RECHTBANK HAARLEM
Sector Strafrecht
Parketnummer: 15/801479-09
Uitspraakdatum: 1 juni 2010
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 18 mei 2010 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te Valparaiso (Chili),
zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande,
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Vrouwen, Huis van Bewaring Nieuwersluis, te Nieuwersluis.
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
zij op of omstreeks 09 oktober 2009 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, althans bevattende een (ander) middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit en gevorderd dat verdachte ter zake zal worden veroordeeld tot 50 (vijftig) maanden gevangenisstraf met aftrek van de tijd die verdachte reeds in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Tevens heeft de officier van justitie de verbeurdverklaring gevorderd van de op de beslaglijst voormelde voorwerpen, te weten de telefoon en het geldbedrag van 2.025 euro.
4.1. Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit op grond van de navolgende bewijsmiddelen waarbij de rechtbank – nu verdachte een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering is - zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen, te weten:
• de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 18 mei 2010 afgelegd;
• het in wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aanhouding d.d. 9 oktober 2009 (dossierparagraaf 1.1);
• het in wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van onderzoek verdovende middelen d.d. 15 oktober 2009 (dossierparagraaf 1.1.4): waaruit blijkt dat in de koffer van verdachte zeven pakketten zijn aangetroffen. Het totaal nettogewicht van de pakketten bedroeg 14.668,6 gram. Bij de cocaïnetest trad een positieve kleurreactie op zodat aangenomen mag worden dat de geteste stof vermoedelijk cocaïne betrof. De 14 representatieve monsters van de stof uit de pakketten zijn overgebracht naar het Douanelaboratorium te Amsterdam onder de nummers AAAO5264NL t/m AAAO5277NL;
• het deskundigenrapport van het Douane Laboratorium Amsterdam, kenmerk 12274 X 09, opgemaakt op 22 oktober 2009 door de vast gerechtelijke deskundige drs. M.M. Sarneel. Dit rapport heeft als conclusie dat de materialen AAAO5264NL t/m AAAO5277NL cocaïne bevatten, welk substantie is vermeld op lijst I, behorende bij de Opiumwet.
4.2. Bewezenverklaring
Gezien het bovenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, in dier voege dat
zij op 9 oktober 2009 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in haar verdediging.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
5. Strafbaarheid van het feit
Het bewezen verklaarde levert op:
Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder A, van de Opiumwet gegeven verbod.
6. Strafbaarheid van verdachte
6.1 Standpunten.
De raadsman heeft ter terechtzitting het verweer gevoerd dat verdachte niet strafbaar is omdat zij in een noodtoestand verkeerde. Verdachte zou als gevolg van bedreigingen en druk hebben gevreesd voor het leven van zichzelf en haar kinderen en onder deze psychische druk de drugs hebben gesmokkeld. De raadsman verwijst naar de ter terechtzitting afgelegde verklaring van verdachte over de ontstane druk en geuite bedreigingen, en haar merkwaardige wisselende verklaringen zoals ook ter terechtzitting van 7 januari 2010 door verdachte afgelegd. Het bedreigende sms-bericht dat zich in het dossier bevindt, ondersteunt de verklaring van verdachte. Ook het zoontje van verdachte vertoont psychische klachten en wordt in Spanje behandeld (1). Dat verdachte steeds wisselende verklaringen heeft afgelegd met betrekking tot het tenlastegelegde en ook met betrekking tot de bedreigingen die zij heeft ondervonden thans op de terechtzitting in iets andere zin verklaart dan tegenover de psycholoog [psycholoog], kan worden verklaard door de gestelde diagnose van een posttraumatische stress-stoornis bij verdachte.Verdachte treft derhalve geen schuld en dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat wellicht van enige bedreiging sprake kan zijn geweest maar dat de verklaring van verdachte met betrekking tot de bij haar ontstane druk en gedane bedreigingen onaannemelijk is en zelfs ongeloofwaardig. Immers verdachte heeft wisselende verklaringen afgelegd en de hoeveelheid drugs die verdachte vervoerde, maakt het niet aannemelijk dat een organisatie een dergelijk risico neemt. Voorts verzoekt de officier van justitie het uitgebrachte rapport van de psycholoog [psycholoog] buiten beschouwing te laten nu de inhoud van dit rapport en de conclusies slechts gebaseerd zijn op de verklaring(en) van verdachte zelf en verdachte inconsistent verklaart. Indien de rechtbank dit rapport wel wenst te raadplegen, verzoekt de officier van justitie subsidiair een contra-rapportage te laten opmaken.
