ECLI:NL:RBHAA:2010:BN9813

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
7 september 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
F. 172470
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Procedures
  • Verzet
Rechters
  • A.H. Veldmaat-Wansink
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen faillietverklaring van Olympic Airlines afgewezen

In deze zaak heeft de Rechtbank Haarlem op 7 september 2010 uitspraak gedaan in het verzet tegen de faillietverklaring van Olympic Airlines. De opposanten, waaronder de Vereniging FNV Bondgenoten en verschillende werknemers, hebben verzet aangetekend tegen het vonnis van 3 augustus 2010, waarin Olympic Airlines in staat van faillissement werd verklaard. De opposanten voerden aan dat er geen sprake was van een toestand als bedoeld in artikel 1 van de Faillissementswet (Fw) en dat de opening van de secundaire procedure in strijd was met de openbare orde. Ze stelden ook dat de Griekse curator misbruik maakte van haar bevoegdheid door de secundaire procedure aan te vragen.

De rechtbank oordeelde dat de vraag of sprake was van een toestand als bedoeld in artikel 1 Fw niet onderzocht hoefde te worden, omdat de hoofdprocedure in Griekenland een liquidatieprocedure betrof die onder de Europese Insolventieverordening viel. De rechtbank verwierp de stelling van de opposanten dat de erkenning van de Griekse beslissing in strijd was met de openbare orde, omdat er geen uitzonderlijke omstandigheden waren die dit zouden rechtvaardigen. Ook het argument van misbruik van bevoegdheid werd verworpen, omdat de Nederlandse curator bevoegd was om de arbeidsovereenkomsten op te zeggen, en de procedure juist bedoeld was om de belangen van lokale werknemers te beschermen.

De rechtbank besloot het verzoek van de opposanten af te wijzen en het vonnis van 3 augustus 2010 te bekrachtigen. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat iedere partij haar eigen kosten droeg. Deze uitspraak benadrukt de toepassing van de Europese Insolventieverordening en de bescherming van werknemersrechten in het kader van internationale faillissementsprocedures.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector civiel recht
Faillissementsnummer: F. 308/2010
Rekestnummer: F. 172470
Vonnis van 7 september 2010
inzake het op 9 augustus 2010 ter griffie van deze rechtbank ontvangen verzetschrift ex artikel 10 van de Faillissementswet (Fw) van:
1 De Vereniging FNV Bondgenoten (hierna: FNV Bondgenoten), gevestigd te Utrecht
2. […], wonende te Amsterdam
3. […], wonende te Hoofddorp
4. […], wonende te Almere
5. […], wonende te Voorschoten
6. […], wonende te Purmerend
7 […], wonende te Amstelveen
8 […], wonende te Hoofddorp
9 […], wonende te Haarlem
10 […], wonende te Amstelveen
11 […], wonende te Krommenie,
opposanten,
advocaat mr. M.J.M. Postma te Utrecht,
strekkende tot vernietiging van het vonnis van deze rechtbank van 3 augustus 2010, waarbij OLYMPIAKES AEROGRAMMES ANONYMI ETAIREIA, gevestigd te Kallithea, prefectuur Attica, Griekenland, tevens h.o.d.n. OLYMPIC AIRLINES S.A. , tevens gevestigd te 1118 BH Luchthaven Schiphol, Schiphol Boulevard 223-7 WTC-B, ingeschreven bij de Kamer van Koophandel Amsterdam onder nummer 34203661 (hierna: Olympic Airlines), op verzoek van de vennootschap naar Grieks recht, ETHNIKI KEFALEOU AE, gevestigd te Athene, Griekenland, curator in het faillissement van Olympic Airlines (hierna: de Griekse curator), in staat van faillissement werd verklaard met benoeming van mr. A.J. Wolfs tot rechter-commissaris en aanstelling van mr. L.J. van Apeldoorn tot curator (hierna: de Nederlandse curator),
geopposeerde,
advocaat mr. drs. L.J.H. Ecker te Amsterdam.
1. De procedure
Partijen zijn opgeroepen te verschijnen ter terechtzitting van 24 augustus 2010. Het proces-verbaal van verhoor dient als hier ingevoegd te worden beschouwd.
