Op maandag 19 april 2010 heeft in de namiddag een integrale coffeeshopcontrole plaatsgevonden op het adres Smedestraat 25, alwaar is gevestigd de coffeeshop Theehuis ’t Smedehuys (hierna: ’t Smedehuys). Deze controle werd uitgevoerd in een samenwerking van toezichthouders van de gemeente Haarlem, te weten de Afdeling Veiligheid en Handhavingsregie alsmede de sociale recherche, de belastingdienst en de regiopolitie Kennemerland. Voor de toezichthouders waren aanwezig [naam], handhavingcoördinator gemeente Haarlem, [naam], inspecteur Bouw en woningtoezicht van het bureau Handhaving Bebouwde Omgeving (hierna: bureau HBO) en [naam], handhavingsjurist bij het bureau HBO. [naam] vertegenwoordigde de sociale recherche, en [n[naam] de belastingdienst. Van de regiopolitie waren aanwezig: [naam], inspecteur en in functie aanwezig als hulpofficier van justitie,[naam], brigadier en belast met de coördinatie van de controlegroep ter plaatse, alsmede vier politiemedewerkers, te weten [naam], hoofdagent, [namen], allen student van politie. Voordat de controle plaats vond bevonden zich in de coffeeshop in ieder geval [naam], medewerker van de coffeeshop, [naam] en zijn vriendin [naam], bezoekers.
2.8 Blijkens het op ambtseed, respectievelijk ambtsbelofte opgemaakte mutatierapport opgemaakt op 19 april 2010 hebben verbalisanten [namen] tussen 16.00 uur en 18.00 uur ter plaatse in de inrichting “twee klanten aangehouden terzake wet ID”. In het op 19 april 2010 opgemaakte proces-verbaal van bevindingen heeft brigadier [naam], voor zover hier van belang, verklaard dat tijdens de controle een jongedame direct de coffeeshop wilde verlaten en dat hij, [naam], haar heeft tegengehouden en haar naar haar identiteitsbewijs heeft gevraagd. De jongedame is vervolgens aangehouden en naar het hoofdbureau van politie overgebracht. De vrouw bleek te zijn [naam], geboren [geboortedatum] en dus minderjarig.
2.9 De rechtbank is tot de conclusie gekomen dat eiser niet het vereiste tegenbewijs heeft geleverd om twijfel te wekken aan de juistheid van het proces-verbaal en overweegt daartoe als volgt.
2.10 De kern van de zaak betreft de beweerde aanwezigheid van de minderjarige [naam] (in het vervolg: [naam]) op het tijdstip van de bewuste controle in ‘t Smedehuys.
2.11 Volgens de lezing van eiser op basis van de door hem in geding gebrachte verklaringen zou [naam] op weg naar huis even gedag zeggen tegen [naam], die zij drie weken eerder had leren kennen. Zij bleef wachten voor de ingang . De deur stond open, met voor de deur een barkruk. Zij werd bij haar arm vastgepakt en naar binnen geduwd/begeleid door twee agenten van middelbare leeftijd. Eiser heeft, zakelijk weergegeven en ontleend aan de pleitnota van eisers gemachtigde, aangevoerd dat uit de verklaringen valt af te leiden dat de controle gefaseerd heeft plaats gevonden, in dier voege dat er omstreeks 15.57 uur circa 4 agenten in uniform vanuit de Morinnesteeg de hoek om kwamen lopen, die de zich buiten de coffeeshop bevindende [naam] aan de arm mee naar binnen namen. Na het sluiten van de deur arriveert enkele minuten later, circa 16.05 uur, een volgende groep, onder wie [naam] voornoemd.
2.12 De stukken die door verweerder zijn ingebracht schetsen een ander beeld. Deze stukken betreffen van de kant van de politie: mutatierapporten d.d. 19 april 2010; een proces-verbaal van bevindingen van brigadier [naam] d.d. 19 april 2010 en een proces-verbaal van bevindingen van inspecteur [naam] en brigadier [naam]. Van de kant van verweerder: verklaringen van [naam] opgemaakt op 26 april en 3 mei 2010 en verklaringen van [namen] (bureau HBO) d.d. 18 mei 2010.
