ECLI:NL:RBHAA:2010:BM9834

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
14 juni 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
801844-09
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor smokkel van cocaïne met beroep op psychische overmacht

Op 14 juni 2010 heeft de meervoudige kamer van de Rechtbank Haarlem uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 12 december 2009 te Schiphol opzettelijk een hoeveelheid cocaïne binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van twaalf maanden. De verdediging voerde aan dat de verdachte onder psychische overmacht handelde, maar de rechtbank oordeelde dat er geen overtuigend bewijs was voor de aanwezigheid van bedreigende omstandigheden die de verdachte zouden hebben gedwongen tot het plegen van het delict. De rechtbank wees erop dat de verdachte eerder de kans had gekregen om zich onder reclasseringstoezicht te laten stellen, maar deze kans niet had aangegrepen. De rechtbank concludeerde dat de verdachte strafbaar was en dat de opgelegde straf in lijn was met vergelijkbare zaken. De rechtbank verklaarde het bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit had begaan en sprak hem vrij van andere tenlastegelegde feiten. Tevens werd het in beslag genomen vliegticket van Surinam Airways verbeurd verklaard, omdat dit voorwerp was gebruikt bij de uitvoering van het strafbare feit. De uitspraak werd gedaan in tegenwoordigheid van de griffiers en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector Strafrecht
Locatie Schiphol
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/801844-09
Uitspraakdatum: 14 juni 2010
Tegenspraak
Strafvonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 31 mei 2010 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1956 te [geboorteplaats] (Suriname),
wonende te [woonplaats],
thans gedetineerd in P.I. Midden Holland, HvB Haarlem, te Haarlem.
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 12 december 2009 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in
de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, althans bevattende een (ander) middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens
het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, leest de rechtbank deze verbeterd. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit en gevorderd dat verdachte ter zake daarvan zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van twaalf maanden waarvan twee maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, zulks met aftrek van de tijd die in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, met aan het voorwaardelijk strafdeel gekoppeld de bijzondere voorwaarde dat verdachte zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen hem te geven door of namens de Reclassering Nederland, regio Haarlem, zolang deze instelling zulks noodzakelijk acht, met dien verstande dat dit onder meer inhoudt het zich houden aan het meldingsgebod.
Ten aanzien van het onder verdachte in beslag genomen Surinam Airways vliegticket heeft de officier van justitie de verbeurdverklaring gevorderd.
4. Bewijs
4.1. Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen waarbij de rechtbank – nu verdachte een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering is - zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen, te weten:
• de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting afgelegd;
• het in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aanhouding en bevindingen (dossierparagraaf 1.1);
• het in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van onderzoek verdovende middelen (dossierparagraaf 1.1.4);
• een in de wettelijke vorm opgemaakt deskundigenrapport, te weten een rapport van het Douane Laboratorium te Amsterdam van 30 december 2009 (Laboratoriumnummer 14898 X 09).
4.2. Bewezenverklaring
Gezien het bovenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, in dier voege dat
hij op 12 december 2009 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
5. Strafbaarheid van het feit
Het bewezen verklaarde levert op:
Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder A, van de Opiumwet gegeven verbod.
6. Strafbaarheid van verdachte
De raadsman van verdachte heeft ter terechtzitting aangevoerd dat verdachte het drugstransport onder dwang zou hebben uitgevoerd. Die dwang zou hierin hebben bestaan, dat de opdrachtgevers van verdachte hadden gezegd dat ze zijn kleinkinderen wel zouden weten te vinden als verdachte de bollen met cocaïne niet zou slikken en naar Nederland zou brengen. Tevens zou een van de opdrachtgevers in het bezit zou zijn geweest van een pistool.
Voor zover de raadsman met het voorgaande betoog een beroep heeft willen doen op de aanwezigheid van psychische overmacht, overweegt de rechtbank het volgende.
Voor een geslaagd beroep op psychische overmacht moet aannemelijk zijn dat betrokkene zich ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde feit in zodanige bedreigende omstandigheden bevond dat van hem in redelijkheid niet gevergd kon worden dat hij zich onthield van de invoer van cocaïne. Uit hetgeen door (en namens) verdachte is aangevoerd, is het bestaan van dergelijke omstandigheden niet aannemelijk geworden.
