ECLI:NL:RBHAA:2010:BM9154

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
7 juni 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
356211 HA/RK 10-110
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek in strafzaak tegen verdachte met betrekking tot poging tot moord

In deze zaak heeft verzoeker op 7 juni 2010 een wrakingsverzoek ingediend tegen de rechter-commissaris in een strafzaak die tegen hem aanhangig was. Verzoeker wordt verdacht van poging tot moord op [A], [getuige] en hun zoon [B] op 27 maart 1996. Tijdens een pro forma zitting op 20 april 2010 heeft getuige [getuige] verklaard de verdachte niet te herkennen als de dader. Op 7 juni 2010 vond een verhoor van de getuige plaats, waarbij de rechter-commissaris voornemens was een foto van verzoeker uit 1993/1994 te tonen. De raadsman van verzoeker maakte bezwaar en kondigde aan de rechter-commissaris te zullen wraken als zij de foto zou tonen. Ondanks het bezwaar heeft de rechter-commissaris besloten de foto te tonen, wat leidde tot het wrakingsverzoek van verzoeker.

De wrakingskamer heeft het verzoek op dezelfde dag behandeld. Verzoeker was niet aanwezig, maar zijn raadsman, mr. J.B. Boone, was wel aanwezig en heeft het verzoek toegelicht. De rechter-commissaris en de officier van justitie, mr. J. Plooij, waren ook aanwezig. Verzoeker stelde dat de rechter-commissaris blijk gaf van vooringenomenheid door de foto te willen tonen, terwijl de getuige hem niet herkende. De rechter-commissaris verdedigde haar beslissing door te stellen dat het tonen van de foto in het belang van het onderzoek was, omdat er geen recente foto van verzoeker in het dossier zat.

