RECHTBANK HAARLEM
Sector civiel
familie- en jeugdrecht
zaak-/rekestnr.: 166686/2010-572
beschikking van de enkelvoudige kamer voor familiezaken van 29 juni 2010
[namen grootouders],
wonende te [plaats],
hierna te noemen: de grootouders vaderszijde (vz),
advocaat mr. J.L Scheltens,
strekkende tot ontzetting van het ouderlijk gezag van [naam moeder], hierna mede te noemen de moeder, alsmede tot benoeming van een voogdes.
DE RAAD VOOR DE KINDERBESCHERMING, vestiging Haarlem,
hierna mede te noemen: de Raad,
strekkende tot ontheffing van het ouderlijk gezag van [naam moeder], met benoeming van een voogdes.
1.1 Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift, met bijlagen, van de grootouders vz van 18 februari 2010 ingekomen op 19 februari 2010;
- de brief van mr. J.L. Scheltens van 18 februari 2010;
- de brief van mr. J.L. Scheltens van 26 februari 2010;
- de brief van mr. J.L. Scheltens van 27 februari 2010;
- het verzoekschrift van de Raad van 21 mei 2010.
1.2 De behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op de zitting van 11 mei 2010 in aanwezigheid van de moeder, de grootouders vz en mr. S. Faber, kantoorgenoot van mr. Scheltens en de Raad, vertegenwoordigd door de heer W. Spies.
2 Feiten en omstandigheden
2.1 Uit de relatie van de moeder en de heer [naam vader] (hierna: de vader), is geboren de minderjarige [naam]:
- [naam minderjarige], geboren op [datum] 2007 in de gemeente [plaats].
2.2 De vader heeft de minderjarige erkend. De moeder heeft van rechtswege het gezag over deze minderjarige.
3.1 Het verzoek van de grootouders vz strekt tot ontzetting van de moeder van het gezag over de minderjarige op grond van artikel 1:269 lid 1 sub a BW, met benoeming van de grootmoeder vz, [naam grootmoeder], tot voogdes.
3.2 Het verzoek is gebaseerd op de stelling dat de ouders c.q. de moeder op grove wijze de verzorging en opvoeding van [naam minderjarige] verwaarlozen/verwaarloost. Aangegeven wordt dat de ouders zes weken na de geboorte van [naam minderjarige] uit hun woning zijn gezet. De ouders zijn begin februari 2008 met [naam minderjarige] bij de grootouders vz gaan wonen. In maart 2009 hebben de ouders een woning toegewezen gekregen en hebben [naam minderjarige] bij de grootouders gelaten. Bij de ouders is sprake van chronische verslavingsproblematiek, die voor hen moeilijk beheersbaar is. Daardoor kunnen zij niet voor [naam minderjarige] zorgen. Als bijlagen bij het verzoek van de grootouders vz zijn door de ouders ondertekende referteverklaringen bijgevoegd.
3.3 Het verzoek van de Raad, dat na de zitting is ingediend, strekt tot ontheffing van het ouderlijk gezag van de moeder.
De moeder heeft ter zitting aangegeven dat zij en de vader van [naam minderjarige] een moeilijke tijd achter de rug hebben en nu proberen een oplossing voor hun problemen te zoeken. Thans lukt het de ouders niet om voor [naam minderjarige] te zorgen, maar als de problemen zijn opgelost willen zij weer voor [naam minderjarige] zorgen. De moeder geeft aan dat het van belang is dat [naam minderjarige] een vaste plek heeft bij de grootouders vz. De ouders bezoeken [naam minderjarige] bij de grootouders vz. De moeder benadrukt dat -anders dan de grootmoeder ter zitting heeft verklaard- [naam minderjarige] in het verleden wel bij de ouders heeft geslapen toen zij nog een eigen woning hadden. Ook in de toekomst willen de ouders voor [naam minderjarige] zorgen. De ouders kunnen en willen ook op [naam minderjarige] passen als de grootouders vz eens weg moeten. Op dit moment past de vader ook op [naam minderjarige] samen met de oudste zoon van de grootouders vz. De ouders hebben beiden een referteverklaring getekend. Toch willen zij de optie openhouden dat, wanneer zij hun leven weer op orde hebben, er gekeken wordt of het gezag naar de moeder terug kan.
