ECLI:NL:RBHAA:2010:BM3954

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
28 april 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 09/4758
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • A.C. Terwiel-Kuneman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanspraak op verstrekking van een douchestoel in het kader van de WMO voor een bewoner van een AWBZ-instelling zonder behandeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Haarlem op 28 april 2010 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een vrouw met een verstandelijke beperking, en het college van burgemeester en wethouders van Heemskerk. Eiseres had een aanvraag ingediend voor een aangepaste douchestoel op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (WMO), nadat haar aanvraag voor een woonvoorziening was afgewezen. De rechtbank oordeelde dat eiseres recht heeft op de gevraagde voorziening, ondanks het standpunt van verweerder dat de AWBZ voorliggend is. De rechtbank stelde vast dat eiseres verblijft in een AWBZ-instelling die geen behandeling biedt, en dat de WMO in dit geval van toepassing is. De rechtbank oordeelde dat de douchestoel niet tot de outillage van de instelling behoort, omdat deze specifiek voor eiseres aangepast moet worden. De rechtbank vernietigde het besluit van verweerder en bepaalde dat eiseres de gevraagde voorziening moet krijgen. Tevens werd het college van burgemeester en wethouders van Heemskerk veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht van eiseres. De uitspraak benadrukt de noodzaak om de complexe regelgeving rondom de WMO en AWBZ goed te interpreteren, vooral in situaties waarin de zorgbehoefte van individuen niet adequaat wordt erkend.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector bestuursrecht
zaaknummer: AWB 09 - 4758 WMO
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 april 2010
in de zaak van:
[eiseres],
wonende te [woonplaats],
eiseres,
gemachtigde: A. Reulen, werkzaam voor SIG, organisatie voor ondersteuning van mensen met een beperking,
tegen:
het college van burgemeester en wethouders van Heemskerk,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 27 maart 2009 heeft verweerder de aanvraag voor een woonvoorziening (aangepaste douchestoel) op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) afgewezen.
Tegen dit besluit heeft eiseres bij brief van 16 april 2009 bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 17 augustus 2009 heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft eiseres bij brief van 24 september 2009, aangevuld bij brief van 28 oktober 2009, beroep ingesteld.
Verweerder heeft op de zaak betrekking hebbende stukken ingezonden en een verweerschrift ingediend.
Het beroep is behandeld ter zitting van 14 april 2010, alwaar eiseres is verschenen bij A. Reulen en mr. R.J. Kitsz, werkzaam bij SIG. Verweerder is verschenen bij mr. M. van der Fluit en T.J.C. Bruinenberg.
2. Overwegingen
2.1 Eiseres heeft een verstandelijke beperking en verblijft in een woonvoorziening van De SIG. De SIG huurt een vleugel van verzorgingshuis Westerheem, waarin zich 9 appartementen bevinden met een gezamenlijke ruimte. De SIG is een organisatie voor ondersteuning van mensen met een verstandelijke beperking. Het is een zogeheten semi-murale AWBZ-instelling, die verblijf en begeleiding biedt.
2.2 Eiseres heeft een aanvraag ingediend voor een aangepaste (verrijdbare en in hoogte verstelbare) douche/toiletstoel.
2.3 Verweerder heeft de aanvaag afgewezen omdat de AWBZ in het geval van eiseres voorliggend is. Dat besluit is in bezwaar (met uitbreiding van de motivering) gehandhaafd.