6.2 Redengevende feiten en omstandigheden.
De rechtbank merkt het verweer van de raadsman aan als een beroep op psychische overmacht en betrekt in haar beoordeling de volgende feiten en omstandigheden.
Verklaring verdachte ter terechtzitting
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat zij in mei 2009 met haar man en twee kinderen – van zes en twee jaar – vanuit haar woonplaats in Spanje naar Ecuador, Guayaquil is gereisd, waar haar schoonvader en schoonmoeder wonen, met de bedoeling zich aldaar te vestigen. In augustus 2009 is haar man naar Spanje teruggekeerd, omdat de verdiensten als taxichauffeur in Ecuador tegenvielen en hij een goede baan aangeboden had gekregen in Barcelona. Verdachte bleef samen met haar kinderen in Ecuador, omdat het nog vakantie was, maar zij zouden zo snel mogelijk volgen. Vanaf dat moment werd verdachte vaak gebeld door mannen die haar onder druk zetten om drugs voor hen te smokkelen naar Spanje. Ze belden haar anoniem. Toen verdachte weigerde betrokken te raken bij drugssmokkel werd zij door deze mannen bedreigd. Zij kreeg meerdere keren sms’jes met dreigende teksten. Toen verdachte op een dag boodschappen ging doen, werd zij aangesproken door twee mannen die zeiden de mannen te zijn die haar belden. Ze lieten haar foto’s zien van haar kinderen, spelend in de straat voor haar huis, en dreigden daarbij met een pistool. Daarbij zeiden ze dat als verdachte niet deed wat zij zeiden of als zij iets zou zeggen tegen haar man of familie, ze haar kinderen zouden vermoorden. Ze hadden haar nodig omdat verdachte de juiste papieren had. Verdachte is zich vervolgens gaan prostitueren om tickets voor haar en haar kinderen te kunnen financieren om zelf naar Spanje te vertrekken. Begin oktober 2009 ging verdachte met haar kinderen naar een reisbureau om informatie te vragen over de prijs van een ticket. Bij het naar buiten lopen werd zij wederom aangesproken door de twee mannen, dit maal in aanwezigheid van een Nederlandse man, die haar vervolgens in een auto dwongen. Daarbij pakte ze haar papieren af, waaronder haar paspoort. In de auto sloegen de mannen verdachte waar haar kinderen bij waren. Ook bedreigden de mannen haar weer en zeiden – terwijl een van de mannen zijn hand op het hoofd van haar zoontje zette – dat ze niet begrepen waarom ze zo moeilijk deed en dat ze wel mee moest werken omdat ze anders haar kinderen zouden ombrengen. Uit een diepe angst voor het leven van haar kinderen heeft verdachte vervolgens met de drugssmokkel ingestemd. Een paar dagen hierna is verdachte opgedragen te vertrekken en een taxi te nemen naar een dorp. Zij heeft haar koffer gepakt met wat kleding voor haar zelf en haar kinderen en is weggegaan, zonder iets tegen haar schoonouders te zeggen, omdat zij bang was dat zij de politie zouden bellen. Vervolgens hebben de twee mannen haar opgehaald en in een hotel vastgehouden waar ze eerst haar koffer hebben afgepakt, haar vervolgens naar een ander hotel hebben gebracht en uiteindelijk naar het vliegveld, waar ze haar koffer terugkreeg (2).
