proces-verbaal
RECHTBANK HAARLEM
zaaknummer / rolnummer: 170589 / KG ZA 10-307
Proces-verbaal van de zitting, gehouden op 29 juni 2010, houdende mondeling vonnis
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser,
advocaat mr. I. Heijselaar te Amsterdam,
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
advocaat mr. F.J. ten Seldam te Haarlem.
Partijen zullen hierna de vader en de moeder worden genoemd.
De zitting wordt gehouden in het gebouw van deze rechtbank ter behandeling van een vordering in kort geding.
Tegenwoordig zijn mr. A.J. van der Meer, voorzieningenrechter, en J.M. Mills, griffier.
Na uitroeping van de zaak verschijnen
- de vader, bijgestaan door mr. Heijselaar voornoemd
- de moeder, bijgestaan door mr. Ten Seldam voornoemd.
De voorzieningenrechter stelt vast dat de vader in de aan de moeder uitgebrachte dagvaarding het volgende vordert:
“Het U E.A. Vrouwe/Heer Voorzieningenrechter moge behage bij - mondeling - vonnis dan wel proces-verbaal ter terechtzitting, uitvoerbaar bij voorraad en op de minuut, voor zover rechtens mogelijk, gedaagde te veroordelen:
- medewerking te verlenen aan de vakantie van [zoon] [...] met zijn vader in de periode d.d. 23 juli t/m 15 augustus 2010, met het bevel om het minderjarige kind ten behoeve van de vakantie aan de vader af te geven, alsmede reisbescheiden als paspoort beschikbaar te stellen, een en ander onder verbeurte van en dwangsom ad € 2.500,--, met een maximum ad € 50.000,--, voor iedere dag dat de vrouw medewerking/afgifte weigert.
- iedere andere maatregel die U E.A. praktisch en redelijk acht.”
De vader laat bij monde van zijn advocaat weten dat bedoeld is te vorderen afgifte van [zoon] ten behoeve van een vakantie aan de zuid/westkust van Turkije.
De moeder voert bij monde van haar advocaat verweer. Dat verweer behelst samengevat dat de moeder er geen bezwaar tegen heeft dat [zoon] in genoemde periode met de vader op vakantie gaat, maar wel dat die vakantie naar Turkije gaat, omdat voor dat land vaccinatie tegen hepatitis A wordt aanbevolen, [zoon] heftig op inentingen reageert, lymfadenopathie (opzetten van de lymfeklieren) een bijwerking van die vaccinatie kan zijn en in september 2008 in het Spaarne ziekenhuis lymfadenitis mesenterica (ontsteking van de lymfeklieren van de darmen) bij [zoon] is vastgesteld.
De advocaten van partijen bedienen zich in eerste termijn van overgelegde pleitnota’s en volharden in tweede termijn bij de eerder door hen ingenomen standpunten.
De zitting wordt voor korte tijd geschorst voor beraad. Na hervatting van de zitting heeft de voorzieningenrechter - gelet ook op het spoedeisende karakter van de zaak - mondeling het volgende vonnis gewezen.
1. De voorzieningenrechter stelt vast dat alleen de moeder het gezag heeft over [zoon] en dat de vader “slechts” een door de rechtbank vastgesteld omgangsrecht heeft. Het feit dat de moeder het gezag heeft, brengt met zich dat alleen zij het recht heeft te beslissen over aan [zoon] te geven vaccinaties.
2. De voorzieningenrechter stelt vast dat voor Turkije, de zuid/westkust van dat land niet uitgezonderd, door onder meer het Tropencentrum AMC, ongeacht de verblijfsduur, vaccinatie tegen hepatitis A wordt aanbevolen en dat voor het daarvoor te gebruiken vaccin onder meer lymfadenopathie als, zeer zelden voorkomende, bijwerking wordt genoemd.
3. De voorzieningenrechter stelt vast dat blijkens het door de moeder getoonde vaccinatieboekje van [zoon] hij enkele volgens het Rijksvaccinatieprogramma voor kinderen verplichte vaccinaties, te weten Men C en Hib 1, niet heeft gekregen, naar de moeder stelt, zulks in overleg met de GGD op grond van het feit dat [zoon] heftig op inentingen reageert.
4. De voorzieningenrechter overweegt dat een vaccinatie in het kader van een vakantie niet te vergelijken is met een verplichte vaccinatie en in zekere zin een “luxe” vaccinatie is. De risico’s en bijwerkingen van vaccinaties in het kader van het Rijksvaccinatieprogramma dienen dan ook eerder te worden geaccepteerd dan de risico’s en bijwerkingen van vaccinaties ten behoeve van gezondheidsrisico’s die een vakantie naar een bepaald land met zich kunnen brengen.
5. Hetgeen hiervoor is vastgesteld kan er naar het oordeel van de voorzieningenrechter op duiden dat er voor [zoon] een zeker risico bestaat bij vaccinatie tegen hepatitis A. Het had op de weg van de vader gelegen om zijn stelling dat dat risico er niet is te onderbouwen met een specifiek op de situatie van [zoon] gerichte medische verklaring daaromtrent. Nu de vader dat heeft nagelaten, vaccinatie tegen hepatitis A voor Turkije niet zonder goede reden zal worden aanbevolen en bij een vakantie van [zoon] in Turkije derhalve in de rede ligt, zal de door de vader gevraagde voorziening, die beoogt het mogelijk te maken dat hij tegen de wil van de moeder met [zoon] naar Turkije met vakantie gaat, worden geweigerd. De voorzieningenrechter betrekt bij dit oordeel dat de moeder en niet de vader de zeggenschap heeft over de aan [zoon] te geven injecties, dat er legio landen zijn waarvoor geen vaccinaties zijn aanbevolen en waar de vader met [zoon] met vakantie naar toe zou kunnen gaan en dat de moeder de vader reeds in april jl. heeft laten weten dat vakantiebestemmingen waarvoor vaccinaties nodig zijn voor [zoon] geen optie zijn en derhalve, ook volgens de GGD, ook Turkije niet. Het argument van de vader dat hij met vakantie naar Turkije wil gaan, omdat hij een daar gebouwde door hem bestelde speedboot in ontvangst kan nemen, vermag geen verandering te brengen in het oordeel van de voorzieningenrechter. Dat reeds om reden dat gesteld noch gebleken is, dat die speedboot niet op een ander moment dan in genoemde periode aan de vader kan worden afgeleverd.
6. Gelet op de relatie tussen partijen zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
De beslissing
De voorzieningenrechter
1. weigert de voorziening,
2. compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
De voorzieningenrechter sluit de zitting.