ECLI:NL:RBHAA:2010:BN2960

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
14 juni 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
15/800110-10
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor invoer en bezit van cocaïne en vervalste reisdocumenten

De meervoudige kamer van de rechtbank Haarlem heeft op 14 juni 2010 uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van het opzettelijk invoeren van cocaïne en het bezit van vervalste reisdocumenten. De verdachte, geboren in 1982 in Suriname en thans gedetineerd, werd beschuldigd van meerdere feiten die zich afspeelden op Schiphol. De tenlastelegging omvatte onder andere het opzettelijk binnenbrengen van cocaïne op 24 januari 2010 en het in bezit hebben van een vervalst paspoort. Daarnaast waren er eerdere feiten van vergelijkbare aard uit 2006 en 2008. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat het openbaar ministerie ontvankelijk was in zijn vervolging. De officier van justitie vorderde een gevangenisstraf van 34 maanden, met verbeurdverklaring van een in beslag genomen e-ticket. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 34 maanden, waarbij de tijd in voorlopige hechtenis in mindering wordt gebracht. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet aannemelijk had gemaakt dat zij onder psychische druk handelde, en dat de ernst van de feiten, waaronder de invoer van aanzienlijke hoeveelheden cocaïne, een zware straf rechtvaardigde. De rechtbank heeft ook de verbeurdverklaring van het e-ticket uitgesproken, aangezien dit voorwerp was gebruikt bij de strafbare feiten. De uitspraak benadrukt de ernst van drugshandel en het gebruik van vervalste documenten in het kader van grensbewaking.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector Strafrecht
Locatie Schiphol
Meervoudige strafkamer
Parketnummers: 15/800110-10 en 15/810140-10 (ttz. gev.)
Uitspraakdatum: 14 juni 2010
Tegenspraak
Strafvonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 31 mei 2010 in de zaak tegen:
(Een persoon zich noemende) [alias verdachte],
Althans zich noemend [alias 2] en /of [alias 3] en/of [alias 4],
geboren op [geboortedatum] 1982 te [geboorteplaats] (Suriname),
thans gedetineerd in P.I.V. HvB Nieuwersluis te Nieuwersluis.
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Ten aanzien van parketnummer 15/800110-10:
1.
zij op of omstreeks 24 januari 2010 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, althans bevattende een (ander) middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
zij op of omstreeks 24 januari 2010 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, in het bezit was van een reisdocument, te weten een (nationaal) paspoort van Nederland (voorzien van het nummer [paspoortnummer] op naam gesteld van [alias 4], geboren op 3 september 1985), waarvan zij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat het reisdocument vals of vervalst was;
Ten aanzien van parketnummer 15/810140-10:
1.
zij op of omstreeks 05 april 2006 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, althans bevattende een
(ander) middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
zij op of omstreeks 05 april 2006 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een niet op haar naam gesteld reisdocument, te weten een nationaal paspoort van Nederland, voorzien van het nummer [paspoortnummer], op naam gesteld van [alias 2], geboren op 17 november 1984, welk gebruik hierin bestond dat zij, verdachte, voornoemd document ter controle heeft aangeboden aan een ambtenaar belast met de uitoefening van de grensbewaking, althans aan een persoon belast met enig
toezicht op de Luchthaven Schiphol;
3.
zij op of omstreeks 19 oktober 2008 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een niet op haar naam gesteld reisdocument, te weten een paspoort van Nederland, voorzien van het nummer [paspoortnummer], op naam gesteld van [alias 3], geboren op 2 maart 1974, welk gebruik hierin bestond dat zij, verdachte, voornoemd document ter controle heeft aangeboden aan een ambtenaar belast met de uitoefening van de grensbewaking, althans aan een persoon belast met enig toezicht op de
Luchthaven Schiphol.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, leest de rechtbank deze verbeterd. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten en gevorderd dat verdachte ter zake daarvan zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vierendertig maanden, zulks met aftrek van de tijd die in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht.
Ten aanzien van het onder verdachte in beslag genomen e-ticket heeft de officier van justitie de verbeurdverklaring gevorderd.
