De rechtbank overweegt als volgt.
2.11 De rechtbank is van oordeel dat uit het systeem van artikel 118a van de Zvw en de daarop gebaseerde regelgeving volgt dat verweerder in beginsel dient uit te gaan van de juistheid van de door de zorgverzekeraars (via Vektis) aan haar verstrekte gegevens. Verweerder hoeft in beginsel geen zelfstandig oordeel te geven over de vraag of een bepaalde verzekerde wel of niet ingedeeld moet worden in een FKG. Dit is echter anders indien een verzekerde in het kader van zijn of haar aanvraag of van zijn of haar bezwaar tegen de afwijzing daarvan aan verweerder controleerbare gegevens verstrekt, op basis waarvan verweerder kan beoordelen of de desbetreffende verzekerde al dan niet behoorde te zijn ingedeeld in een FKG (zie ook Rechtbank Leeuwarden, 9 april 2009, LJN: BI0652 en rechtbank Alkmaar, 25 augustus 2009, LJN: BJ6523). Indien deze gegevens zijn verstrekt is verweerder naar het oordeel van de rechtbank gehouden in het kader van artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) nader te onderzoeken of een verzekerde in een FKG ingedeeld dient te worden. Met toestemming van een verzekerde kan verweerder zijn of haar gegevens opvragen en nader onderzoeken. Voorts is de rechtbank van oordeel dat verweerder op grond van de ingevolge de artikelen 3:46 en 7:12 , eerste lid, van de Awb op haar rustende motiveringsplicht niet kan volstaan met de mededeling dat zij Vektis heeft verzocht een en ander nogmaals te onderzoeken.
2.12 Eiseres heeft in bezwaar aangevoerd dat zij in 1984 een niertransplantatie heeft ondergaan en dat zij sindsdien 7,5 mg prednison en 100 mg azathioprine gebruikt. Gelet hierop was eiseres van oordeel dat zij voldoende medicijnen voorgeschreven heeft gekregen om te voldoen aan de voorwaarden van de regeling.
2.13 Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen was verweerder op basis van deze concrete gegevens gehouden nader onderzoek te doen naar het medicijngebruik van eiseres en derhalve naar de vraag of eiseres onder een FKG valt. Ook had verweerder, indien verweerder op basis van dit nadere onderzoek van mening was dat eiseres niet in aanmerking kwam voor de indeling in een FKG, moeten motiveren waarom dit niet het geval was.
2.14 Anders dan verweerder is de rechtbank van oordeel dat uit artikel 118a van de ZVW en de daarop gebaseerde regelgeving noch uit de toelichting daarop kan worden afgeleid dat verweerder zijn besluit betreffende het al dan niet verstrekken van compensatie ook in de onder 2.10 beschreven gevallen uitsluitend mag baseren op de al dan niet door Vektis verstrekte gegevens. De reden voor de beperkte verstrekking van gegevens door de zorgverzekeraars (via Vektis) aan verweerder is blijkens de toelichting op de relevante wijziging van de Regeling zorgverzekering (Staatscourant 20 december 2007, nr. 247, p. 54) gelegen in de bescherming van de persoonsgegevens van de betrokken verzekerden. Dit laat onverlet dat de desbetreffende verzekerden de beschermde (medische) persoonsgegevens zelf aan het verweerder kunnen verstrekken of aan verweerder toestemming kunnen geven deze gegevens bij derden op te vragen, zoals in dit geval is gebeurd. Artikel 118a van de Zvw en de daarop gebaseerde regelgeving verbieden verweerder in dat geval niet van deze gegevens kennis te nemen en deze gegevens in zijn besluitvorming te betrekken. Op grond van artikel 3:2 van de Awb is verweerder daartoe naar het oordeel van de rechtbank zelfs gehouden. Het feit dat dit hogere uitvoeringskosten met zich meebrengt, kan aan het voorgaande niet afdoen. Zie voor dit standpunt ook bovengenoemde uitspraak van de rechtbank Leeuwarden van 9 april 2009. Voor zover verweerder meent dat door eiseres geen controleerbare gegevens in bezwaar zijn overgelegd is de rechtbank van oordeel dat de door eiser gegeven informatie voldoende basis bood om die op eenvoudige wijze te controleren. Dit nadere onderzoek heeft immers ook plaatsgevonden na het door eiseres ingestelde beroep.
