ECLI:NL:RBHAA:2010:BN3534

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
7 april 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
7 april 2010
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.J. Udo de Haes
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Goedkeuring eindrekening en verantwoording in meerderjarigenbewind na overlijden rechthebbende

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Haarlem op 7 april 2010 uitspraak gedaan in een procedure betreffende de goedkeuring van de eindrekening en verantwoording van de bewindvoerder na het overlijden van de rechthebbende. De rechthebbende was onder bewind gesteld en is op 3 augustus 2008 overleden. De bewindvoerder, Stichting CAV Kennemerland, had een eindrekening en verantwoording ingediend die door de kantonrechter was goedgekeurd, behoudens eventuele opmerkingen van de erfgenamen. De erfgename, vertegenwoordigd door haar dochter en bijgestaan door advocaat mr. A.J.G. Tijhuis, heeft echter 27 vragen ingediend bij de bewindvoerder en verzocht om aanvullende verantwoording en om de mentor ter verantwoording te roepen. De kantonrechter heeft het verzoek van de erfgename afgewezen, met de overweging dat de vragen over de rol van het kantongerecht en de toezichthoudende taak niet in deze procedure konden worden behandeld. De kantonrechter oordeelde dat de bewindvoerder niet verantwoordelijk kon worden gehouden voor de afwikkeling van zaken na het overlijden van de rechthebbende, en dat de goedkeuring van de eindrekening niet belette dat de erfgename later om verantwoording kon vragen, mits dit niet onredelijk was. De kantonrechter concludeerde dat de bewindvoerder voldoende had geantwoord op de gestelde vragen en dat er geen grond was voor verdere verantwoording. De verzoeken van de erfgename werden afgewezen en de proceskosten werden gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten droeg.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector kanton
Locatie Haarlem
Zaaknummer: 461336 BZ 10-1615
datum uitspraak: 7 april 2010
BESCHIKKING VAN DE KANTONRECHTER
inzake eindrekening en verantwoording in meerderjarigenbewind
in de procedure tussen:
[erfgename],
blijkens verklaring van erfrecht d.d. 30 oktober 2008 enig erfgenaam van
[rechthebbende], hierna te noemen: de rechthebbende,
overleden op 3 augustus 2008,
blijkens overgelegde boedelvolmacht vertegenwoordigd door haar dochter
[dochter van erfgename], wonende te [woonplaats],
hierna te noemen: erfgename,
gemachtigde: mr. A.J.G. Tijhuis, advocaat te Amsterdam,
en
Stichting CAV Kennemerland,
gevestigd te Haarlem, Maerten van Heemskerckstraat 25c,
hierna te noemen: bewindvoerder.
Het procesverloop
1. Bij beschikking van 21 december 2000 is de rechthebbende onder bewindgesteld met benoeming van de Kennemer Stichting Vermogensbeheer Meerderjarigen (KSVM), gevestigd te Haarlem tot bewindvoerder.
Stichting CAV is als rechtsopvolgster van de KSVM, met ingang van 1 februari 2007 opgetreden als opvolgend bewindvoerder.
2. Bij beschikking van [XXX]1 is [XXX] ten behoeve van de rechthebbende tot mentor benoemd.
3. De rechthebbende is op 3 augustus 2008 overleden, waardoor aan het bewind rechtens een einde is gekomen.
4. Bij brief van 5 september 2008 heeft Stichting CAV een eindrekening en –verantwoording over de periode van 1 januari 2008 tot datum overlijden opgesteld die op 8 september 2008 ter griffie is ontvangen.
5. Bij brief van 27 oktober 2008 heeft de griffier aan de bewindvoerder bericht dat de kantonrechter de ingediende eindrekening heeft goedgekeurd, behoudens eventuele op- en aanmerkingen van de erfgenamen.
6. Nadat de (vertegenwoordiger van de) erfgename bij brief van 26 februari 2009 door toezending van de verklaring van erfrecht d.d. 30 oktober 2008 alsmede van een boedelvolmacht getekend 13 november 2008 zich had gelegitimeerd als rechtsopvolgster van de rechthebbende is zij in de gelegenheid gesteld kennis te nemen van het bewindsdossier van de rechtbank en zijn aan haar bij brief van 16 maart 2009 onder meer fotokopieën van financiële overzichten en verleende machtigingen toegezonden.
