eiser niet inhoudelijk waren behandeld. Dit was in strijd met de hoorplicht, aangezien de bezwaarmakers niet de gelegenheid hadden gekregen om hun standpunten naar voren te brengen. De voorzieningenrechter verklaarde het beroep gegrond en vernietigde het bestreden besluit, waarbij hij ook het verzoek om voorlopige voorziening afwees.

De voorzieningenrechter benadrukte dat het gebrek in de procedure niet kon worden gepasseerd op basis van artikel 6:22 van de Awb, omdat het hier niet ging om een gebonden beschikkingsbevoegdheid van de verweerder. De eiser had aangetoond dat hij in zijn belangen was geschaad door het niet horen. Daarnaast werd er een proceskostenveroordeling uitgesproken ten aanzien van de verweerder, waarbij de kosten werden begroot op € 1311,-. Ook diende de verweerder het door de eiser betaalde griffierecht van € 150,- te vergoeden. Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, waarbij het beroepschrift binnen zes weken na verzending van de uitspraak moet worden ingediend.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector bestuursrecht
zaaknummer: AWB 10 / 978 en 09 / 6448
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter d.d. 14 april 2010
in de zaak van:
[naam eiser],
wonende te [woonplaats],
gemachtigde: mr. H.A.M. Lamers, werkzaam bij DAS Rechtsbijstand,
tegen:
het college van burgemeester en wethouders van Haarlemmermeer,
verweerder,
derde partij,
Kinderdagverblijf Haarlemmermeer B.V.,
gemachtigde: mr. B.M. Sadza, advocaat te Haarlem.
Tegenwoordig: mr. G. Guinau, voorzieningenrechter, en mr. D. Krokké, griffier.
Zitting: 14 april 2010. De zaken zijn gelijktijdig behandeld met de zaken AWB 10 / 971 en 10 / 123.
Verschenen: Eiser in persoon, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder vertegenwoordigd door mr. K. Vreeker, werkzaam bij de gemeente Haarlemmermeer. Namens de derde partij [naam] en de gemachtigde.
Het geschil betreft het besluit van 24 november 2009, verzonden op 25 november 2009, waarbij verweerder vrijstelling en bouwvergunning heeft verleend ten behoeve van het verbouwen van de woning met praktijkruimte op de [locatie] tot een kinderdagverblijf voor 29 kinderen tot vier jaar en 30 kinderen vanaf vier jaar.
Bij mondelinge uitspraak van 14 april 2010 heeft de voorzieningenrechter het beroep met toepassing van artikel 8:86, eerste lid, Algemene wet bestuursrecht (Awb) gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen.
De voorzieningenrechter heeft daartoe het volgende overwogen.
Eiser heeft in beroep onder meer aangevoerd dat verweerder de in artikel 7:2 van de Awb neergelegde hoorplicht heeft geschonden. Deze grond slaagt. Weliswaar heeft verweerder op 13 november 2008 een hoorzitting belegd, maar zoals eiser heeft aangegeven en ook uit het verslag van deze hoorzitting blijkt, is aldaar niet inhoudelijk op de bezwaren van eiser en de andere bezwaarmakers ingegaan, omdat inmiddels duidelijk was dat ten onrechte geen vrijstellingsprocedure op grond van artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening was gevoerd. Hangende bezwaar heeft verweerder deze vrijstellingsprocedure alsnog gevolgd en bezwaarmakers daarbij in de gelegenheid gesteld een zienswijze in te dienen. Verweerder heeft vervolgens echter afgezien de bezwaarmakers inhoudelijk te horen naar aanleiding van de door hen ingediende bezwaarschriften. Met eiser is de voorzieningenrechter van oordeel dat deze handelswijze in strijd is met artikel 7:2 van de Awb. De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding dit gebrek met toepassing van artikel 6:22 van de Awb te passeren, nu het hier niet een gebonden beschikkingsbevoegdheid van verweerder betreft en eiser ter zitting voorts uiteen heeft gezet dat hij als gevolg van het niet horen in zijn belangen is geschaad.
Het beroep is derhalve gegrond, het bestreden besluit dient te worden vernietigd.
Verder heeft de voorzieningenrechter bepaald dat aanleiding bestaat voor een proceskostenveroordeling ten aanzien van verweerder. De proceskosten worden begroot op
€ 1311,- (met betrekking tot de kosten van rechtsbijstand in beroep wordt één punt toegekend voor het indienen van een beroepschrift, één punt voor het indienen van een verzoekschrift en één punt voor het verschijnen ter zitting, waarbij een wegingsfactor één in aanmerking is genomen. De waarde van één punt bedraagt € 437,-). Ook dient verweerder het door eiser betaalde griffierecht ad. € 150,- aan hem te vergoeden.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal,
(griffier) (voorzieningenrechter)
afschrift verzonden op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag. Het hoger beroep dient te worden ingesteld door het indienen van een beroepschrift binnen zes weken onmiddellijk liggend na de dag van verzending van de uitspraak door de griffier.