RECHTBANK HAARLEM
Sector civiel
familie- en jeugdrecht
zaak-/rekestnr.: 150107 / FA RK 08-3358
beschikking van de meervoudige kamer voor familiezaken van 13 april 2010
gegeven op het verzoek van:
[namen verzoekers]
beiden wonende te [plaats],
hierna mede te noemen: verzoekers,
advocaat: mr. S. Mahabier, kantoorhoudende te Amsterdam Zuidoost,
strekkende tot het verkrijgen van een verklaring voor recht tot erkenning van de buitenlandse adoptiebeslissing.
Het verzoek strekt tevens tot wijziging van de voornamen van:
[naam ],
oorspronkelijk genaamd [naam ] (hierna: [naam])
geboren op[datum] 1989 te [plaats], Suriname.
1 Verloop van de procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de beschikking van deze rechtbank van 3 november 2009;
- de brief, met bijlagen, van de advocaat van verzoekers van 1 februari 2010;
- de brief van de Raad voor de Kinderbescherming van 1 februari 2010;
- de op 30 maart 2010 ontvangen brief van [naam ].
2.1 Naar aanleiding van het ter zitting door verzoekers gewijzigde primaire verzoek tot erkenning van de Surinaamse adoptiebeslissing van 29 juli 2008, heeft de rechtbank bij beschikking van deze rechtbank van 3 november 2009 verzoekers in de gelegenheid gesteld alle bij het gewijzigde verzoek nog ontbrekende bijlagen over te leggen, zodat onder andere beoordeeld kan worden of de adoptie van [naam ] in Suriname voldoet aan de vereisten die van toepassing zijn op de erkenning van een in het buitenland uitgesproken adoptie. Daarnaast dient de rechtbank zich nog uit te laten op welke wijze de Surinaamse adoptie zich verhoudt tot de Wet Conflictenrecht Adoptie en of de Memorie van Toelichting ruimte biedt voor de mogelijkheid van erkenning van een buitenlandse adoptiebeslissing in een geval waarin zowel de verzoekers als het adoptiefkind ten tijde van de buitenlandse adoptieprocedure hun gewone verblijfplaats in Nederland hadden.
2.2 Door verzoekers zijn alle in bovengenoemde beschikking gevraagde bescheiden overgelegd. Uit deze stukken blijkt dat in Suriname:
- voorafgaand aan de ontheffing van de moeder van [naam ] een onderzoek heeft plaatsgevonden naar de omstandigheden van het gezin van de moeder van [naam ] en de pleegouders door het Bureau voor Familierechtelijke Zaken te [plaats], Suriname. Dit onderzoek heeft geleid tot het advies van 16 november 2006 de moeder te ontheffen van de voogdij over [naam ] en verzoekster te benoemen tot voogdes;
- de moeder van [naam ] op 8 januari 2007 in Raadkamer van het Kantongerecht te [plaats], Suriname, heeft verklaard geen bezwaar te hebben tegen de ontheffing van de voogdij over de [naam ] ten behoeve van de verzoekers;
- na de indiening door verzoekers van het verzoekschrift tot adoptie van [naam ], gedateerd 12 januari 2007, bij de Kantonrechter in het Eerste Kanton te [plaats], Suriname, is door het Bureau voor Familiezaken een onderzoek ingesteld. Tijdens dit onderzoek zijn zowel met de moeder van [naam ], als met de pleegouders gesprekken gevoerd. Voorts blijkt dat o.a. de twee meerderjarige dochters van verzoekers door middel van een gelegaliseerde verklaring op 16 januari 2008 hebben aangegeven geen bezwaar te hebben tegen de adoptie van [naam ] door verzoekers;
- het Bureau voor Familierechtelijke Zaken te Paramaribo, Suriname, adviseert de Kantonrechter te [plaats], Suriname, op 4 juli 2008 het verzoek tot adoptie van [naam] door verzoekers toe te wijzen;
- de moeder van [naam ] op 25 juli 2008 in Raadkamer van het Kantongerecht te [plaats], heeft verklaard geen bezwaar te hebben tegen de adoptie van [naam ] door verzoekers, waarna bij vonnis van 29 juli 2008 door de Kantonrechter in het Eerste Kanton te [plaats], Suriname de adoptie van [naam ] is uitgesproken.
2.3 Uit de overgelegde stukken blijkt voorts dat [naam ] door middel van een door notaris mr. [naam], kandidaat-notaris, op het kantoor van mr. [naam], op 2 april 2008 door middel van een gelegaliseerde verklaring heeft ingestemd met haar adoptie door verzoekers en na adoptie de naam [naam] zal dragen.