4. Bewijs
4.1. Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten op grond van de volgende bewijsmiddelen waarbij de rechtbank – nu verdachte een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering is - zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen, te weten:
Ten aanzien van parketnummer 15/800110-10:
Feit 1:
• de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting afgelegd;
• het in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal d.d. 24 januari 2010 (van bevindingen van de hondengeleider) (dossierparagraaf 1.1);
• het in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aanhouding en bevindingen d.d. 24 januari 2010 (dossierparagraaf 1.1);
• het in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van onderzoek verdovende middelen d.d. 7 februari 2010 (dossierparagraaf 1.1.5);
• het in de wettelijke vorm opgemaakt deskundigenrapport, te weten een rapport van het Douane Laboratorium te Amsterdam van 10 februari 2010 (Laboratoriumnummer 1289 X 10);
Feit 2:
• de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting afgelegd;
• het in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal (van bevindingen Expertisecentrum Identiteitsfraude en Documenten) d.d. 25 januari 2010 (dossierparagraaf 1.1.2).
Ten aanzien van parketnummer 15/810140-10:
Feit 1:
• de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting afgelegd;
• het in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aanhouding en bevindingen d.d. 5 april 2006 (dossierparagraaf 1.1);
• het in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van onderzoek verdovende middelen d.d. 13 april 2006 (dossierparagraaf 1.1.4);
• het in de wettelijke vorm opgemaakt deskundigenrapport, te weten een rapport van het Douane Laboratorium te Amsterdam van 20 april 2006 (Laboratoriumnummer 6839 X 06).
Feit 2:
• de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting afgelegd;
• het in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van onderzoek paspoort en reisbescheiden d.d. 13 april 2006 (dossierparagraaf 1.1.3);
• het in de wettelijke vorm opgemaakt aanvullend proces-verbaal d.d. 26 april 2010 (van bevindingen van het nader onderzoek naar de identiteit van verdachte) met bijlagen, in het bijzonder bijlage 1 (uitslag van het dactyloscopisch onderzoek).
Feit 3:
• de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting afgelegd;
• het in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van onderzoek paspoort en reisbescheiden d.d. 18 november 2008 (dossierparagraaf 1.1.2 van het dossier contra [alias 3]);
• het in de wettelijke vorm opgemaakt aanvullend proces-verbaal d.d. 26 april 2010 (van bevindingen van het nader onderzoek naar de identiteit van verdachte) met bijlagen, in het bijzonder bijlage 1 (uitslag van het dactyloscopisch onderzoek) en bijlage 3 (onderzoek [alias 3]).
4.2. Bewezenverklaring
Gezien het bovenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, in dier voege dat
Ten aanzien van parketnummer 15/800110-10:
1.
zij op 24 januari 2010 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2.
zij op 24 januari 2010 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, in het bezit was van een reisdocument, te weten een nationaal paspoort van Nederland, voorzien van het nummer [paspoortnummer] op naam gesteld [alias 4], geboren op 3 september 1985, waarvan zij wist dat het reisdocument vervalst was.
Ten aanzien van parketnummer 15/810140-10:
1.
zij op 5 april 2006 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2.
zij op 5 april 2006 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een niet op haar naam gesteld reisdocument, te weten een nationaal paspoort van Nederland, voorzien van het nummer [paspoortnummer], op naam gesteld van [alias 2], geboren op 17 november 1984, welk gebruik hierin bestond dat zij, verdachte, voornoemd document ter controle heeft aangeboden aan een ambtenaar belast met de uitoefening van de grensbewaking;
3.
zij op 19 oktober 2008 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een niet op haar naam gesteld reisdocument, te weten een paspoort van Nederland, voorzien van het nummer [paspoortnummer], op naam gesteld van [alias 3], geboren op 2 maart 1974, welk gebruik hierin bestond dat zij, verdachte, voornoemd document ter controle heeft aangeboden aan een ambtenaar belast met de uitoefening van de grensbewaking.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
5. Strafbaarheid van de feiten
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van parketnummer 15/800110-10:
Feit 1:
Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder A, van de Opiumwet gegeven verbod.
Feit 2:
In het bezit zijn van een reisdocument waarvan zij wist dat het vervalst is.
Ten aanzien van parketnummer 15/810140-10:
Feit 1:
Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder A, van de Opiumwet gegeven verbod.
Feit 2:
Opzettelijk gebruik maken van een niet op haar naam gesteld reisdocument.
Feit 3:
Opzettelijk gebruik maken van een niet op haar naam gesteld reisdocument.
