ECLI:NL:RBHAA:2010:BN5192

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
1 februari 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
15-801849-09
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak medeplegen bij invoer cocaïne via koffer

In deze zaak heeft de Rechtbank Haarlem op 1 februari 2010 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het opzettelijk invoeren van cocaïne in Nederland. De tenlastelegging betrof het smokkelen van ongeveer 7968,9 gram cocaïne op of omstreeks 13 december 2009 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer. De officier van justitie had gevorderd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit en een gevangenisstraf van 44 maanden, met verbeurdverklaring van in beslag genomen geldbedragen en teruggave van telefoontoestellen aan de verdachte.

De rechtbank heeft echter geoordeeld dat niet bewezen is dat de verdachte het feit tezamen en in vereniging met zijn echtgenote heeft begaan. Zowel de verdachte als zijn echtgenote hebben verklaard dat zij niet op de hoogte waren van elkaars betrokkenheid bij de smokkel. De rechtbank concludeert dat er geen nauwe en bewuste samenwerking tussen hen kan worden afgeleid, wat leidt tot een partiële vrijspraak van het medeplegen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. De verdachte is schuldig bevonden aan het opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet, en de rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 40 maanden. Tevens is een geldbedrag van $ 564,00 verbeurd verklaard, dat door de verdachte was ontvangen als beloning voor het smokkelen. De rechtbank heeft ook bepaald dat de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, in mindering wordt gebracht op de opgelegde straf.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector Strafrecht
Locatie Schiphol
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/801849-09
Uitspraakdatum: 1 februari 2010
Tegenspraak
Strafvonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 18 januari 2010 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ([land]),
wonende te [woonplaats] ([land]), [adres],
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Midden Holland, Huis van Bewaring Haarlem te Haarlem.
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 13 december 2009 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht ongeveer 7968,9 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, althans bevattende een (ander) middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, leest de rechtbank deze verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft - zakelijk weergegeven - gerekwireerd tot:
- bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit;
- de oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 44 maanden, met aftrek van de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht;
- verbeurdverklaring van de op de lijst van in beslag genomen voorwerpen weergegeven geldbedragen;
- teruggave aan verdachte van de op de lijst van in beslag genomen voorwerpen weergegeven telefoontoestellen.
4. Bewijsbeslissingen
4.1. Partiële vrijspraak
Naar het oordeel van de rechtbank is niet bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit tezamen en in vereniging met een ander, te weten zijn echtgenote, heeft begaan, zodat verdachte van dat bestanddeel van de tenlastelegging dient te worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Verdachte heeft telkens verklaard dat hij de verdovende middelen heeft gesmokkeld zonder dat zijn echtgenote daarvan op de hoogte is geweest.
Ook zijn echtgenote heeft telkens verklaard, dat zij nimmer op de hoogte is geweest van het feit dat haar man het voornemen had om verdovende middelen te smokkelen en aan dat voornemen daadwerkelijk uitvoering heeft gegeven.
Naar het oordeel van de rechtbank kan uit deze omstandigheden geen nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn vrouw worden afgeleid.
4.2. Bewijsmiddelen
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het tenlastegelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen:
* De bekennende verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 18 januari 2010;
* Het proces-verbaal d.d. 16 december 2009, Contentieusnummer: VM 2009/16754;
* Het proces-verbaal van onderzoek verdovende middelen d.d. 15 december 2009;
* Het rapport van het Douane Laboratorium te Amsterdam d.d. 22 december 2009, kenmerk 14577 X 09.
De hiervoor door de rechtbank als processen-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde personen en voldoen ook overigens aan de daaraan bij de wet gestelde eisen.
4.3. Bewezenverklaring
Gezien het bovenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, in dier voege dat:
hij op 13 december 2009 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht ongeveer 7.968,9 gram van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
5. Strafbaarheid van het feit
Het bewezen verklaarde levert op:
Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder A, van de Opiumwet gegeven verbod.
6. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.
7. Motivering van de sancties
7.1. Hoofdstraf
Bij de beslissing over de sancties die aan verdachte moeten worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de opzettelijke invoer van bijna 8 kilogram van een materiaal bevattende cocaïne. Dit is een voor de gezondheid van personen schadelijke stof. De ingevoerde hoeveelheid was van dien aard, dat deze bestemd moet zijn geweest voor verdere verspreiding en handel. De verspreiding van en handel in cocaïne gaan gepaard met vele andere vormen van criminaliteit, waaronder de door gebruikers gepleegde strafbare feiten ter financiering van hun behoefte aan deze stof.
Nu de rechtbank, anders dan de officier van justitie, het tenlastegelegde medeplegen niet bewezen heeft verklaard, ziet zij grond enigszins ten voordele van verdachte af te wijken van de straf zoals door de officier van justitie is gevorderd. Tevens is in de persoonlijke omstandigheden van verdachte grond gelegen om ten voordele van verdachte enigszins af te wijken van de straf die ten aanzien van dit soort misdrijven in vergelijkbare gevallen pleegt te worden opgelegd.
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd.
7.2. Verbeurdverklaring
De rechtbank is tevens van oordeel dat het onder verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven geldbedrag van in totaal $ 564,00 dient te worden verbeurdverklaard. Bewezen is verklaard dat verdachte opzettelijk cocaïne in Nederland heeft gebracht. Verdachte heeft immers verklaard dat hij dit bedrag reeds vooraf heeft gekregen als beloning voor het smokkelen. Het bij verdachte aangetroffen en hem toebehorende geldbedrag is mitsdien met betrekking tot het bewezen verklaarde feit verkregen.
8. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
33 en 33a van het Wetboek van Strafrecht,
2 en 10 van de Opiumwet.
9. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 4.3. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde feit het hierboven onder 5. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens dit feit tot een gevangenisstraf voor de duur van VEERTIG (40) MAANDEN.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de thans opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurd:
- een geldbedrag ad $ 564,00.
Gelast de teruggave aan verdachte van:
- een telefoontoestel, Samsung mobiel;
- een telefoontoestel, Sharp mobiel;
- een geldbedrag ad € 560,00.
10. Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door:
mr. E. Kanninga-Jonker, voorzitter,
mrs. E.P.W van de Ven en F.F.W. Brouwer, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S.V. Ramdharie, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 1 februari 2010.