2. De beoordeling
Bij vonnis van 3 augustus 2010 heeft de rechtbank Olympic Airlines in staat van faillissement verklaard en verstaan dat deze insolventieprocedure een secundaire procedure is als bedoeld in artikel 3, tweede lid Verordening (EG) nr. 1346/2000 (hierna: EIV) en in de zin van hoofdstuk III EIV. Opposanten hebben als gronden van het verzet het volgende aangevoerd:
- Er is geen sprake van een toestand als bedoeld in artikel 1 Fw. Het regime van de bijzondere liquidatie dat in de hoofdprocedure van toepassing is verklaard is geen insolventieprocedure. Van insolventie is geen sprake, maar van een situatie waarin een overheid besluit om een eigen onderneming op te heffen. De EIV ziet niet op dergelijke situaties. Het vonnis van het Gerechtshof te Athene van 2 oktober 2009 kan derhalve niet worden erkend door de Nederlandse rechter;
- Er is sprake van strijd met de openbare orde in de zin van artikel 26 EIV, in het bijzonder ter zake van het rechtsbeginsel van hoor en wederhoor, nu tegen voormeld vonnis geen rechtsmiddel openstaat;
- De opening van de secundaire procedure is onnodig, overbodig en in strijd met doel en strekking van de EIV. De Griekse curator doet aan “forumshopping” en maakt misbruik van haar bevoegdheid als bedoeld in artikel 3:13 BW jo. 13a Fw. De secundaire procedure ziet alleen op goederen die zich in Nederland bevinden. Daartoe behoren niet de overeenkomsten die voortvloeien uit de huurovereenkomst betreffende het kantoor van de Nederlandse vestiging van Olympic Airlines en ook niet de arbeidsovereenkomsten van opposanten sub 2 tot en met 11. De Griekse curator kan zelf (dan wel via een Nederlandse advocaat) de afwikkeling van de huur- en arbeidsovereenkomsten ter hand nemen. De Nederlandse curator is hiertoe niet bevoegd. De Griekse curator beoogt met de secundaire insolventieprocedure de regels van het Burgerlijk Wetboek en het Bijzonder Besluit Arbeidsverhoudingen te omzeilen. Er is ongeoorloofd onderscheid gemaakt, omdat werknemers van Olympic Airlines in andere landen wel forse vergoedingen hebben gekregen.
toestand als bedoeld in artikel 1 Fw
Bij uitspraak van 2 oktober 2009 heeft het Gerechtshof te Athene de procedure van bijzondere liquidatie van toepassing verklaard op Olympic Airlines. Vast staat dat dit een procedure betreft als bedoeld in artikel 3, eerste lid EIV, te weten de insolventieprocedure “? e?d??n e??a????s?” als genoemd in Bijlage A van de EIV. Ingevolge artikel 16 lid 1 EIV dient voornoemde beslissing van het Gerechtshof te Athene door de Nederlandse rechter te worden erkend, zodra deze beslissing rechtsgevolgen in Nederland heeft, zonder toetsing van de bevoegdheid van de rechter van de lidstaat waar de procedure is geopend. Nu Olympic Airlines een vestiging in Nederland heeft en het faillissement een procedure is die voorkomt in Bijlage B van de EIV en dus een liquidatieprocedure is in de zin van artikel 2 onder c EIV, kan de Nederlandse rechter ingevolge artikel 27 EIV een secundaire insolventieprocedure openen, zonder dat de insolventie van Olympic Airlines behandeld hoeft te worden. De vraag of sprake is van een toestand als bedoeld in artikel 1 Fw behoeft derhalve niet onderzocht te worden. De door de Griekse curator geopende hoofdprocedure heeft een universele strekking. Ten overvloede overweegt de rechtbank dat opposanten haar stelling dat Olympic Airlines niet een in toestand verkeert dat zij is opgehouden te betalen, gelet op het gemotiveerde verweer van geopposeerde, onvoldoende heeft onderbouwd.
strijd met de openbare orde
De stelling van opposanten dat de omstandigheid dat geen rechtsmiddel open staat tegen de beslissing van het Gerechtshof te Athene, meebrengt dat sprake is van strijd met de openbare orde wordt door de rechtbank verworpen. Alleen in uitzonderlijke gevallen zal hiervan sprake kunnen zijn (zie Ontwerprapport Virg?s/Schmit en Hof van Justitie van de Europese gemeenschappen, 02-05-2006, C 341/04 Eurofood). Er is niet gebleken van feiten en omstandigheden die tot het oordeel kunnen leiden dat hier sprake is van een uitzonderlijk geval. Niet gebleken is bovendien dat, alle met de zaak samenhangende omstandigheden in aanmerking genomen, de gevolgen van de erkenning of tenuitvoerlegging van de beslissing van het Gerechtshof te Athene onverenigbaar is met in Nederland geldende fundamentele beginselen van het recht. Het enkele feit dat geen rechtsmiddel openstaat tegen de beslissing van het Gerechtshof te Athene brengt daarom niet met zich dat sprake is van strijd met de openbare orde.
misbruik van bevoegdheid
Opposanten hebben aangevoerd dat het openen van een secundaire procedure niet nodig was, omdat de vereffenaar in Griekenland de arbeidsovereenkomsten met opposanten sub 2 tot en met 11 had kunnen afwikkelen met een ontslagvergunning en met inachtneming van de voor opposanten sub 2 tot en met 11 geldende opzegtermijnen. Opposanten stellen daarnaast dat ten onrechte de secundaire procedure is aangevraagd, omdat de Nederlandse curator niet bevoegd is de arbeidsovereenkomsten op te zeggen, nu de secundaire procedure alleen ziet op goederen die zich in Nederland bevinden.
