ECLI:NL:RBHAA:2010:BM9751
Rechtbank Haarlem
- Raadkamer
- Rechtspraak.nl
Verzoek om vergoeding van kosten door ouders van gewezen minderjarige verdachte afgewezen
Op 10 juni 2010 heeft de enkelvoudige raadkamer van de Rechtbank Haarlem uitspraak gedaan in een verzoekschrift van de ouders van een gewezen minderjarige verdachte. Het verzoek, ingediend door mr. P.A. van der Waal, strekte tot toekenning van een vergoeding ten laste van de Staat voor gemaakte kosten in verband met de strafzaak van hun zoon. De ouders, geboren op respectievelijk 1 september 1963 en 7 maart 1964, vroegen om vergoeding van reiskosten en kosten voor tijdverzuim, omdat zij aanwezig waren bij het politiebureau, de jeugdinrichting en de rechtbank. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de ouders geen aanspraak kunnen maken op deze vergoeding, omdat zij niet waren opgeroepen voor een terechtzitting, zoals vereist volgens artikel 496, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv). De strafzaak tegen hun zoon was beëindigd zonder dat er een terechtzitting had plaatsgevonden, en de verzochte kosten betroffen de periode van voorlopige hechtenis, die niet voor vergoeding in aanmerking komt op basis van artikel 591a, derde lid, Sv.
De rechtbank heeft de zaak behandeld op 27 mei 2010, waarbij mr. P.A. van der Waal de verzoekers vertegenwoordigde en de officier van justitie mr. F.A.C. Kooper-Gerritsen aanwezig was. De rechtbank heeft vastgesteld dat het verzoekschrift tijdig was ingediend en dat de verzoekers ontvankelijk waren in hun verzoek. Desondanks heeft de rechtbank geconcludeerd dat er geen gronden aanwezig waren om de vergoeding toe te kennen, en heeft het verzoek afgewezen. De uitspraak is openbaar gedaan en de rechtbank heeft de beslissing op 10 juni 2010 bekendgemaakt.