2.15 Nu eiseres in bezwaar melding heeft gemaakt van de door haar gebruikte medicijnen was verweerder, alvorens het bestreden besluit te nemen, gehouden om op basis van deze gegevens nader onderzoek te doen naar het medicijngebruik van eiseres in 2007 (2006 is niet in geschil), en te beoordelen of eiseres op basis van haar medicijngebruik in dat jaar ingedeeld diende te worden in een FKG. Nu verweerder dit nader onderzoek pas tijdens deze beroepsprocedure heeft verricht, komt het bestreden besluit reeds hierom voor vernietiging in aanmerking wegens strijd met het bepaalde in artikel 3:2, en 7:12 Awb. Het beroep zal dan ook gegrond worden verklaard.
2.16 Voorts overweegt de rechtbank ten aanzien van het medicijngebruik van eiseres het volgende. Eiseres heeft zich onderbouwd op het standpunt gesteld dat als voorwaarde voor de regeling geldt dat minimaal 180 standaard dagdoseringen van een werkzame stof moeten zijn afgeleverd.
2.17 Het is de rechtbank na onderzoek gebleken dat in antwoord op kamervragen van de leden Omzigt en Smilde over compensatie van het eigen risico (kamerstuk 24 juni 2008, kenmerk DZ-K-U-2859071, antwoord 6) de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport zelf heeft aangegeven dat om in een kalenderjaar in een FKG te worden ingedeeld, een verzekerde minimaal 180 dagdoseringen van een medicijn voor de in de FKG opgenomen chronische ziekten, voorgeschreven moet hebben gekregen. In de Memorie van Toelichting op de wijziging van de Zorgverzekeringswet en Wet op de zorgtoeslag houdende vervanging van de no-claimteruggave door een verplicht eigen risico (kamerstukken 2006-2007, 31094, nr. 3, blz 7) staat ook dat verzekerden met een chronische, in de tabel B4.2 van bijlage 4 van de Regeling zorgverzekering genoemde aandoeningen (m.u.v. hoog cholesterol) aan wie in 2006 en 2007 minimaal 180 dagdoseringen van specifieke, op een via internet toegankelijke lijst opgenomen, geneesmiddelen zijn verstrekt voor indeling in een FKG in aanmerking komen.
2.18 Verweerder stelt zich op het standpunt dat als voorwaarde geldt dat sprake moet zijn van meer dan 180 standaard dagdoseringen en baseert zich daarbij op de Nota van Toelichting bij artikel 3.3 van het Besluit zorgverzekering van 28 juni 2005 (Stb 2005, 389), waar dit met zoveel woorden is bepaald.
2.19 Omdat de verschillende toelichtingen en de antwoorden op Kamervragen tegenstrijdig zijn, heeft de rechtbank bij brief van 5 februari 2010 aan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport gevraagd aan welke zienswijze volgens hem doorslaggevende betekenis moet worden toegekend en waarom.