7. Bij brief van 29 mei 2009 heeft de erfgename aan de bewindvoerder een 27 tal vragen gesteld over het gevoerde bewind, alsmede nog een aantal vragen die betrekking hebben op de periode na het overlijden van de rechthebbende.
8. Bij brief van 29 juni 2009 heeft de bewindvoerder op deze vragen gereageerd, waarna een mondelinge behandeling is gehouden op 10 november 2009, waar vertegenwoordigers van de bewindvoerder, alsmede de (vertegenwoordigster van) de erfgename en haar gemachtigde aanwezig waren.
9. Bij schrijven van 14 januari 2010 met bijlage heeft de gemachtigde het standpunt van de erfgename nader verwoord en toegelicht en concluderend aan de kantonrechter verzocht:
- de bewindvoerder op te dragen alle onbeantwoorde vragen alsnog te beantwoorden;
- de mentor ter verantwoording op te roepen;
- voor zover een van die verzoeken niet wordt ingewilligd te motiveren waarom dit niet gebeurt;
- in een beschikking het oordeel van de kantonrechter neer te leggen “ten aanzien van de rol van het Kantongerecht”;
- de bewindvoerder te veroordelen in de kosten van deze procedure.
10. Bij brieven van 19 februari 2010 heeft de bewindvoerder nader gereageerd op de vragen van de erfgename en aan de kantonrechter verzocht de erfgename te veroordelen in de kosten van deze procedure.
Het geschil en de beoordeling
11. De kantonrechter stelt voorop dat de verzoeken van de erfgename dienen te worden beoordeeld in het licht van artikel 1:445 lid 2, tweede volzin B.W., dat bepaalt dat goedkeuring van de rekening en verantwoording door de kantonrechter niet belet dat de rechthebbende na het einde van het bewind nogmaals over dezelfde tijdsruimte rekening en verantwoording vraagt, voor zover dit niet onredelijk is.
12. Ten aanzien van de tijdsruimte die in dit geschil relevant is overweegt de kantonrechter dat deze zich uitstrekt over de gehele bewindsperiode. De bewindvoerder heeft weliswaar gesteld dat zij eerst per 1 februari 2007 de taken van het KSVM heeft overgenomen daar het KSVM op dat moment niet naar behoren functioneerde, doch uit het dossier is niet gebleken dat er sprake is van opvolgende bewindvoerder in de zin als bedoeld in artikel 1:445 B.W.
Het is de kantonrechter ambtshalve bekend dat er destijds sprake is geweest van een juridische fusie van de Stichting CAV en KSVM, waardoor de rechten en verplichtingen van de KSVM onder algemene titel zijn overgegaan op de Stichting CAV. Dit brengt mee dat de rekening en verantwoording zich uitstrekt over de gehele periode dat het bewind is ingesteld.
13. Uit de omstandigheid dat het bewind eindigt bij het overlijden van de rechthebbende kan in beginsel niet van de bewindvoerder worden verlangd dat zij in haar hoedanigheid verantwoording aflegt over de periode na de beëindiging van het bewind. In het bijzonder kan zij met betrekking tot postafhandeling, contact met de notaris, in bewaring geven van goederen en sieraden e.d. niet als bewindvoerder doch slechts in het algemeen als zaakwaarnemer van de erfgename(n) verantwoordelijk gesteld worden voor de afwikkeling van het inmiddels geëindigde bewind ten behoeve van de rechtsopvolger(s) van de rechthebbende. Hierbij dient te worden aangetekend dat de bewindvoerder kort na het overlijden niet wist, noch kon weten wie erfgenaam was en/of wie bevoegd was om namens de erfgenaam op te treden.
14. Vervolgens dient te worden beoordeeld of na de beantwoording van de gestelde vragen van de bewindvoerder in redelijkheid kan worden verlangd nog aanvullend verantwoording af te leggen en/of vragen te beantwoorden.
15. De kantonrechter beantwoordt deze vraag ontkennend. Na de uitgebreide zowel mondelinge en schriftelijke door de bewindvoerder gegeven beantwoording van de gestelde vragen kan de gemachtigde van de erfgename niet volstaan met een opsomming van vragen die niet beantwoord zouden zijn. Met name nu uit de weergegeven correspondentie blijkt dat een aantal vragen (3, 5, 8, 12, 13, 18, 20, 21, 24 en 27) aantoonbaar wel zijn beantwoord.