Relevante informatie uit het strafdossier
Verdachte blijkt op de heenreis vanuit Barcelona, via Bogota naar Ecuador, Guayaquil gereisd te zijn. Samen met haar man en kinderen hadden zij 6 stuks ruimbagage ingecheckt met een totaal gewicht van 130 kilogram. Op 7 oktober 2009 is verdachte samen met haar twee kinderen en in het bezit van een koffer vanuit Guayaquil, via Quito met businessclass tickets naar Amsterdam gevlogen. Zij was voorts in het bezit van een vliegticket dat hen vanuit Amsterdam, via Malta uiteindelijk op 11 oktober 2009 naar Barcelona zou brengen (3). Deze omstandigheden, het verschil in reisroute op de terugreis waarbij sprake is van een dure en lange onlogische reisroute, welke niet past bij de financiën van verdachte en het reizen met 2 jonge kinderen reist, acht de rechtbank opmerkelijk.
Verder heeft verdachte op 20 augustus 2009 een sms-bericht ontvangen met de tekst: “He leugenachtige teef, wat ben je aan het rondvertellen dat je je papieren aan mij hebt gegeven, vals kreng, als je vertrekt stop ik een kilo in je koffers zodat je een paar jaar gevangen zit, waar je ook heengaat ik zal je lastig vallen” (4).
Rapportage met betrekking tot de persoon van verdachte
Ter terechtzitting van 7 januari 2010 heeft de raadsman van verdachte om aanhouding van behandeling van de zaak verzocht omdat de raadsman ter zitting onverwacht werd geconfronteerd met andere verklaringen van verdachte hoewel hij de zitting uitvoerig met verdachte in aanwezigheid van een tolk had voorbesproken. De rechtbank heeft het verzoek tot aanhouding gehonoreerd en daarbij ambtshalve besloten met betrekking tot verdachte een consultbrief te laten opstellen.
In de daarop gevolgde consultbrief heeft de psychiater [psychiater] aangegeven dat verdachte toch wel vraagtekens oproept zoals bijvoorbeeld of er sprake is van een abnormale beïnvloedbaarheid en de tegenstrijdige verklaringen die ze heeft afgelegd. Geadviseerd wordt psychologische rapportage te verrichten welke meer duidelijkheid kan geven over de persoonlijkheid van verdachte (5). Uit de inhoud van de brief blijkt dat verdachte tegenover de psychiater heeft aangegeven onder dwang betrokken te zijn geraakt bij het drugstransport en veel angst had dat haar kinderen iets aangedaan zou worden.
De getuige-deskundige, de heer [psycholoog], GZ-psycholoog te Amsterdam, heeft in zijn rapport van 14 april 2010 geconcludeerd dat verdachte ten tijde van het ten laste gelegde lijdt aan een posttraumatische stresstoornis, die gepaard gaat met recidiverende heftige herbelevingen en gevoelens van angst, verwarring en bedreiging. Reconstructie van het gebeurde ten tijde van het ten laste gelegde levert een scenario op van een vrouw en twee kinderen die ernstig bedreigd zijn en zeer angstig zijn gemaakt. Ten tijde van het ten laste gelegde is verdachte waarschijnlijk gaan handelen onder invloed van deze heftige gevoelens van angst, bedreiging en verwarring. Verdachte ondervindt nog altijd veel hinder van de verschijnselen van de posttraumatische stressstoornis. Pogingen om haar over het ten laste gelegde te laten praten, leiden betrekkelijk snel tot herbelevingen van zeer angstige beelden en leiden eveneens tot heftige emotionele klachten en fysiologische reacties. Verdachte beschikt over voldoende intelligentie, over een normaal ontwikkelde gewetensfunctie, over voldoende probleembesef en copingsvaardigheden. Onder normale omstandigheden is zij voldoende stressbestendig. [psycholoog] acht een nagebootste stoornis of een poging tot simulatie door verdachte zeer onaannemelijk, omdat zij geen onechte indruk maakt en de psychische klachten en de bij de klachten passende emotionele en fysiologische reacties erg authentiek overkomen (6).