2.4 Verweerder stelt zich op het standpunt dat eiseres in een AWBZ-instelling verblijft. Zij betaalt de hoge eigen bijdrage AWBZ en heeft de indicatie voor een verblijf in een AWBZ-instelling. In dat geval is de AWBZ voorliggend op de WMO (artikel 2 WMO). Verweerder stelt dat de WMO beleidsmatig de opvolger is van de WVG en dezelfde beleidsterreinen beslaat. Het is volgens verweerder niet de bedoeling geweest om het beleidsterrein uit te breiden. Uit nader onderzoek stelt verweerder te hebben begrepen dat uitgangspunt is en blijft dat, wanneer een persoon in een AWBZ-instelling verblijft, woonvoorzieningen vanuit de AWBZ bekostigd moeten worden. Verweerder stelt dat de instelling die verblijf aanbiedt verplicht is om toegerust te zijn voor het bieden van de volgens de doelstellingen te bieden zorg. Onder verwijzing naar een uitspraak van het CVZ van 17 september 1999, BZ 99-1599 stelt verweerder dat een douchestoel onder die outillagemiddelen valt en dat de instelling gehouden is die voorziening te laten vervaardigen.
2.5 Verweerder heeft het advies van de commissie bezwaarschriften - dat de WMO niet uitsluit dat woonvoorzieningen worden verstrekt aan een bewoner van een AWBZ-instelling en de aanvraag moet worden toegekend - niet overgenomen.
2.6 Namens eiseres wordt in beroep aangevoerd dat zij verblijft in een zorginstelling die alleen verblijf biedt en geen behandeling. Daaronder vallen geen outillagemiddelen zoals hier gevraagd. De gelden die behoren bij “verblijf met behandeling” kunnen niet worden gedeclareerd bij het Zorgkantoor. Het Zorgkantoor accepteert dat niet omdat De SIG niet de erkenning heeft voor begeleiding met behandeling. Eiseres valt daarom onder de doelgroep van de WMO, die ruimer is geformuleerd dan onder de Wvg, en heeft recht op vergoeding in het kader van de WMO. Alternatief zou zijn dat zij verhuist naar een zorginstelling die naast verblijf ook behandeling biedt, maar dat wil zij niet en dat is bovendien veel duurder.
2.7 De rechtbank komt tot de volgende beoordeling.
2.8 Tussen partijen staat buiten discussie dat er een medische indicatie is voor verstrekking van de gevraagde voorziening. Het geschil spitst zich toe op de vraag of eiseres aanspraak heeft op verstrekking van een douchestoel in het kader van de uitvoering van WMO. Verweerder heeft de stelling betrokken dat hier de AWBZ voorliggend is.
2.9 In artikel 2 WMO is bepaald dat er geen aanspraak bestaat op maatschappelijke ondersteuning voor zover een voorziening op grond van een andere wettelijke bepaling bestaat.
2.10 Gebleken is dat De SIG een instelling is die AWBZ-verblijf biedt zónder behandeling. Het verblijf wordt bekostigd op grond van de AWBZ. De SIG is niet toegelaten voor behandeling en die kosten kunnen niet ten laste van de AWBZ worden gebracht.
2.11 Artikel 8 van het Besluit zorgaanspraken AWBZ (KB 25 oktober 2002, Stb. 527) luidde ten tijde van belang als volgt:
Behandeling omvat door een instelling te verlenen behandeling van specifiek medische, specifiek gedragswetenschappelijke of specifiek paramedische aard gericht op herstel of voorkoming van verergering van een somatische of psychogeriatrische aandoening of beperking of van een verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke handicap, waaronder voorkoming van verergering van gedragsproblemen in verband met een zodanige aandoening, beperking of handicap.
Artikel 9, eerste lid luidde alsvolgt:
Verblijf omvat het verblijven in een instelling, noodzakelijkerwijs gepaard gaande met en beschermende woonomgeving, therapeutisch leefklimaat of permanent toezicht voor een verzekerde met een somatische, psychogeriatrische of psychiatrische aandoening of beperking, of een verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke handicap.
Artikel 15, eerste lid, aanhef en onder d luidde ten tijde van belang:
Voor zover gepaard gaande met verblijf in dezelfde instelling, omvat de zorg, bedoeld in de artikelen 8 en 13, tevens: (...) hulpmiddelen, noodzakelijk in verband met de in de instelling gegeven zorg.