5.1 Ter zitting is met de aanwezige partijen besproken dat een verzoek tot ontzetting de meest verstrekkende maatregel is die de wet kent. Ontzetting van het ouderlijk gezag heeft een onterend karakter en is gericht tegen slechte ouders, die zich verwijtbaar verkeerd hebben gedragen. In zaken waarbij sprake is van ouders met verslavingsproblematiek wordt in het algemeen geconcludeerd dat er sprake is van onmacht of ongeschiktheid om de plicht tot verzorging en opvoeding te vervullen.
5.2 De ouders van [naam minderjarige] beseffen dat zij door hun verslavingsproblematiek niet in staat zijn om [naam minderjarige] te verzorgen en op te voeden. Zij hebben dan ook om die reden de zorg voor [naam minderjarige] overgedragen aan de grootouders vz. Dat de ouders de wens blijven koesteren dat zij eens voor [naam minderjarige] kunnen zorgen, doet hier niet aan af. Tot nu toe hebben zij geen actie ondernomen om [naam minderjarige] bij de grootouders vz weg te halen en luisteren de ouders naar de grootouders vz. [naam minderjarige] heeft contact met haar ouders bij de grootouders thuis.
De ouders zijn bereid [naam minderjarige] bij de grootouders te laten opgroeien en hebben daarom een referteverklaring getekend. Ter zitting heeft de moeder de wens geuit om in de toekomst - als de omstandigheden het toelaten - samen met de vader voor [naam minderjarige] te zorgen. Ter zitting is ook gebleken dat de moeder beseft dat het belang van [naam minderjarige] hierin doorslaggevend is. Gelet op deze feiten en omstandigheden is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake van grove verwaarlozing van de verzorging en opvoeding van [naam minderjarige] door de moeder. De moeder heeft een situatie van verwaarlozing immers weten te voorkomen door de zorg over [naam minderjarige] aan de grootouders vz toe te vertrouwen. De door de grootouders vz aangevoerde grond voor de ontzetting is derhalve niet aanwezig, noch kan de moeder worden ontzet op basis van enige andere grond genoemd in artikel 1:269 BW. De rechtbank ziet dan ook geen grond voor toewijzing van het verzoek tot ontzetting, ondanks de referteverklaring van de ouders.
5.3 Ten overvloede overweegt de rechtbank verder dat de ontzetting anders dan de ontheffing alleen kan worden uitgesproken indien de rechtbank deze maatregel noodzakelijk oordeelt in het belang van het kind. De rechtbank acht een ontzetting van het gezag in deze zaak niet noodzakelijk in het belang van [naam minderjarige], nu met een minder verstrekkende maatregel hetzelfde doel kan worden bereikt.
In dit verband zijn de volgende omstandigheden van belang: de grootouders vz hebben ter zitting aangevoerd dat zij het verzoek hebben ingediend om te waarborgen dat [naam minderjarige] niet zomaar uit hun gezin wordt weggehaald noch door de ouders, noch door een instantie indien er iets met de ouders gebeurt. De rechtbank heeft begrip voor deze zorg van de grootouders vz, nu het hier immers een vrijwillige plaatsing door de ouders van [naam minderjarige] in het gezin van de grootouders betreft. Er zijn echter minder vergaande maatregelen om de plaatsing van [naam minderjarige] in het gezin van de grootouders vz te waarborgen. Naast het blokkaderecht kan worden gedacht aan de ontheffing van het gezag van de moeder. Deze maatregel heeft niet het onterende karakter van een ontzetting en vervolgens kan een neutrale derde partij, maar ook de grootmoeder vz worden belast met de voogdij. Met de Raad is de rechtbank immers van oordeel dat het lovenswaardig is dat de grootouders vz [naam minderjarige] liefdevol in hun gezin hebben opgevangen, waar zij zich goed ontwikkelt en waar zij contact kan blijven hebben met haar ouders. Het is derhalve in het belang van [naam minderjarige] dat deze perspectiefbiedende plaatsing wordt voortgezet.