16. In het bijzonder overweegt de kantonrechter nog ten aanzien van gedane uitgaven (zoals extra kosten van het mentorschap en het doen van een gift aan het verzorgingshuis), dat hiervoor blijkens het dossier machtiging van de kantonrechter door de bewindvoerder is gevraagd en gekregen. In het kader van een eindrekening en –verantwoording kan de rechtmatigheid daarvan in beginsel niet opnieuw worden getoetst tenzij bijvoorbeeld aannemelijk is geworden dat er sprake is van het verstrekken van onjuiste gegevens of misleiding bij het vragen van die machtiging. Dat is niet gesteld of gebleken.
Integendeel, uit het dossier is gebleken dat de bewindvoerder de machtiging heeft gevraagd met overlegging van een brief van 8 april 2006 van mevrouw [XXX], als mentor van de rechthebbende, waarin de gift nader wordt toegelicht en gemotiveerd. Een nadere verantwoording kan in redelijkheid thans niet meer van de bewindvoerder worden verlangd.
17. Hetzelfde geldt voor kleinere uitgaven zoals die gedaan zijn voor ontruiming, oplevering en schoonmaak van de woning, uitgaven ten behoeve van kapster, pedicure, kleding en dergelijke. Van de bewindvoerder kan daarvan achteraf in redelijkheid niet worden verlangd om (de noodzaak van) deze uitgaven nog verder te specificeren en verantwoorden.
18. Anders kan dit zijn ten aanzien van het bezwaar dat de erfgename maakt ten aanzien van de hoogte van de rentestanden van de Fortisrekening waar het vermogen van de rechthebbende was geplaatst. De vraag of en in hoeverre dit kan leiden tot aansprakelijkheid en schadevergoeding kan evenwel zonder nader onderzoek niet worden beantwoord.
De kantonrechter merkt daarbij op dat de onderhavige procedure -een redelijkheidstoets ten aanzien van de verantwoording van het gevoerde bewind- er niet toe dient om met gezag van gewijsde vast te stellen hetgeen rechtens geldt tussen partijen.
Nu de gemachtigde van de erfgename na opgave van de betreffende rentetarieven niet verder heeft aangegeven welke schade door de erfgename zou zijn geleden kan niet worden gezegd dat de bewindvoerder is tekortgeschoten, haar zorgplicht heeft geschonden of onbehoorlijk heeft gehandeld.
19. Ten aanzien van het verzoek om de mentor ter verantwoording te roepen overweegt de kantonrechter, dat dit verzoek een wettelijke grondslag ontbeert. Anders dan de erfgename stelt (in haar brief van 26 juli 2009) bestaat er blijkens lid 2 van artikel 1:459 B.W. alleen een verplichting tot verslaglegging indien het mentorschap door het verstrijken van de tijdsduur waarvoor het is ingesteld of door opheffing eindigt. Daarvan is in het onderhavige geval geen sprake.
20. Ook de vraag of en in hoeverre “het kantongerecht” de toezichthoudende taak (ernstig) verwaarloosd heeft kan in de onderhavige procedure -een redelijkheidstoets ten aanzien van het door de bewindvoerder gevoerde beheer- niet worden voorgelegd. Zoals ook blijkt uit de door de gemachtigde zelf aangehaalde jurisprudentie zullen akties die zich richten tegen een rechterlijke instantie in beginsel tegen de staat aanhangig gemaakt dienen te worden.
21. Ten aanzien van de over en weer verzochte veroordeling in de proceskosten overweegt de kantonrechter dat deze tussen partijen gecompenseerd dienen te worden. Daartoe wordt overwogen dat weliswaar vertraging is opgetreden bij het verstrekken van de gevraagde verantwoording door de bewindvoerder, doch anderzijds is deze vertraging deels ook aan de (vertegenwoordigster van) de erfgename zelf te wijten nu zij eerst later heeft aangetoond voor en namens de erfgenamen te kunnen en mogen optreden.
Voorts is niet weerlegd dat er nog een rekening van de bewindvoerder openstaat voor latere werkzaamheden die niet door de erfgename is voldaan.
22. Al het voorgaande leidt tot de navolgende beslissing.
De beslissing
De kantonrechter:
- wijst de verzoeken af;
- compenseert de kosten in dier voege dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven en ondertekend door mr. J.J. Udo de Haes, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op bovengenoemde datum in tegenwoordigheid van de griffier.
U kunt binnen drie maanden na de hiervoor vermelde uitspraakdatum tegen deze beslissing in hoger beroep gaan bij het Gerechtshof te Amsterdam. Het beroep moet namens u worden ingesteld door een advocaat.