ECLI:NL:RBHAA:2010:BN1684
Rechtbank Haarlem
- Kort geding
- A.J. van der Meer
- Rechtspraak.nl
Weigering verzoek tot verlenging van de termijn voor het instellen van een eis in de hoofdzaak na conservatoir beslag
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Haarlem op 16 juli 2010, betreft het een verzoek tot verlenging van de termijn voor het instellen van een eis in de hoofdzaak na het leggen van conservatoir beslag door verzoekster onder de Rabobank. De voorzieningenrechter had eerder op 12 juli 2010 verlof verleend voor het leggen van dit beslag, met de bepaling dat de eis in de hoofdzaak binnen 14 dagen na de beslaglegging moest worden ingesteld. Verzoekster verzocht om deze termijn te verlengen tot zes weken na de beslaglegging, omdat zowel zijzelf als haar advocaat afwezig waren wegens vakantie. Verzoekster stelde dat dit noodzakelijk was voor het opstellen van een dagvaarding waarin alle relevante punten aan de orde komen, wat zou bijdragen aan een efficiënt verloop van de procedure.
De voorzieningenrechter, mr. A.J. van der Meer, heeft het verzoek tot verlenging van de termijn echter afgewezen. Tijdens de zitting werd duidelijk dat de privé-omstandigheden van verzoekster en haar advocaat, zoals hun afwezigheid door vakantie, niet als geldige reden konden worden aangemerkt voor het verlengen van de termijn. De voorzieningenrechter benadrukte dat de ratio van de termijn in artikel 700 lid 3 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) is dat er zo snel mogelijk een procedure aanhangig moet worden gemaakt, zodat de omvang en gegrondheid van de vordering kunnen worden getoetst. De voorzieningenrechter concludeerde dat de omstandigheden voor risico van verzoekster komen en dat de termijn niet verlengd kan worden ten nadele van de gerekwestreerde.
De beslissing van de voorzieningenrechter was dus om het verzoek tot verlenging van de termijn voor het instellen van de eis in de hoofdzaak te weigeren. Deze beschikking werd openbaar uitgesproken op 16 juli 2010.