5.4 De vertegenwoordiger van de Raad heeft ter zitting aangegeven dat hij achter de zienswijze van de rechtbank staat en een verzoek tot ontheffing van het gezag zal indienen, nu gelet op artikel 1:267 BW een ontheffing slechts op verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming (of het openbaar ministerie) kan worden gedaan.
5.5 Op 1 juni 2010 is van de Raad een verzoekschrift ontheffing van het ouderlijk gezag van de moeder ontvangen. Het verzoek strekt tot ontheffing van het gezag van voornoemde minderjarige op grond van artikel 1:266 BW jo 1:268 BW, met benoeming van de grootmoeder vz tot voogdes.
5.6 Artikel 1:266 BW bepaalt dat de rechtbank een ouder van het gezag over een of meer van zijn kinderen kan ontheffen op de grond dat hij ongeschikt of onmachtig is zijn plicht tot verzorging of opvoeding te vervullen, mits het belang van de kinderen zich daartegen niet verzet.
5.7 Volgens artikel 1:268 lid 1 BW kan ontheffing niet worden uitgesproken indien de ouder zich daartegen verzet. Deze regel leidt slechts uitzondering indien er sprake is van een van de situaties als bedoeld in lid 2, onder a tot en met d, van dit artikel.
5.8 Ter zitting is gebleken dat de moeder zich niet tegen de ontheffing verzet. De moeder heeft ter zitting de referteverklaring met betrekking tot de ontzetting van het gezag gewijzigd in een referteverklaring betreffende de ontheffing van het gezag.
5.9 De vader van [naam minderjarige] heeft een referteverklaring voor een ontzetting van het gezag getekend. Hij weet van de zitting en heeft ervoor gekozen niet ter zitting aanwezig te zijn. Nu de vader een referteverklaring heeft getekend voor een zwaardere maatregel dan thans is verzocht, gaat de rechtbank ervan uit dat de vader zich refereert aan het oordeel van de rechtbank met betrekking tot de verzochte ontheffing van het gezag.
5.10 De rechtbank is van oordeel dat op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting is komen vast te staan dat de moeder onmachtig is haar plicht tot verzorging en opvoeding van de minderjarige te vervullen en dat het belang van [naam minderjarige] zich niet tegen de verzochte ontheffing van het gezag verzet.
5.11 Omdat de ontheffing van het ouderlijk gezag van de moeder ertoe zal leiden dat een gezagsvoorziening over [naam minderjarige] komt te ontbreken, dient de rechtbank op grond van artikel 1:275 lid 1 BW een voogd te benoemen. De rechtbank zal zoals is verzocht de grootmoeder vz, die zich hiertoe schriftelijk bereid heeft verklaard, benoemen tot voogdes.
Gelet op al het voorgaande komt de rechtbank tot de volgende beslissing.
6.1 Wijst het verzoek van de grootouders vz af.
6.2 Ontheft:
- [naam moeder],
wonende te [plaats],
van het gezag over de minderjarige:
- [naam minderjarige], geboren op [datum] 2007 in de gemeente [plaats].
6.3 Benoemt tot voogdes over voornoemde minderjarige:
[naam grootmoeder], geboren [datum] 1960 te [plaats], wonende te [adres].
6.4 Verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.M. Ayal, tevens kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van J.B. Stevens, griffier, op 29 juni 2010.
Tegen deze beschikking kan – voor zover er definitief is beslist – door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. De verzoekende partij en de verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dien het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of adat deze hun op andere wijze bekend is geworden.