ECLI:NL:RBHAA:2010:BM5066

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
29 maart 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 10/803
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • C.E. Heyning-Huydecoper
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen het niet tijdig beslissen op bezwaarschriften door het college van burgemeester en wethouders van Haarlemmermeer

In deze zaak heeft de Rechtbank Haarlem op 29 maart 2010 uitspraak gedaan in een beroep tegen het niet tijdig beslissen op twee bezwaarschriften van de Vereniging afdeling Haarlemmermeer/Aalsmeer van het Koninklijk Verbond van Ondernemers in het Horeca- en Aanverwante Bedrijf Horeca Nederland. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen besluiten van het college van burgemeester en wethouders van Haarlemmermeer, maar het college had nagelaten tijdig een beslissing te nemen. Eiseres heeft op 15 februari 2010 beroep ingesteld tegen de fictieve weigering van het college om te beslissen op de bezwaarschriften. De rechtbank oordeelde dat het beroep ontvankelijk was en dat de beslistermijnen waren overschreden. De rechtbank heeft verweerder opgedragen om binnen twee weken na de uitspraak alsnog een beslissing te nemen op de bezwaarschriften en heeft een dwangsom opgelegd van € 350,- per dag dat deze termijn wordt overschreden, met een maximum van € 52.500,-. De rechtbank heeft ook de proceskosten van eiseres toegewezen, die zijn vastgesteld op € 437,-. Deze uitspraak is gedaan in het kader van de Wet dwangsom en beroep bij niet tijdig beslissen, die op 1 oktober 2009 in werking is getreden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de beslistermijnen voor de bezwaarschriften van 5 augustus 2008 en 31 oktober 2008 waren overschreden en dat eiseres recht had op een tijdige beslissing. De rechtbank heeft de beslissing openbaar uitgesproken en er staat hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector bestuursrecht
zaaknummer: AWB 10 - 803
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 maart 2010
in de zaak van:
de Vereniging afdeling Haarlemmermeer/Aalsmeer van het Koninklijk Verbond van Ondernemers in het Horeca- en Aanverwante Bedijf Horeca Nederland,
gevestigd te Nieuw Vennep,
eiseres,
gemachtigde: mr. D.A. Hogervorst, werkzaam bij Bureau Eerlijke Mededinging.
tegen:
het college van burgemeester en wethouders van Haarlemmermeer,
verweerder,
gemachtigde: mr. E.C. Berkouwer, advocaat te Haarlem.
derde partij,
Dijckhoeve Horeca B.V.,
gevestigd te Lisserbroek,
gemachtigde: mr. A. Paternotte, advocaat te Hoofddorp.
1. Procesverloop
Bij besluit van 12 juni 2006 heeft verweerder de derde partij gelast de horeca-activiteiten op het perceel [adres] binnen een termijn van acht weken te staken.
Bij besluit van 3 juli 2008 heeft verweerder de begunstigingstermijn verlengd tot 15 oktober 2008.
Tegen dit besluit heeft eiseres bij brief van 5 augustus 2008 bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 13 oktober 2008 heeft verweerder de begunstigingstermijn verlengd tot zes weken na de beslissing op bezwaar.
Tegen dit besluit heeft eiseres bij brief van 31 oktober 2008 bezwaar gemaakt.
Bij brief van 15 februari 2010 heeft eiseres beroep ingesteld tegen de fictieve weigering te beslissen op de bezwaarschriften.
Het beroep is behandeld ter zitting van 16 maart 2010, alwaar eiseres en verweerder zich hebben laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden. Namens de derde partij zijn verschenen diens gemachtigde en [naam].
2. Overwegingen
2.1 Op 1 oktober 2009 is de Wet dwangsom en beroep bij niet tijdig beslissen (Staatsblad 2009,383) in werking getreden. Afdeling 8.2.4A van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt deel uit van deze wetswijziging. Ingevolge artikel III, tweede lid, van de Wet dwangsom en beroep bij niet tijdig beslissen blijft op een bezwaar- of beroepschrift tegen het niet tijdig nemen van een besluit dat is ingediend voor het tijdstip waarop afdeling 8.2.4A van toepassing is geworden, het recht zoals dit gold voor dat tijdstip van toepassing. Nu het beroepschrift is ingediend op 15 februari 2010, is het recht over het niet tijdig beslissen van toepassing zoals dat geldt vanaf 1 oktober 2009.
2.2 Ingevolge artikel 8:55b, eerste lid, van de Awb doet de rechtbank, indien het beroep is gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit, binnen acht weken nadat het beroepschrift is ontvangen en aan de vereisten van artikel 6:5 van de Awb is voldaan, uitspraak met toepassing van artikel 8:54 van de Awb, tenzij de rechtbank een onderzoek ter zitting noodzakelijk acht.
