ECLI:NL:RBHAA:2010:BN3575
Rechtbank Haarlem
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Regresvordering na beëindiging schuldsanering tussen voormalige echtgenoten
In deze zaak gaat het om een regresvordering tussen voormalige echtgenoten, eiseres en gedaagde, die tijdens hun huwelijk een kredietovereenkomst met de CMV-Bank hebben gesloten. Bij de echtscheiding is de schuld aan de bank aan gedaagde toebedeeld. Gedaagde voldeed echter niet aan zijn betalingsverplichtingen, waardoor de bank eiseres aansprakelijk stelde. Eiseres heeft een deel van de schuld betaald en gedaagde is vervolgens in de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen (WSNP) terechtgekomen. Zowel de bank als eiseres stonden op de lijst van erkende crediteuren. Na de beëindiging van de schuldsanering ontvingen beide partijen een deel van het aan hen toekomende bedrag. De bank heeft eiseres aangesproken voor de restschuld, die eiseres gedeeltelijk heeft voldaan, waarna de bank haar finale kwijting verleende.
Eiseres vordert nu betaling van gedaagde voor het bedrag dat zij na de beëindiging van de schuldsanering aan de bank heeft betaald. De kantonrechter wijst de vordering af op basis van artikel 299 lid 1 sub e WSNP, omdat het gaat om een regresvordering die voortvloeit uit een rechtsbetrekking die al bestond ten tijde van de uitspraak tot toepassing van de schuldsaneringsregeling. De rechter oordeelt dat eiseres niet in haar redenering kan worden gevolgd, aangezien de vordering een regresvordering betreft die niet onder de nieuwe schulden valt die na de beëindiging van de schuldsanering zijn ontstaan. De proceskosten worden aan eiseres opgelegd, omdat zij in het ongelijk is gesteld.