Ter terechtzitting is de psycholoog als getuige-deskundige gehoord en heeft hij toegelicht dat een posttraumatische stressstoornis in essentie een gevolg is van een levensbedreigende situatie. Voorts is het, gezien deze situatie van verdachte, logisch is dat zij wisselende verklaringen heeft afgelegd over het gebeurde. Omdat verdachte zoveel angst en bedreiging voelt, en de bedreigingen niet graag wil herinneren, zal zij wisselende verklaringen blijven afleggen. Zij raakt op het moment dat zij aan het gebeuren herinnerd wordt, angstig en in de war. Deze angst uitte zich in sterke fysiologische reacties tijdens de drie gehouden sessies met verdachte. Daarbij is verdachte een niet al te sterke vrouw, en kon zij moeilijk weerstand bieden (7).
6.3. Verdere overwegingen en beoordeling.
Anders dan de officier van justitie heeft bepleit, ziet de rechtbank geen aanleiding de met betrekking tot verdachte opgemaakte psychologische rapportage buiten beschouwing te laten noch over te gaan tot het laten opstellen van een contra-rapportage. De rechtbank acht de opgemaakte rapportage voldoende verantwoord, zeker in het licht van de daarop gegeven toelichting ter terechtzitting van de deskundige. Met betrekking tot het door de officier van justitie aangegeven bezwaar dat de conclusie van de deskundige slechts gebaseerd zou zijn op de verklaring(en) van verdachte zelf, overweegt de rechtbank dat uit het rapport en de verklaring van de psycholoog ter terechtzitting kan worden opgemaakt dat er tot 3 maal toe uitvoerig met verdachte door de psycholoog is gesproken en de psycholoog zijn conclusies niet alleen heeft gebaseerd op datgene wat verdachte heeft verklaard maar daarbij in belangrijke mate heeft betrokken hetgeen hij in het gedrag en de reacties van verdachte heeft waargenomen. Verder zijn er met betrekking tot de deskundigheid van de psycholoog ook geen twijfels gerezen noch door de officier van justitie geformuleerd.
Vervolgens dient dan de vraag beantwoord te worden in hoeverre het beroep op psychische overmacht aannemelijk is (geworden).
De rechtbank is van oordeel dat de verschillende door verdachte afgelegde verklaringen weliswaar inconsistenties bevatten, echter deze zien op de druk en bedreigingen en de reis die verdachte onder dwang daarvan heeft gemaakt. De rechtbank stelt vast dat verdachte daarentegen wel consistent heeft verklaard over haar achtergrond, gezin, haar bestaan in Spanje en vertrek naar Ecuador.
Uit het rapport van de psycholoog [psycholoog] volgt dat de tegenstrijdigheden in de verklaring van verdachte met betrekking tot de bedreigingen verklaard kunnen worden vanuit een posttraumatische stressstoornis en dat nabootsing en/of simulatie door verdachte onwaarschijnlijk is. Daarbij heeft de psycholoog niet alleen de verklaring van verdachte betrokken maar ook de emoties en fysiologische reacties die verdachte vertoonde.
Ook de rechtbank heeft de emoties van verdachte kunnen waarnemen wanneer verdachte vragen werden gesteld met betrekking tot het tenlastegelegde en de daaraan voorafgaande bedreigingen. Daarbij is het de rechtbank opgevallen dat daar waar verdachte wisselende en inconsistente verklaringen aflegt, zij - ook ingeval van confrontatie daarmee -, de reikwijdte daarvan niet lijkt te overzien. Volgens verklaring van de psycholoog is dit passend bij een posttraumatische stresstoornis en kan verdachte op dat moment niet logisch redeneren.