2.4 Op grond van de hierboven weergegeven feiten en omstandigheden heeft het Kantongerecht in het Eerste Kanton te [plaats], Suriname, bij vonnis van 29 juli 2008 de adoptie van [naam minderjarige] door verzoekers uitgesproken. [naam ] was ten tijde van voormelde adoptie-uitspraak 19 jaar oud en naar Surinaams recht minderjarig.
2.5 De rechtbank zal thans beoordelen of de buitenlandse adoptie zoals deze bij voormeld vonnis van 29 juli 2008 tot stand is gekomen, vatbaar is voor erkenning.
De rechtbank zal daarbij aansluiting zoeken bij de regels die artikel 6 van de Wet conflictenrecht adoptie (WCAd) geeft voor de erkenning van rechtswege van buitenlandse adopties die niet vallen onder het Haagse Adoptieverdrag van 29 mei 1993 (Trb. 1996, 94).
2.6 Uit de overgelegde stukken en hetgeen ter zitting van 24 september 2009 door verzoekers is verklaard, is komen vast te staan dat zowel de adoptiefouders als [naam ] zowel ten tijde van het indienen van het adoptieverzoek als ten tijde van de adoptiebeslissing hun gewone verblijfplaats in Nederland hadden. Zij verbleven rond de adoptieprocedure wel in Suriname, maar hebben zich nooit uit Nederland uitgeschreven en zich in Suriname gevestigd.
2.7 Zoals reeds in de beschikking van 3 november 2009 is overwogen, moet de vraag worden beantwoord of het recht in een dergelijk geval voorziet in erkenning van de adoptiebeslissing van de Surinaamse rechter. De rechtbank overweegt dienaangaande als volgt.
Uit de Memorie van Toelichting bij de WCAd (kamerstuk 2001-2002, 28457, nr. 3, Tweede Kamer) blijkt het navolgende. Een adoptiebeslissing komt voor erkenning in aanmerking indien zij is uitgesproken door een ter plaatse bevoegde autoriteit van een staat die kan worden geacht (indirecte) internationale bevoegdheid te hebben. Blijkens artikel 6 lid 1 WCAd wordt (indirecte) internationale jurisdictie aangenomen indien de adoptie is uitgesproken in de vreemde staat waar zowel de adoptanten als het kind gedurende de adoptieprocedure hun gewone verblijfplaats hadden, of in de vreemde staat waar hetzij de adoptanten, hetzij het kind in die periode zijn gewone verblijfplaats had.
In deze gevallen zijn er volgens de Memorie van Toelichting goede redenen om te bepleiten dat de adoptie in beginsel als fait accompli dient te worden aanvaard. Er mag van worden uitgegaan dat er een voldoende aanknoping was met de rechtssfeer van de staat waar de adoptie is uitgesproken. Verondersteld mag worden dat de autoriteiten van de betrokken staat zich een oordeel hebben kunnen vormen over de wenselijkheid van de adoptie, en in het bijzonder de vraag of het belang van het kind daarmee gediend was.
Mede gelet op bovengenoemde passage uit de Memorie van Toelichting is de rechtbank van oordeel dat het recht ruimte biedt voor de mogelijkheid van erkenning van buitenlandse adoptiebeslissingen in een geval waarin - zoals zich te dezen voordoet - zowel de adoptiefouders als het adoptiefkind ten tijde van de buitenlandse adoptieprocedure hun gewone verblijfplaats in Nederland hadden. Deze ruimte is er in het geval er voldoende aanknoping was met de rechtssfeer van de staat waar de adoptie is uitgesproken en mag worden aangenomen dat de autoriteiten van de betrokken staat zich een oordeel hebben kunnen vormen over de wenselijkheid van de adoptie en in het bijzonder de vraag of deze in het belang van het kind is. De rechtbank overweegt hieromtrent als volgt.
2.8 [naam ] was 13 jaar toen zij medio 2002/2003 naar Nederland kwam om bij een familielid van haar moeder te gaan wonen. In februari 2004 is zij opgenomen in het gezin van verzoekers en sindsdien wordt zij door hen verzorgd en opgevoed. Vanaf 14 april 2004 staat [naam ] officieel ingeschreven op het GBA-adres van verzoekers. Haar moeder woont nog steeds in Suriname, maar het contact met haar is verwaterd.
De rechtbank acht, gelet op voornoemde feiten en omstandigheden, de erkenning van de adoptiebeslissing in het belang van [naam ] en acht voldoende aanknopingspunten aanwezig om ter zake van de adoptie van [naam ] uit te gaan van internationale jurisdictie van een bevoegde autoriteit in Suriname. Als een dergelijk ter plaatse bevoegde autoriteit in Suriname kan kennelijk worden aangemerkt het Kantongerecht in het Eerste Kanton te [plaats], Suriname dat op 29 juli 2008 de adoptiebeslissing heeft gegeven.