2.20 De Minister heeft in voormelde brief geantwoord dat de formulering gebruikt in zijn antwoord op kamervragen en in de Memorie van Toelichting, “jammer genoeg onvoldoende nauwkeurig is geweest”. Voor indeling in een FKG moet een verzekerde meer dan 180 standaard dagdoseringen van een voor die FKG relevante werkzame stof afgeleverd hebben gekregen. Dit staat volgens de Minister correct vermeld in de Nota van Toelichting bij artikel 3.3 van het Besluit zorgverzekering van 28 juni 2005 (Stb. 2005, 389). Aan laatstgenoemde vermelding moet dan ook doorslaggevende betekenis worden toegekend. De reden hiervoor is dat in het kader van de risicoverevening bij de indeling in FKG’s ook wordt uitgegaan van meer dan 180 standaard dagdoseringen. Omdat in de compensatieregeling voor het eigen risico is aangesloten bij de FKG’s die bij de risicoverevening worden gehanteerd, dient ook voor deze compensatieregeling te worden uitgegaan van meer dan 180 standaard dagdoseringen, aldus de Minister.
2.21 Eiseres heeft in een reactie op dit schrijven aangegeven dat ook in andere officiële publicaties wordt gesproken over minimaal 180 standaard dagdoseringen, en dat de burger erop moet kunnen vertrouwen dat overheidsinformatie correct is. Daarnaast heeft ook verweerder in brochures een verkeerde weergave van de regeling gegeven, nu er in deze brochures stond: “ […] U kreeg 180 dagen per jaar een medicijn voorgeschreven […]”
2.22 Met eiseres heeft de rechtbank geconstateerd dat in de verschillende toelichtingen en officiële publicaties vanuit het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport de ene keer wordt gesproken over minimaal 180 en de andere keer over meer dan 180. Mede hierdoor heeft de rechtbank gevraagd welk criterium volgens de Minister geldt en waaraan volgens hem doorslaggevende betekenis moet worden toegekend. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de Minister bij meergenoemde brief duidelijk gemaakt dat hij in zijn antwoord op de Kamervragen een onjuist criterium heeft genoemd en waarom als criterium dient te gelden dat sprake moet zijn van meer dan 180 standaard dagdoseringen. Omdat eiseres in 2007 precies 180 standaard dagdoseringen afgeleverd heeft gekregen, voldoet eiseres dus niet aan de regeling.
2.23 Met eiseres heeft de rechtbank geconstateerd dat verweerder in het verleden in brochures bewoordingen heeft gebruikt die de lading van de regeling niet (helemaal) dekten. Echter hieraan heeft eiseres niet het gerechtvaardigd vertrouwen mogen ontlenen, te voldoen aan de voorwaarden. De opgenomen informatie was naar het oordeel van de rechtbank zo globaal dat eiseres daaruit niet zonder meer mocht afleiden dat zij in aanmerking kwam voor compensatie van het eigen risico.
2.24 Gelet op het voorgaande voldoet eiseres niet aan de voorwaarden voor verstrekking van compensatie eigen risico over het jaar 2008. De uitkomst van het bestreden besluit blijft dan ook dezelfde, zodat de rechtbank de rechtsgevolgen van het te vernietigen besluit met toepassing van artikel 8:72, derde lid, Awb geheel in stand zal laten. Verweerder hoeft dus geen nieuwe beslissing te nemen op het bezwaarschrift van eiseres.
2.25 In dit geval ziet de rechtbank aanleiding verweerder met toepassing van artikel 8:75, eerste lid, Awb te veroordelen in de door eiseres gemaakte proceskosten, zulks met inachtneming van het Besluit proceskosten bestuursrecht. De op grond van dit Besluit in aanmerking komende proceskosten zijn de reiskosten van eiseres en die van haar echtgenoot. Voor vergoeding komt in aanmerking twee treintickets [traject], NS tweede klasse retour, ad totaal € 40,80.
2.26 Voorts zal verweerder het door eiseres betaalde griffierecht aan haar dienen te vergoeden.
3. Beslissing
De rechtbank:
3.1 verklaart het beroep gegrond;
3.2 vernietigt het bestreden besluit van 8 april 2009;
3.3 bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven;
3.4 veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten tot een bedrag van in totaal € 40,80, te betalen door het CAK aan eiseres;
3.5 gelast dat het CAK het door eiseres betaalde griffierecht van € 41,- aan haar vergoedt.