ECLI:NL:RBHAA:2010:BN5575
Rechtbank Haarlem
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voogdij wegens onduidelijke afstammingsrelatie minderjarige
In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Haarlem op 27 januari 2010 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voogdij over de minderjarige [naam kind]. Het verzoek is ingediend door de Raad voor de Kinderbescherming naar aanleiding van onduidelijkheid over de afstammingsrelatie van het kind. De kinderrechter heeft de zaak behandeld op een zitting met gesloten deuren op 5 januari 2010, waarbij de vader, de Raad en de Stichting Bureau Jeugdzorg Agglomeratie Amsterdam aanwezig waren.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat er geen wettelijk gezag over de minderjarige is en dat de ouders van het kind niet met het ouderlijk gezag zijn belast. De Raad heeft verzocht om voorlopige voogdij ter bescherming van de minderjarige, omdat er een risico zou zijn voor haar zedelijke of geestelijke belangen. Echter, de kinderrechter oordeelt dat er geen spoedeisende situatie is die een voorlopige voogdij rechtvaardigt. De vader heeft een negatieve DNA-test ondergaan en de moeder weigert op ethische gronden mee te werken aan een DNA-test, wat de onduidelijkheid over de afstamming vergroot.
De kinderrechter concludeert dat het verzoek om voorlopige voogdij niet kan worden toegewezen, omdat niet voldaan is aan de wettelijke criteria. Ook het verzoek om benoeming van een bijzondere curator wordt afgewezen, omdat er geen belangenstrijd is tussen de minderjarige en de vermeende ouders. De kinderrechter wijst alle verzoeken af en benadrukt dat de Raad en de vermeende ouders de mogelijkheid hebben om een nieuw verzoek in te dienen indien de situatie verandert.
Deze beschikking is openbaar uitgesproken door mr. M. Flipse, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. S. Kuijs, griffier. Tegen deze beschikking kan hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam binnen drie maanden na de uitspraak.