De rechtbank is daarom van oordeel dat in deze procedure kan worden voorzien in erkenning van de adoptiebeslissing van de Surinaamse rechter, tenzij aan die beslissing kennelijk geen behoorlijk onderzoek of behoorlijke rechtspleging is voorafgegaan of de erkenning van die beslissing kennelijk in strijd met de openbare orde is.
Behoorlijk onderzoek en een behoorlijke rechtspleging
2.9 Uit de overgelegde stukken blijkt dat zowel voorafgaand aan de ontheffingsprocedure van de moeder ten behoeve van de adoptie van [naam ], als voorafgaande aan de adoptiebeslissing het Bureau voor Familierechtelijke Zaken te [plaats] onderzoeken zijn uitgevoerd naar de omstandigheden van zowel de moeder als van verzoekers. Van deze onderzoeken zijn rapporten uitgebracht, waarvan zowel destijds het Kantongerecht te Suriname als thans de rechtbank in Nederland kennis hebben genomen. De moeder van [naam ] is in Suriname verschenen op de zitting inzake de ontheffingsprocedure en op de zitting van de adoptieprocedure en heeft op beide zittingen met de respectieve verzoeken ingestemd.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is de rechtbank van oordeel dat voldoende is gebleken dat aan de Surinaamse adoptiebeslissing een behoorlijk onderzoek en een behoorlijke rechtspleging zijn voorafgegaan.
Strijd met de Nederlandse openbare orde
2.10 Uit de overgelegde stukken en hetgeen ter terechtzitting van 24 september 2009 naar voren is gebracht is niet gebleken van feiten en omstandigheden die maken dat erkenning van de adoptiebeslissing van de Surinaamse rechter kennelijk in strijd met de openbare orde is.
2.11 Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat de adoptiebeslissing voor erkenning vatbaar is. Zij gelast op de voet van artikel 1:26a b BW ambtshalve dat voornoemde adoptie als latere vermelding aan de daarvoor in aanmerking komende akte van de burgerlijke stand wordt toegevoegd.
2.12 Op grond artikel 1:5 lid 7 BW heeft [naam ] voor gekozen na de adoptie de geslachtsnaam [naam] te dragen.
2.12 Bij het adoptieverzoek is tevens verzocht de voornamen [namen] te wijzigen, in de voornamen “[namen] ”.
Van bezwaren tegen de verzochte voornaamswijziging is niet gebleken.
Dit op de wet gegronde verzoek zal worden toegewezen.
2.13 Bij de stukken bevindt zich een overeenkomstig de plaatselijke voorschriften door de daartoe bevoegde instantie opgemaakt akte van geboorte van [naam ], genummerd [nummer] van het jaar 1989. Deze geboorteakte is aangevuld met de latere vermelding dat [naam minderjarige] naar Surinaams recht sedert 30 juli 2008 is geadopteerd door verzoekers
Ingevolge het bepaalde in artikel 7, derde lid, van de WCAd juncto artikel 1:25, vijfde lid, boek 1, van het Burgerlijk Wetboek zal de rechtbank gelasten dat deze akte wordt ingeschreven in het register van geboorten van de gemeente 's-Gravenhage.
4.1 Verklaart voor recht dat wordt erkend de beslissing van het Kantongerecht in het Eerste Kanton te [plaats], Suriname, van 29 juli 2008 genummerd: Algemeen register No. [nummer], tot de adoptie naar het recht van Suriname van:
- [naam],
geboren op 1989 te [plaats], Suriname.
door verzoekers voornoemd.
4.2 Gelast de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente 's-Gravenhage een latere vermelding van de adoptie aan de daarvoor in aanmerking komende akte toe te voegen.
4.3 Gelast de inschrijving van voormelde akte van geboorte in de registers van de Burgerlijke Stand van de gemeente 's-Gravenhage.
4.4 Gelast de wijziging van de voornamen [namen] in: [namen].
4.5 Gelast de wijziging van de geslachtsnaam van [naam] in: [naam].
4.6 Draagt de griffier op niet eerder dan drie maanden na de dag van de uitspraak van deze beschikking -en indien daartegen geen hoger beroep is ingesteld- een afschrift van deze beschikking te zenden aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente
’s-Gravenhage.
Deze beschikking is gegeven door mr R.A. Otter,voorzitter, tevens kinderrechter, mrs. W.J.van Andel en A.M. Ayal, en in het openbaar uitgesproken ter terechtzitting van 13 april 2010, in tegenwoordigheid van M.P. Joukes als griffier.
Tegen deze beschikking kan – voor zover er definitief is beslist – door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.