6. Strafbaarheid van verdachte
De raadsman van verdachte heeft ter terechtzitting een beroep gedaan op psychische overmacht, aangezien verdachte de drugstransporten onder dwang van haar ex-vriend zou hebben uitgevoerd. Die dwang zou hierin hebben bestaan, dat haar ex-vriend haar meerdere keren had gedreigd te zullen doden, indien zij niet mee zou werken aan de drugstransporten. Haar ex-vriend zou zijn handlangers op verdachte af sturen, indien zij naar de politie zou stappen. Wat betreft het drugstransport van 24 januari 2010 zou verdachte op een bed zijn gelegd, zodat de duwersbollen bij haar konden worden ingebracht. Alles overziende kon van verdachte redelijkerwijs niet worden gevergd dat zij tegen deze druk weerstand bood en de cocaïnetransporten niet uitvoerde, aldus de raadsman, met als gevolg dat ontslag van rechtsvervolging voor verdachte moet volgen.
Voor een geslaagd beroep op psychische overmacht moet aannemelijk zijn dat verdachte zich ten tijde van het plegen van de ten laste gelegde drugstransporten in zodanige bedreigende omstandigheden bevond dat van haar in redelijkheid niet gevergd kon worden dat zij zich daarvan onthield. Uit hetgeen door (en namens) verdachte is aangevoerd, is het bestaan van dergelijke omstandigheden niet aannemelijk geworden.
In de eerste plaats acht de rechtbank het van belang dat verdachte tijdens het voorbereidend onderzoek niet heeft verklaard onder dwang van haar ex-vriend te hebben gehandeld. Eerst ter terechtzitting heeft verdachte daarvan melding gemaakt. Tevens acht de rechtbank van belang dat verdachte de gestelde bedreiging niet concreet maakt. Verdachte geeft – samengevat – enkel aan dat haar ex-vriend geen gemakkelijke man is en dat hij zijn handlangers op haar af zou sturen, als zij naar de politie zou gaan.
Tot slot is de rechtbank van oordeel – los van de vraag of de bedreiging heeft plaatsgevonden – dat verdachte niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij niet onder de gestelde druk uit had kunnen komen door zich bijvoorbeeld tot de politie te wenden.
Een beroep op psychische overmacht kan dan ook niet slagen. Ook overigens is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.
7. Motivering van de sancties
Bij de beslissing over de sancties die aan verdachte moeten worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan twee transporten van verdovende middelen. Blijkens de processtukken is bij het transport op 5 april 2006 een hoeveelheid van ongeveer 1.008,6 gram van een materiaal bevattende cocaïne in beslag genomen. Bij het transport van 24 januari 2010 ging het om een hoeveelheid van ongeveer 1.308,2 gram.
Cocaïne is een voor de gezondheid van personen schadelijke stof. De ingevoerde hoeveelheden waren van dien aard, dat deze bestemd moeten zijn geweest voor verdere verspreiding en handel. De verspreiding van en handel in cocaïne gaan gepaard met vele andere vormen van criminaliteit, waaronder de door gebruikers gepleegde strafbare feiten ter financiering van hun behoefte aan deze stof.
Tevens was verdachte op 24 januari 2010 in het bezit van een vervalst paspoort. Voorts heeft verdachte op 5 april 2006 en 19 oktober 2008 gebruik gemaakt van paspoorten waarvan zij wist dat die niet op haar naam waren gesteld. Door op geraffineerde wijze gebruik te maken van deze paspoorten heeft verdachte een deugdelijke grensbewaking en een behoorlijke identiteitscontrole proberen te ontgaan en het vertrouwen dat in het internationaal personenverkeer pleegt te kunnen worden gesteld aan identiteitspapieren, ernstig misbruikt. De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat zij door geen openheid te (willen) geven over haar ware identiteit, de personen aan wie genoemde paspoorten toebehoorden in de problemen heeft gebracht. Zo werd bijvoorbeeld door toedoen van verdachte een persoon onterecht vervolgd.
Op grond van het vorenoverwogene is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf, zoals geëist door de officier van justitie, passend en geboden is.
Verbeurdverklaring
De rechtbank is van oordeel dat het onder verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerp, te weten een e-ticket, dient te worden verbeurd verklaard. Uit het onderzoek op de terechtzitting is gebleken dat het bewezen verklaarde feit met behulp van dat voorwerp, dat aan verdachte toebehoort, is begaan of voorbereid.
8. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
33, 33a, 57, 231 van het Wetboek van Strafrecht.
2, 10 van de Opiumwet.
9. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 4.2. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat de bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 5. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens dit feit tot een gevangenisstraf voor de duur van VIERENDERTIG (34) MAANDEN.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de thans opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurd:
-1.00 STK Diverse
ETICKET.
10. Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. J. Candido, voorzitter,
mrs. T. van Muijden en S.M. Christiaan, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffiers mr. D.J.H.J. van Leeuwen en C.W. van der Hoek,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 14 juni 2010.