2.13 Al deze rapporten, verbalen en verklaringen in hun onderlinge samenhang gelezen bieden een zeer consistent beeld van de toedracht van de controle. Om circa 15.50 uur heeft het hele team – de rechtbank heeft 13 personen geteld – de Koudenhorn verlaten om ‘t Smedehuys via de Morinnesteeg, alwaar zich de achteruitgang bevindt, te benaderen. Het bewaken van de achterdeur werd verzorgd door [namen]. Om 16.00 uur werd het pand betreden door een deel van de controlegroep. Van de kant van de politie: [naam], [namen]. Van de kant van verweerder: [naam]. Verder nog: [naam], sociale recherche, en [naam], belastingdienst. [naam] en [naam] betraden als eersten de inrichting, waarbij de aanwezige medewerker [naam] de aanzegging van de controle is gedaan. Er werden 5 personen aangetroffen, inclusief voornoemde medewerker. Onder deze personen bevond zich vlak bij de achter in de zaak gesitueerde balie [naam]. Ongeveer 10 minuten later, ca 16.10 uur, zijn [namen] naar binnen gegaan om een controle uit te voeren van de boven de coffeeshop gelegen woonruimte.
2.14 Ter zitting hebben gemachtigden van verweerder en de aanwezige H. Meijer, hoofd bijzonder wetten, desgevraagd toegelicht dat de controle geheel volgens de vaste procedure heeft plaats gevonden. De aanzegging is gedaan door de ter plaatse hoogst verantwoordelijken, namelijk [naam] als vertegenwoordigster van de toezichthouder (het element handhaving van het coffeeshopbeleid) en [naam] als hulpofficier van justitie, voor het geval bij het toezicht aannemelijk wordt geacht dat er sprake is van opsporing en eventueel vervolging van strafbare feiten. In laatst bedoeld geval pleegt de hulpofficier contact op te nemen met de officier van justitie en wordt de situatie ter plaatse tijdelijk “bevroren”.
2.15 Als onwaarschijnlijk wordt verworpen de lezing dat er eerst een aantal politiemensen naar binnen is gegaan, pas later gevolgd door de overige leden van de controlegroep. De rechtbank verwerpt de lezing van eiser niet alleen omdat de – op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte – processen-verbaal en de overige verklaringen een duidelijk en consistent beeld bieden, maar ook omdat de geschetste gang van zaken aannemelijker is dan de lezing van eiser.
2.16 De rechtbank laat daarbij nog daar dat de door eiser ingebrachte verklaringen niet altijd even precies zijn – zoals de schatting van het aantal in de inrichting aanwezige controleurs – of dat een preciesheid wordt gepretendeerd die niet terug te vinden is in de verklaringen – zoals bijvoorbeeld het tijdstip 15.57 uur als beweerd tijdstip van binnentreden van een aantal agenten.
2.17 De rechtbank ontgaat in het bijzonder de logica van het eerst binnentreden van politiemensen, aangezien de controle niet alleen betrekking heeft op de opsporing van strafbare feiten, maar ook in het teken staat van toezicht, waaronder de controle op de naleving van de AHOJ-G criteria, en onderzoek naar fiscale en aanverwante zaken. Volledig in lijn daarmee is dat de hoogst verantwoordelijken als eersten binnentreden en officieel aanzegging doen van de controle. De rechtbank acht voorst nog van belang dat het voor onwaarschijnlijk moet worden gehouden dat – in de lezing van eiser – moedwillig een minderjarige naar binnen wordt geleid, waarna vervolgens de bij de controle betrokken ambtenaren zonder uitzondering, in de vorm van proces-verbaal of anderszins, niet naar waarheid verklaren dat het meisje zich bij binnentreden al in de inrichting bevond.
2.18 Aangezien de rechtbank van oordeel is dat verder onderzoek naar de feiten geen nieuw licht op de zaak zal werpen, wordt het bewijsaanbod van eiser – onder andere bestaande in het verzoek om de getuigen ter zitting te horen, [naam] te confronteren met alle bij de controle betrokken ambtenaren en het inbrengen van verklaringen van nieuwe getuigen – verworpen.
2.19 Gelet op het vorenoverwogene was verweerder bevoegd handhavend op te treden. De rechtbank stelt vast dat verweerder overeenkomstig het beleid de sluiting van de coffeeshop heeft bevolen voor de duur van zes maanden. De rechtbank acht dit beleid niet kennelijk onredelijk. In de door eiser aangevoerde omstandigheden ziet de rechtbank voorts geen dusdanig bijzondere omstandigheden welke aanleiding zouden moeten zijn voor verweerder om van dit beleid af te wijken.
2.20 Het beroep is ongegrond. Er is geen aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening.
2.21 Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.