Ingevolge artikel 4, tweede lid, van de DHW kunnen de in het eerste lid bedoelde voorschriften of beperkingen op geen andere onderwerpen betrekking hebben dan:
a. in de inrichting te houden bijeenkomsten van persoonlijke aard, zoals bruiloften en partijen;
b. het openlijk aanprijzen van de mogelijkheid tot het houden van bijeenkomsten als bedoeld onder a;
c. de tijden gedurende welke in de betrokken inrichting alcoholhoudende drank wordt verstrekt.
2.3 Verweerder heeft op grond van artikel 3 van de Drank- en horecawet (DHW) vergunning verleend aan museum De Cruquius (hierna: het museum) tot het uitoefenen van een horecabedrijf. Teneinde oneerlijke concurrentie te voorkomen heeft verweerder op grond van artikel 4 van de DHW de volgende voorschriften aan de vergunning verbonden:
a. de vergunning geldt niet voor het verstrekken van alcoholhoudende drank voor gebruik ter plaatse vóór, tijdens of na bijeenkomsten van persoonlijke aard als bedoeld in artikel 4 van de Wet, welke niet zijn gerelateerd aan de museale, culturele en educatieve activiteiten;
b. de vergunning geldt uitsluitend voor het verstrekken van alcoholhoudende drank voor gebruik ter plaatse vanaf één uur voor, tijdens en één uur na de georganiseerde bijeenkomsten met een sociale of culturele strekking of in het kader van activiteiten van de instelling zelf.
Voorts is bepaald dat de vergunning geldt voor de Waterschapszaal en de Molenzaal.
2.4 Eiseres kan zich met deze besluitvorming niet verenigen en voert hiertoe aan dat verweerder met het stellen van voornoemde voorschriften beoogt het organiseren van feesten en partijen in het museum toe te staan, terwijl de strekking van artikel 4 van de DHW is dat voorschriften of beperkingen worden gesteld om feesten en partijen te verbieden teneinde oneerlijke concurrentie tegen te gaan. Ter zitting heeft gemachtigde van eiseres toegelicht dat de gestelde voorschriften niet voorkomen dat alcoholhoudende drank wordt geschonken op bijeenkomsten van persoonlijke aard die niet zijn gerelateerd aan museale, culturele en educatieve activiteiten, zoals bijvoorbeeld bruiloftsfeesten. Volgens eiseres zijn er diverse horecaondernemingen in de omgeving van Haarlemmermeer en Aalsmeer die hierdoor omzet mislopen.
2.5 Verweerder heeft zijn besluitvorming onder meer gebaseerd op een brief van het museum van 24 februari 2010, waarin kort gezegd wordt verklaard dat alle evenementen worden georganiseerd in combinatie met een museale activiteit. Verweerder heeft in het besluit, bij de reactie op de zienswijze van eiseres, uiteengezet dat tijdens bijeenkomsten van persoonlijke aard altijd deskundige rondleidingen worden verzorgd, een voorstelling van Living History wordt gegeven en workshops plaatsvinden. Ter zitting heeft verweerder toegelicht dat sprake is van een verplicht aanbod van museale, culturele en educatieve activiteiten. Dit verplichte aanbod van activiteiten, alsmede de specifieke locatie van het museum, maken volgens verweerder dat de horeca-activiteiten onlosmakelijk zijn verbonden met de museale activiteiten. Verder heeft verweerder ter zitting toegelicht dat van oneerlijke concurrentie geen sprake is, omdat de door het museum gehanteerde prijzen niet concurrerend zijn en het museum voorziet in een zeer bijzondere locatie, die binnen de reguliere horeca niet te vinden is.
2.6 Gelet op dit standpunt van verweerder voorkomen naar het oordeel van de voorzieningenrechter de gestelde voorschriften niet dat sprake is van mededinging door het verstrekken van alcoholhoudende drank, die uit een oogpunt van ordelijk economisch verkeer als onwenselijk moet worden beschouwd. Verweerders redenering maakt het immers mogelijk dat in het museum feesten en partijen van persoonlijke aard worden georganiseerd die alleen al vanwege het feit dat deze in het museum worden georganiseerd als gerelateerd aan de museale, culturele en educatieve activiteiten worden beschouwd. Daarbij heeft de voorzieningenrechter overwogen dat ter zitting, anders dan verweerder heeft betoogd, niet is gebleken dat tijdens de bijeenkomsten van persoonlijke aard sprake is van een verplicht aanbod van museale, culturele en educatieve activiteiten, maar dat bijvoorbeeld een rondleiding door het museum tot de mogelijkheden behoort. Dit volgt tevens uit de brief van het museum van 24 februari 2010. Onder deze omstandigheden doet zich de situatie voor dat het museum als paracommercieel horecabedrijf onder ongelijke voorwaarden in concurrentie treedt met de reguliere horeca. Dat vanwege de bijzondere locatie en het in rekening brengen van niet concurrerende prijzen geen sprake is van oneerlijke concurrentie volgt de voorzieningenrechter niet. Ook dan is nog altijd sprake van exploitatie van een paracommercieel horecabedrijf die ten opzichte van andere reguliere horecabedrijven onder ongelijke voorwaarden geschiedt, omdat de inrichting en exploitatie van het museum niet behoeft te voldoen aan de eisen die worden gesteld aan commerciële horecagelegenheden.
2.7 Het beroep is gegrond. Het bestreden besluit dient te worden vernietigd wegens strijd met artikel 7:12 van de Awb.
2.8 Nu het beroep gegrond is en het bestreden besluit zal worden vernietigd, bestaat er geen aanleiding een voorlopige voorziening te treffen. Het verzoek daartoe zal worden afgewezen.