ECLI:NL:RBHAA:2010:BN7358

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
23 augustus 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
172430/HA RK 10-98
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • A.J. van der Meer
  • C. Baas
  • H.M. van Dam
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot wraking van de kinderrechter in een strafzaak

In deze zaak heeft verzoeker, geboren op 28 oktober 1994 te Purmerend, op 30 juli 2010 een verzoek tot wraking ingediend tegen de kinderrechter in een aanhangige strafzaak. Verzoeker, bijgestaan door zijn raadsman mr. M. van Stratum, stelde dat de kinderrechter vooringenomen was en dat hij geen onafhankelijk proces kreeg. De kinderrechter heeft schriftelijk gereageerd op het wrakingsverzoek en de officier van justitie heeft een proces-verbaal van bevindingen ingediend. Tijdens de zitting op 17 augustus 2010 zijn verzoeker en zijn raadsman gehoord, terwijl de kinderrechter en de officier van justitie niet aanwezig waren.

De rechtbank heeft de gronden voor wraking beoordeeld. Het uitgangspunt is dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die een zwaarwegende aanwijzing voor vooringenomenheid opleveren. De raadsman voerde aan dat de kinderrechter blijk gaf van partijdigheid door een verzoek tot benoeming van een deskundige af te wijzen en de zaak niet naar de meervoudige kamer te verwijzen. De rechtbank oordeelde echter dat de afwijzing van het verzoek tot benoeming van een deskundige geen vooringenomenheid kon opleveren en dat verzoeker de mogelijkheid had om in hoger beroep de afwijzing te toetsen.

De rechtbank concludeerde dat de aangevoerde feiten en omstandigheden geen grond voor wraking vormden en wees het verzoek tot wraking af. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 23 augustus 2010. De rechtbank beval tevens dat het proces in de hoofdzaak voortgezet zou worden in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het verzoek. Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Wrakingskamer
zaaknummer: 172430/HA RK 10-98
datum beslissing: 23 augustus 2010
Op verzoek van:
[verzoeker],
geboren op 28 oktober 1994 te Purmerend,
wonende te Purmerend,
hierna te noemen: verzoeker,
raadsman mr. M van Stratum, advocaat te 's-Gravenhage.
1. Procesverloop
1.1 Op de openbare zitting van 30 juli 2010 heeft verzoeker de wraking verzocht van
mr. [de kinderrechter], hierna te noemen: de kinderrechter, in de bij deze rechtbank, sector
strafrecht, aanhangige zaak met parketnummer 15/760094-10, hierna te noemen: de
hoofdzaak.
1.2 De kinderrechter heeft niet in de wraking berust en schriftelijk op het verzoek gereageerd.
1.3 De officier van justitie in de hoofdzaak, […], heeft aan de wrakingskamer een proces-verbaal van bevindingen toegezonden met betrekking tot hetgeen op voormelde zitting is voorgevallen.
1.4 Verzoeker, de officier van justitie en de kinderrechter zijn in de gelegenheid gesteld te worden gehoord ter zitting van 17 augustus 2010. Verzoeker is verschenen, bijgestaan door zijn raadsman mr. M. van Stratum, die het verzoek mondeling heeft toegelicht. De kinderrechter en de officier van justitie hebben, zoals zij tevoren hadden laten weten, van de geboden gelegenheid geen gebruik gemaakt.
2. Het standpunt van verzoeker
2.1 De raadsman heeft namens verzoeker als gronden voor het verzoek aangevoerd, dat geen sprake is van een onafhankelijk proces en dat de kinderrechter vooringenomen is. Naast het feit dat verzoeker geen onafhankelijk proces krijgt, heeft de raadsman op 30 juli 2010 ook als wrakingsgrond aangevoerd dat de kinderrechter blijk heeft gegeven van vooringenomenheid. Dit is niet in het proces-verbaal van de zitting van 30 juli 2010 opgenomen.