In de eerste plaats acht de rechtbank het van belang dat verdachte de gestelde bedreiging niet concreet maakt. Bij zijn verhoor door de Koninklijke Marechaussee en daarna bij de rechter-commissaris geeft hij – samengevat – enkel aan dat de mannen veel druk uitoefenden en hem de namen van zijn kleinkinderen konden noemen. Eerst ter terechtzitting heeft verdachte melding gemaakt van een pistool waarmee hij bedreigd zou zijn.
Voorts heeft verdachte ter terechtzitting verklaard dat hij met de opdrachtgevers had afgesproken dat hij het drugtransport zou doen, maar onder de voorwaarde dat dit de laatste keer zou zijn en dat hij hiervoor een beloning van € 6.000,--- zou krijgen. Deze afspraken laten zich naar het oordeel van de rechtbank moeilijk rijmen met het verhaal van verdachte dat hij zou zijn bedreigd.
Tot slot is de rechtbank van oordeel – los van de vraag of de bedreiging heeft plaatsgevonden – dat verdachte niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij niet onder de gestelde druk uit had kunnen komen door zich bijvoorbeeld tot de politie te wenden.
Een beroep op psychische overmacht kan dan ook niet slagen. Ook overigens is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.
7. Motivering van de sancties
Bij de beslissing over de sancties die aan verdachte moeten worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting en uit de bespreking aldaar van het vanwege de Reclassering Nederland, Adviesunit Haarlem, uitgebrachte rapport van 27 april 2010.
In het bijzonder heeft de rechtbank het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de opzettelijke invoer van ongeveer 942 gram van een materiaal bevattende cocaïne. Dit is een voor de gezondheid van personen schadelijke stof. De ingevoerde hoeveelheid was van dien aard, dat deze bestemd moet zijn geweest voor verdere verspreiding en handel. De verspreiding van en handel in cocaïne gaan gepaard met vele andere vormen van criminaliteit, waaronder de door gebruikers gepleegde strafbare feiten ter financiering van hun behoefte aan deze stof.
Ten nadele van verdachte houdt de rechtbank er voorts rekening mee dat hij eerder voor drugsdelicten is veroordeeld. Zoals blijkt uit een Uittreksel Justitiële Documentatie van 14 december 2009 is verdachte reeds in 2005 veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 28 maanden waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren met daaraan gekoppeld een verplicht reclasseringstoezicht ter zake van overtreding van de Opiumwet. Destijds is het opgelegde reclasseringstoezicht niet van de grond gekomen aangezien verdachte (wederom) wegens een drugsdelict in Engeland gedetineerd raakte.
Op grond van het voren overwogene is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd. Verdachte is eerder de kans geboden zich onder reclasseringstoezicht te laten stellen, maar heeft deze kans destijds niet aangegrepen. Anders dan de officier van justitie ziet de rechtbank thans dan ook geen aanleiding om af te wijken van de straf die ten aanzien van dit soort misdrijven in vergelijkbare gevallen pleegt te worden opgelegd.
Verbeurdverklaring
De rechtbank is van oordeel dat het onder verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerp, te weten een Surinam Airways vliegticket, dient te worden verbeurd verklaard. Uit het onderzoek op de terechtzitting is gebleken dat het bewezen verklaarde feit met behulp van dat voorwerp, dat aan verdachte toebehoort, is begaan of voorbereid.
8. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
33, 33a van het Wetboek van Strafrecht.
2, 10 van de Opiumwet.
9. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 4.2. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezen verklaarde feit het hierboven onder 5. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens dit feit tot een gevangenisstraf voor de duur van TWAALF (12) MAANDEN.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de thans opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurd:
- 1.00 STK Vliegticket SURINAM AIRWAYS etck 1922300222659 onv ve pbm-ams-pbm.
10. Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. J. Candido, voorzitter,
mrs. T. van Muijden en S.M. Christiaan, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffiers mr. D.J.H.J. van Leeuwen en C.W. van der Hoek,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 14 juni 2010.