De rechtbank stelt vast dat de in Griekenland geopende hoofdprocedure een liquidatieprocedure is, nu deze vermeld staat in Bijlage B van de EIV. De rechtbank overweegt voorts dat de gevolgen van de insolventieprocedure voor arbeidsovereenkomsten en arbeidsbetrekkingen op de voet van artikel 10 EIV uitsluitend wordt beheerst door het recht van de lidstaat dat op de arbeidsovereenkomst van toepassing is. Tussen partijen is niet in geschil dat Nederlands recht op de arbeidsovereenkomsten van opposanten sub 2 tot en met 11 van toepassing is, zodat de arbeidsovereenkomsten met inachtneming van het Nederlandse insolventierecht dienen te worden opgezegd. Ingevolge artikel 40 Fw kunnen de arbeidsovereenkomsten worden opgezegd met een termijn van zes weken. Het voorgaande brengt met zich dat ook indien geen secundaire procedure zou zijn geopend, de Griekse curator in beginsel bevoegd is op grond van artikel 40 Fw de arbeidsovereenkomsten op te zeggen. Geopposeerde heeft in dit kader echter aangegeven dat voor een dergelijke opzegging ingevolge artikel 68 Fw voorafgaande toestemming van een rechter-commissaris vereist is. Derhalve heeft geopposeerde, naar het oordeel van de rechtbank terecht, voor de opening van een secundaire procedure gekozen, zodat een rechter-commissaris benoemd kon worden. Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat de Nederlandse curator bevoegd moet worden geacht de werknemers van de Nederlandse vestiging van Olympic Airlines te ontslaan, gelet op het feit dat het Nederlands (insolventie)recht dient te worden toegepast en de Nederlandse curator ingevolge artikel 68 Fw het Nederlandse vermogen van Olympic Airlines beheert (zie Rechtbank Den Bosch 24 juni 2004, JOR 2004, 214 met noot mr. E. Loesberg).
De stelling van opposanten dat door opening van de secundaire procedure sprake is geweest van “forumshopping” wordt door de rechtbank verworpen. Naast de omstandigheid dat opposanten deze stelling, gelet op het gemotiveerde verweer van geopposeerde, onvoldoende hebben onderbouwd is de EIV nu juist bedoeld om een zekere rechtsorde tot stand te brengen die het voor partijen onaantrekkelijk maakt geschillen of goederen van de ene naar de andere staat over te brengen om hun rechtspositie te verbeteren (zie considerans onder 11 van de EIV). De regelingen als bedoeld in de artikelen 10 en 27 EIV dienen mede ter bescherming van de lokale belangen, dus ook ter bescherming van de belangen van lokale werknemers. De inhoud van artikel 10 EIV dient werknemers en arbeidsverhoudingen te behoeden voor toepassing van buitenlands recht. Zoals hiervoor overwogen worden de gevolgen van de hoofdprocedure voor de arbeidsovereenkomsten van opposanten sub 2 tot en met 11 uitsluitend beheerst door Nederlands recht.
Opposanten hebben daarnaast aangevoerd dat de Griekse curator ongeoorloofd onderscheid maakt tussen opposanten sub 2 tot en met 11 en werknemers van Olympic Airlines in andere landen, omdat laatstgenoemden forse vergoedingen hebben gekregen. De rechtbank is van oordeel dat opposanten, mede gelet op het gemotiveerde verweer van geopposeerde, onvoldoende feiten en omstandigheden hebben aangedragen waaruit zou kunnen worden opgemaakt dat de Griekse curator hogere vergoedingen heeft uitgekeerd dan waarop de desbetreffende werknemers op grond van het op hen toepasselijke recht aanspraak kunnen maken. Concluderend is de rechtbank van oordeel dat geen sprake is van misbruik van bevoegdheden.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het verzoek afwijzen.
De rechtbank ziet aanleiding de proceskosten te compenseren in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
3. De beslissing
De rechtbank
- wijst het verzoek af,
- bekrachtigt voormeld vonnis van 3 augustus 2010, waartegen verzet,
- compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H. Veldmaat-Wansink, rechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 7 september 2010, in tegenwoordigheid van de griffier.