Ingevolge artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb bepaalt de rechtbank indien het beroep gegrond is en nog geen besluit is bekendgemaakt dat het bestuursorgaan binnen twee weken na de dag waarop de uitspraak wordt verzonden alsnog een besluit bekendmaakt.
Ingevolge het tweede lid verbindt rechtbank aan haar uitspraak een nadere dwangsom voor iedere dag dat het bestuursorgaan in gebreke blijft de uitspraak na te leven.
Ingevolge artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb wordt voor de toepassing van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep, het niet tijdig nemen van een besluit met een besluit gelijkgesteld. Tegen het niet tijdig beslissen staat dan ook beroep bij de rechtbank open.
Ingevolge artikel 6:12, tweede lid, van de Awb, kan het beroepschrift worden ingediend zodra:
a. het bestuursorgaan in gebreke is tijdig een besluit te nemen of een van rechtswege verleende beschikking bekend te maken, en
b. twee weken zijn verstreken na de dag waarop belanghebbende het bestuursorgaan schriftelijk heeft medegedeeld dat het in gebreke is.
Ingevolge artikel 7:10, eerste lid, van de Awb beslist het bestuursorgaan binnen zes weken of - indien een commissie als bedoeld in artikel 7:13 is ingesteld - binnen twaalf weken, gerekend vanaf de dag na die waarop de termijn voor het indienen van het bezwaarschrift is verstreken.
2.3 Het beroep richt zich tegen het uitblijven van een beslissing op de bezwaarschriften van 5 augustus 2008 en 31 oktober 2008. De uit artikel 7:10, eerste lid, Awb, voortvloeiende beslistermijn van zes weken of – indien een commissie als bedoeld in artikel 7.13 is ingesteld – van twaalf weken is, voor wat betreft het bezwaarschrift van 5 augustus 2008, verstreken op 25 september 2008 dan wel 6 november 2008. De termijn voor het beslissen op het bezwaarschrift van 31 oktober 2008 is verstreken op 5 januari 2009 dan wel 16 januari 2009. Vaststaat dat verweerder nog niet heeft beslist op de bezwaarschriften en dat eiser verweerder bij brief van 24 februari 2010 heeft medegedeeld dat hij in gebreke is.
2.4 Gelet op het vorenstaande is het beroep ontvankelijk en is sprake van overschrijding van de beslistermijnen.
2.5 Gelet op het bepaalde in artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb zal de rechtbank verweerder opdragen binnen een termijn van twee weken na verzending van deze uitspraak alsnog een besluit op het bezwaar te nemen.
2.6 De rechtbank bepaalt voorts met toepassing van artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb dat verweerder een dwangsom van € 350,-- verbeurt voor elke dag waarmee de hiervoor genoemde termijn wordt overschreden, met een maximum van € 52.500,--. Gekozen is voor een hogere dwangsom dan gebruikelijk, omdat verweerder er bij herhaling – onder andere bij het beslissen op het verzoek van eiseres om handhavend op te treden – blijk van heeft gegeven de beslistermijnen niet in acht te nemen. Verder is van belang dat de rechtbank reeds eerder, in onder andere de procedure met het nr. AWB 07-3994, heeft aangegeven dat de motivering die verweerder aan het besluit tot verlenging van de begunstigingstermijn ten grondslag legt, in strijd is met de wet en de vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
2.7 Voorts bestaat aanleiding verweerder te veroordelen in de proceskosten die verzoekster in verband met de behandeling van het verzoek redelijkerwijs heeft moeten maken, welke kosten geheel zijn toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Voor deze kosten wordt met inachtneming van het Besluit proceskosten bestuursrecht € 437,-- toegekend (1 punt voor het verzoekschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, waarbij het gewicht van de zaak als licht is aangemerkt).
3. Beslissing
De rechtbank:
3.1 verklaart het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit op de bezwaarschriften van 5 augustus 2008 en 31 oktober 2008 gegrond;
3.2 vernietigt het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een besluit;
3.3 draagt het college van burgemeester en wethouders van Haarlemmermeer op binnen twee weken na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog een besluit te nemen op het de bezwaarschriften van eiseres;
3.4 bepaalt dat het college van burgemeester en wethouders van Haarlemmermeer aan eiser een dwangsom van € 350,-- verbeurt voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 52.500,--;
3.5 veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Haarlemmermeer in de door eiseres gemaakte proceskosten tot een bedrag van € 437,--, te betalen aan eiseres.
3.6 gelast dat het college van burgemeester en wethouders van Haarlemmermeer het door eiseres betaalde griffierecht van € 298,-- aan haar vergoedt;
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.E. Heyning-Huydecoper, rechter, in tegenwoordigheid van mr. D. Krokké, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 29 maart 2010.
afschrift verzonden op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag. Het hoger beroep dient te worden ingesteld door het indienen van een beroepschrift binnen zes weken onmiddellijk liggend na de dag van verzending van de uitspraak door de griffier.