Door het afwijzen van het verzoek een computerdeskundige te benoemen om een onafhankelijk onderzoek te laten plaatsvinden, heeft de kinderrechter blijk gegeven van partijdigheid. Op grond van de ingewikkeldheid van de zaak en de indruk van verzoeker bij het begin van de zitting al veroordeeld te zijn, is aan de kinderrechter verzocht de zaak te verwijzen naar de meervoudige kamer. Door dit verzoek af te wijzen heeft de kinderrechter geen blijk gegeven van een evenwichtige beoordeling. Verzoeker krijgt derhalve geen eerlijk en onafhankelijk proces in de zin van artikel 6 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM).
3. Beoordeling
3.1 Een rechter kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Uitgangspunt daarbij is dat de rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet, die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat een rechter jegens een partij bij een geding een vooringenomenheid koestert. Daarnaast kan er onder omstandigheden reden zijn voor wraking, indien geheel afgezien van de persoonlijke opstelling van de rechter in de hoofdzaak de bij een partij bestaande vrees voor partijdigheid van die rechter objectief gerechtvaardigd is, waarbij rekening moet worden gehouden met uiterlijke schijn. Het subjectieve oordeel van verzoeker is niet doorslaggevend.
3.2 De raadsman heeft verzocht een computerdeskundige, verbonden aan het onderzoeksbureau Fox-IT in Delft als onafhankelijk deskundige te benoemen. Bij brief van 5 april 2010 aan de rechter-commissaris heeft de raadsman een aantal vragen geformuleerd welke hij gesteld wilde zien worden aan deze deskundige. Dit verzoek is door de rechter-commissaris afgewezen. Op de terechtzitting van 30 juli 2010 heeft de raadsman zijn verzoek herhaald. Blijkens het proces-verbaal van die zitting heeft de kinderrechter het verzoek afgewezen omdat de vraagstelling te weinig is geconcretiseerd. Vervolgens heeft de raadsman verzocht de zaak te verwijzen naar de meervoudige kamer, gelet op de ingewikkeldheid ervan. De kinderrechter heeft dit verzoek afgewezen, aangezien zij onder meer gelet op de niet-ingewikkeldheid van de zaak geen noodzaak zag de zaak naar een meervoudige kamer te verwijzen en van oordeel was dat die te beoordelen is door een enkelvoudige rechter.
3.3 De rechtbank is van oordeel dat uit de afwijzing van het verzoek tot het benoemen van een deskundige geen vooringenomenheid kan worden afgeleid; indien verzoeker ook nadat vonnis in de hoofdzaak is gewezen van oordeel is dat zijn verzoek ten onrechte en/of met aanleggen van een verkeerde maatstaf is afgewezen, heeft hij de mogelijkheid zulks in hoger beroep op juistheid te laten toetsen. Uit de afwijzing van het verzoek tot verwijzing van de zaak naar de meervoudige kamer is evenmin een vooringenomenheid van de kinderrechter af te leiden; de beslissing over de vraag of de zaak naar de meervoudige kamer dient te worden verwezen wegens ingewikkeldheid of anderszins is aan de behandelend rechter. De raadsman heeft nog gesteld dat de indruk bestaat dat de kinderrechter jegens verzoeker een vooringenomenheid koestert. Een louter subjectieve indruk kan echter niet leiden tot het oordeel dat een rechter vooringenomen is. Een onderbouwing van feiten of omstandigheden waaruit zulks zou kunnen blijken, is door de raadsman niet gegeven.
3.4 De aangevoerde feiten en omstandigheden vormen derhalve geen grond voor wraking.
3.5 De rechtbank zal het verzoek dan ook afwijzen.
4. Beslissing
De rechtbank:
4.1 wijst het verzoek om wraking af,
4.2 beveelt de griffier onverwijld aan verzoeker, de kinderrechter en de officier van justitie een voor eensluidende gewaarmerkt afschrift van deze beslissing toe te zenden,
4.3 beveelt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het verzoek.