Tevens heeft de rechtbank acht geslagen op het bedreigende sms-bericht in de telefoon van verdachte en de opmerkelijke reisroute van verdachte – zoals hiervoor onder 6.2 is overwogen, welke de verklaring van verdachte niet onaannemelijk maken. Tenslotte heeft de rechtbank de jonge leeftijd van verdachte in aanmerking genomen en haar mindere weerbaarheid, zoals ook waargenomen ter terechtzitting en genoemd door de betrokken psycholoog.
Het voorgaande leidt ertoe dat de rechtbank, al deze omstandigheden in aanmerking genomen, de verklaring van verdachte dat zij onder druk en bedreiging betrokken is geraakt bij het drugstransport, aannemelijk acht.
De rechtbank overweegt daarbij dat, gelet op de jonge leeftijd van de verdachte en haar mindere weerbaarheid in combinatie met de bedreigende omstandigheden in Ecuador, zoals hiervoor weergegeven, van de verdachte niet kon worden verwacht dat zij een andere, minder ingrijpende uitweg zou kiezen. Derhalve is aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit voldaan.
De rechtbank komt daarmee tot het oordeel dat de verdachte, in een zodanige toestand van (een van buiten komende) psychische drang verkeerde dat zij redelijkerwijs niet anders kon of behoorde te handelen zoals zij heeft gedaan. Verdachte is daarom niet strafbaar is en dient ter zake het bewezenverklaarde feit te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
7. Overige beslissingen ten aanzien van in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen
Teruggave aan verdachte
De rechtbank is van oordeel dat het onder verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerp, te weten een telefoon (Nokia), dient te worden teruggegeven aan verdachte, nu ten aanzien daarvan niet is gebleken, dat het door middel van of met betrekking tot het bewezen verklaarde feit is verkregen.
Met betrekking tot het onder verdachte in beslag genomen geldbedrag, te weten EUR 2.025,- dat haar door de drugsorganisatie is verstrekt, geldt dat nu verdachte wordt ontslagen van alle rechtvervolging dit bedrag niet kan worden verbeurd verklaard, en nu het ongecontroleerde bezit ervan op grond van de wet niet in strijd is met de wet ook geen onttrekking aan het verkeer mogelijk is, de rechtbank alleen de teruggave van het geldbedrag aan verdachte kan gelasten.
8. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
9. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 4.2. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde feit het hierboven onder 5. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart verdachte hiervoor niet strafbaar.
Ontslaat verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde feit van alle rechtsvervolging.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met onmiddellijke ingang .
Gelast de teruggave aan verdachte van:
- 1 stk telefoontoestel, kleur meerkleur, NOKIA;
- EUR 2.025,-.
11. Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.M. Sassenburg, voorzitter,
mr. M. Malsch en mr. S.M. Christiaan, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffiers mr. M.M. van den Berg en D.L. Meyer,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 1 juni 2010.
Mr. Malsch en griffier Meyer zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Noten
1. Rapport over [zoon verdachte] d.d. 17 maart 2010, in het Spaans opgesteld en met vertaling door de raadsman overgelegd ter terechtzitting van 2 april 2010 en als bijlage gevoegd bij het proces-verbaal ter terechtzitting.
2. Verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting op 18 mei 2010.
3. Proces-verbaal van onderzoek paspoort en reisbescheiden d.d. 16 oktober 2009 (dossierparagraaf 1.1.2.) en proces-verbaal van onderzoek bagage, overige goederen, bagagelabels, claimtags d.d. 6 november 2009 (dossierparagraaf 1.1.3.).
4. Proces-verbaal d.d. 9 december 2009
5. Brief NIFP d.d. 5 februari 2010, gericht aan de rechter-commissaris
6. Pro Justitia Rapport betreffende [verdachte], opgesteld door drs. [psycholoog] d.d. 14 april 2010.
7. Verklaring getuige-deskundige drs. [psycholoog] afgelegd ter terechtzitting d.d. 18 mei 2010.