2.12 De rechtbank stelt vast dat, nu is gebleken dat geen sprake is van behandeling door deze instelling maar uitsluitend verblijf, artikel 15 hier niet geldt.
2.13 Dat eiseres geïndiceerd is voor (ook) behandeling met verblijf is op zich onvoldoende om aan te nemen dat de te verstrekken voorziening tot de AWBZ-zorg behoort. De indicatie is een voorwaarde voor het kunnen verkrijgen van AWBZ zorg, maar met die indicatie staat niet vast dat die zorg ook feitelijk wordt geleverd. Niet de indicatie, maar de feitelijke situatie is doorslaggevend. Ook het feit dat eiseres de hoge bijdrage AWBZ betaalt acht de rechtbank op zich onvoldoende.
2.14 De rechtbank kan voorts de stelling van verweerder dat de betreffende voorziening behoort tot de outillagemiddelen van de instelling niet onderschrijven. Uit de uitspraken van het CVZ (zie onder meer RZA 1999, 190) blijkt dat een instelling die AWBZ-verblijf aanbiedt moet zijn toegerust voor het bieden van de zorg die het volgens zijn doelstelling verleent. Het gaat daarbij in beginsel om bepaalde voorzieningen die voor bewoners (standaard) aanwezig moeten zijn als outillage voor het verblijf en de zorgverlening binnen die instelling. Wát tot de outillage van de betreffende instelling behoort, hangt af van de doelgroep waarop de instelling zich richt en kan daarom per instelling verschillen. Het gaat om voorzieningen die voor meer mensen, eventueel navolgbaar, te gebruiken zijn. Hulpmiddelen die alleen na kostbare individuele aanpassingen door verschillende personen na elkaar zijn te gebruiken, behoren niet tot de outillage. Daarbij moet worden beoordeeld in hoeverre het redelijkerwijs te verwachten is dat leden van de doelgroep van de instelling met enige regelmaat zijn aangewezen op bepaalde artikelen als hulpmiddelen etc. Gelet hierop valt niet te verwachten dat in het geval van eiseres de douchestoel tot de outillage van de instelling De SIG gerekend kan worden, zeker niet nu de douchestoel voor eiseres aangepast moet worden.
2.15 Gelet hierop heeft verweerder niet aangetoond en acht de rechtbank het overigens ook niet aannemelijk dat eiseres (jegens de instelling) in het kader van de AWBZ aanspraak heeft op verstrekking van een douchestoel als aangevraagd. Het vorenstaande brengt de rechtbank tot de conclusie dat eiseres wel aanspraak op grond van de WMO kan doen gelden. Het bestreden besluit komt voor vernietiging in aanmerking wegens strijd met artikel 7:12, eerste lid, Awb. De rechtbank zal het beroep gegrond verklaren.
2.16 De rechtbank zal voorts, omdat eiseres niet de dupe mag worden van de complexe regelgeving, met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Awb zelf in de zaak voorzien en beslissen dat verweerder aan eiseres de gevraagde voorziening verstrekt.
2.17 De rechtbank ziet geen voor vergoeding in aanmerking te komen proceskosten en ziet daarom geen aanleiding een proceskostenveroordeling uit te spreken.
3. Beslissing
De rechtbank:
3.1 verklaart het beroep van eiseres gegrond;
3.2 vernietigt het bestreden besluit van 17 augustus 2009;
3.3 bepaalt dat verweerder aan eiseres de gevraagde voorziening verstrekt;
3.4 bepaalt dat het college van burgemeester en wethouders van Heemskerk het door eiseres betaalde griffierecht van € 41,- aan haar vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.C. Terwiel-Kuneman, rechter, en op 28 april 2010 in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. H.R.A. Horring, griffier.
afschrift verzonden op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht. Het hoger beroep dient te worden ingesteld door het indienen van een beroepschrift binnen zes weken onmiddellijk liggend na de dag van verzending van de uitspraak door de griffier.