Deze beslissing is gegeven door mr. A.J. van der Meer, voorzitter, en mr. C. Baas en mr. H.M. van Dam, leden van de wrakingskamer, in tegenwoordigheid van mr. I. Hermans en in het openbaar uitgesproken op 23 augustus 2010.
Rechtsmiddel
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.
RECHTBANK HAARLEM
Wrakingskamer
Zaaknummer wrakingszaak: 172430/HA RK 10-98
parketnummer hoofdzaak: 15/760094-10
Proces-verbaal van de in het openbaar gehouden zitting van de wrakingskamer van bovengenoemde rechtbank op 17 augustus 2010.
Tegenwoordig:
mr. A.J. van der Meer, voorzitter,
mr. C. Baas en mr. H.M. van Dam, rechters,
en mr. I. Hermans, griffier.
Verzoeker tot wraking, ter terechtzitting aanwezig, antwoordt op de vragen van de voorzitter van de wrakingskamer te zijn genaamd:
[verzoeker],
geboren op 28 oktober 1994 te Purmerend,
wonende te Purmerend,
Verzoeker wordt bijgestaan door zijn raadsman, mr. M van Stratum, advocaat te 's-Gravenhage.
De gewraakte (kinder)rechter, […], en de behandelend officier van justitie, […], zijn niet verschenen, maar hebben schriftelijk gereageerd op het wrakingsverzoek.
De voorzitter vermaant verzoeker oplettend te zijn op hetgeen hij zal horen en deelt hem mede dat hij niet tot antwoorden is verplicht.
De voorzitter deelt mede dat aan de orde is het verzoek tot wraking d.d. 30 juli 2010 van de kinderrechter […], belast met de behandeling van de bij deze rechtbank, sector strafrecht, aanhangige strafzaak met bovenstaand parketnummer.
De raadsman voert het woord aan de hand van een schriftelijke pleitnota, welke in kopie als bijlage I aan dit proces-verbaal is gehecht.
Daarnaast verklaart de raadsman – zakelijk weergegeven – als volgt.
Ik begrijp dat het enkel afwijzen van een verzoek geen grond tot wraking oplevert. Blijkbaar prevaleert het pedagogische karakter bij minderjarigen ten opzichte van een eerlijk en onafhankelijk proces. Verdachte had op zitting reeds de indruk veroordeeld te zijn. Daarnaast was de kinderrechter niet overtuigend en daarom is gevraagd de zaak te verwijzen naar de meervoudige kamer. Als de zaak zou worden verwezen zou blijk worden gegeven van een evenwichtige beoordeling.
Op de vraag van de voorzitter of de wrakingsgrond is het niet krijgen van een onafhankelijk proces, antwoordt de raadsman – zakelijk weergegeven – als volgt.
Die grond klopt. Op de zitting van 30 juli 2010 heb ik ook als grond aangevoerd dat sprake is van vooringenomenheid van de kinderrechter, maar dat is niet in het proces-verbaal van de zitting opgenomen. Verder wil ik nog opmerken dat de officier van justitie in haar schriftelijke reactie geen standpunt heeft ingenomen, maar zich lijkt te refereren aan het oordeel van de wrakingskamer.
Op de vraag van de jongste rechter of het hanteren van de onjuiste maatstaf bij het beoordelen van het verzoek doorslaggevend is, antwoordt de raadsman – zakelijk weergegeven – als volgt.
Het bevestigt het beeld dat we al op zitting hadden over hoe de kinderrechter de zaak beoordeelt. Het is niet doorslaggevend, maar kleurt de zaak wel.
De jongste rechter geeft de raadsman mee dat het niet hanteren van de juiste maatstaf iets is voor hoger beroep.
Verzoeker wordt het recht gelaten het laatst te spreken.
De voorzitter sluit het onderzoek ter terechtzitting en deelt mee, dat de wrakingskamer zo spoedig mogelijk zal beslissen. Voorts deelt de voorzitter mede dat daarna onverwijld een afschrift van de beschikking aan de rechter, de raadsman en de officieren van justitie zal worden toegezonden
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de voorzitter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.