De wrakingskamer oordeelde dat de rechter-commissaris niet partijdig handelde en dat het tonen van de foto geen schijn van vooringenomenheid met zich meebracht. De kamer wees het wrakingsverzoek af, oordelend dat er geen feiten of omstandigheden waren die de conclusie van partijdigheid konden rechtvaardigen. De beslissing werd openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
zitting houdende te Haarlem
wrakingskamer
zaaknummer: 356211 HA/RK 10-110
datum beslissing: 7 juni 2010
Op verzoek van:
[Verzoeker],
verzoeker,
raadsman mr. J.B. Boone, advocaat te Wijk bij Duurstede.
1. Procesverloop
1.1 Tijdens het verhoor van de getuige [getuige] op 7 juni 2010 heeft verzoeker de wraking verzocht van [de rechter], hierna te noemen: de rechter-commissaris, in de bij de rechtbank Rotterdam, nevenvestiging Haarlem, aanhangige strafzaak tegen verzoeker met parketnummer 10/602048-09, hierna te noemen: de hoofdzaak.
1.2 Verzoeker wordt verdacht van poging tot moord op [A], [getuige] en hun zoon [B] op 27 maart 1996. Op 20 april 2010 heeft een pro forma zitting plaatsgevonden in deze zaak. De getuige [getuige] was bij die zitting aanwezig en zij heeft daarna aangegeven de verdachte niet te herkennen als de dader. Naar aanleiding daarvan heeft op 7 juni 2010 op verzoek van het openbaar ministerie een verhoor van de getuige [getuige] plaatsgevonden. De rechter-commissaris heeft tijdens het verhoor te kennen gegeven dat zij voornemens was de getuige een foto van verzoeker uit 1993/1994 te tonen. De raadsman heeft hiertegen bezwaar gemaakt en aangegeven dat hij de rechter-commissaris zal wraken als zij de enkelvoudige fotoconfrontatie doorzet. De rechter-commissaris heeft vervolgens gezegd dat zij bleef bij haar voornemen de getuige de foto te tonen. Hierop heeft verzoeker de rechter-commissaris gewraakt.
1.3 De wrakingskamer heeft het verzoek ter terechtzitting van 7 juni 2010 behandeld. Verzoeker, de officier van justitie en de rechter-commissaris zijn in de gelegenheid gesteld te worden gehoord. Verzoeker is niet verschenen. Wel is verschenen zijn raadsman mr. J.B. Boone, die het verzoek mondeling heeft toegelicht. De rechter-commissaris heeft in een schriftelijke reactie laten weten dat zij niet in de wraking berust. Voorts is de rechter-commissaris ter terechtzitting verschenen. De officier van justitie, in de persoon van mr. J. Plooij, is eveneens verschenen en heeft een toelichting gegeven.
2. Het standpunt van verzoeker en van de rechter-commissaris
2.1 Verzoeker heeft ter onderbouwing van het wrakingsverzoek aangevoerd dat de rechter-commissaris blijk heeft gegeven van vooringenomenheid, nu zij heeft aangegeven dat zij – ondanks bezwaren daartegen – de getuige een foto van verdachte uit 1993/1994 zal tonen. Met het tonen van de foto in een enkelvoudige fotoconfrontatie probeert de rechter-commissaris de verklaring van de getuige, dat zij verzoeker niet als dader herkent, te weerleggen ten voordele van het openbaar ministerie en handelt zij in strijd met de goede procesorde, aldus verzoeker.
2.2 De rechter-commissaris heeft aangegeven dat zij het in het belang van het onderzoek acht de getuige kennis te laten nemen van de foto van verdachte uit 1993/1994 nu de getuige aan de hand hiervan antwoord zou kunnen geven op de vraag of zij deze man als de schutter herkent, aangezien er geen foto van verdachte uit 1996 in het strafdossier zit en 1993/1994 dichter bij het schietincident ligt dan 2010. Uit het voorhouden van de foto aan de getuige blijkt niet van enige (schijn van) vooringenomenheid.
2.3 De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het wrakingsverzoek moet worden afgewezen. Het voornemen van de rechter-commissaris de foto aan de getuige te tonen geeft niet blijk van enige vooringenomenheid. Hij heeft voorts aangegeven dat wat hem betreft de uitkomst van die confrontatie zonder enige waarde is, aangezien een getuigenverklaring daarover na zoveel jaren niet betrouwbaar is.
3. Beoordeling
3.1 Een rechter kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Uitgangspunt daarbij is dat de rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet, die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat een rechter jegens een verdachte een vooringenomenheid koestert. Daarnaast kan er onder omstandigheden reden zijn voor wraking, indien geheel afgezien van de persoonlijke opstelling van de rechter in de hoofdzaak de bij een verdachte bestaande vrees voor partijdigheid van die rechter objectief gerechtvaardigd is, waarbij rekening moet worden gehouden met uiterlijke schijn. Het subjectieve oordeel van verzoeker is niet doorslaggevend.
3.2 De wrakingskamer stelt voorop dat het tijdens getuigenverhoren de taak van de rechter-commissaris is om – onder meer aan de hand van stukken uit het dossier – getuigen kritisch te verhoren en hun verklaringen op betrouwbaarheid te toetsen aan de hand van de inhoud van de (overige) stukken uit het strafdossier. Het voorhouden van een zestien jaar oude foto – die onderdeel uitmaakt van het strafdossier – van verzoeker aan de getuige met de vraag of zij de verdachte als de schutter herkent, valt binnen die taak en geeft niet blijk van enige partijdigheid of vooringenomenheid jegens verzoeker, ook niet nu de getuige heeft aangegeven dat zij verzoeker tijdens de pro forma zitting, veertien jaar na het schietincident, niet heeft herkend als de dader. Welke waarde na het verstrijken van zoveel jaren aan de uitkomst van een dergelijke enkelvoudige fotoconfrontatie kan worden gehecht, is te zijner tijd ter beoordeling van de strafrechter die de zaak ter terechtzitting zal behandelen.
De wrakingskamer komt dan ook tot het oordeel dat noch uit het verzoek, noch uit de toelichting ten aanzien van die grond ter zitting, is gebleken van feiten en omstandigheden die zouden kunnen leiden tot de conclusie dat sprake is van enige (schijn van) vooringenomenheid danwel partijdigheid jegens verzoeker. De aangevoerde feiten en omstandigheden vormen derhalve geen grond voor wraking.
3.3 De wrakingskamer zal het verzoek gelet op het voorgaande afwijzen.
4. Beslissing
De wrakingskamer:
4.1 wijst het verzoek om wraking af;
4.2 beveelt de griffier onverwijld aan verzoeker, de rechter-commissaris en de officier van justitie een voor eensluidende gewaarmerkt afschrift van deze beslissing toe te zenden;
4.3 beveelt dat het onderzoek door de rechter-commissaris wordt voortgezet in de stand waarin het zich thans bevindt.
Deze beslissing is gegeven door mr. J.J. Dijk, voorzitter, en mrs. A.J. Wolfs en C.A.M. van de Rest – van der Heijden, leden van de wrakingskamer, en in het openbaar uitgesproken op 7 juni 2010 in tegenwoordigheid van mr. M.C.C. Kaal als griffier.
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.