ECLI:NL:RBHAA:2010:BN9937

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
15 september 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
173170/HA RK 10-105
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek wegens gebrek aan partijdigheid van de rechter

In deze zaak heeft verzoeker op 25 augustus 2010 een wrakingsverzoek ingediend tegen de rechtbank Haarlem en specifiek tegen mr. [de rechter] in een aanhangige zaak met zaaknummer 08/6581. De wrakingskamer heeft op 8 september 2010 een zitting gehouden waarbij verzoeker en de rechter zijn verschenen, terwijl de wederpartij, de inspecteur van de belastingdienst Holland-Midden/kantoor Hoofddorp, niet aanwezig was. Verzoeker stelde dat de rechtbank Haarlem, en de gewraakte rechter, niet tot een ander oordeel kon komen dan het gerechtshof te Amsterdam in eerdere procedures had gedaan, wat volgens hem een schending van de onpartijdigheid zou zijn.

De wrakingskamer heeft de argumenten van verzoeker beoordeeld en vastgesteld dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit vermoeden ondermijnen. De wrakingskamer concludeerde dat de omstandigheid dat het gerechtshof eerder uitspraak had gedaan in vergelijkbare zaken, op zichzelf geen aanwijzing is voor partijdigheid of vooringenomenheid van de rechter. De rechter is niet gebonden aan eerdere uitspraken van het gerechtshof en kan op basis van nieuwe feiten tot een ander oordeel komen.

Daarnaast heeft de wrakingskamer vastgesteld dat het wrakingsverzoek niet-ontvankelijk is voor zover het betrekking heeft op andere leden van de rechtbank Haarlem die niet betrokken zijn bij de behandeling van het beroep van verzoeker. De rechtbank heeft het verzoek om wraking afgewezen voor zover het betrekking heeft op mr. [de rechter] en niet-ontvankelijk verklaard voor andere leden van de rechtbank. De beslissing is openbaar uitgesproken op 15 september 2010, waarbij de griffier mr. drs. B.J.E. Lodder aanwezig was.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Wrakingskamer
zaaknummer: 173170/HA RK 10-105
datum beslissing: 15 september 2010
Op verzoek van:
[verzoeker],
verzoeker.
1. Procesverloop
1.1 Bij schriftelijk verzoek van 25 augustus 2010 heeft verzoeker de wraking verzocht van de rechtbank Haarlem en/of - dat is niet geheel duidelijk geworden - van mr. [de rechter], hierna te noemen: de rechter, in de bij deze rechtbank, sector bestuursrecht, aanhangige zaak met zaaknummer 08/6581, hierna te noemen: de hoofdzaak.
1.2 De rechter heeft niet berust in de wraking.
1.3 Verzoeker, de wederpartij, te weten de inspecteur van de belastingdienst Holland-Midden/kantoor Hoofddorp, en de rechter zijn in de gelegenheid gesteld te worden gehoord ter zitting van 8 september 2010. Verzoeker is verschenen, bijgestaan door […]. De rechter is eveneens verschenen. De wederpartij heeft van de geboden gelegenheid, met bericht, geen gebruik gemaakt.
2. Het standpunt van verzoeker
2.1 Verzoeker heeft ter onderbouwing van het verzoek samengevat aangevoerd, dat nu het gerechtshof te Amsterdam reeds in eerdere (hoger beroeps)procedures van verzoeker met betrekking tot dezelfde materie maar dan voor eerdere belastingjaren uitspraak heeft gedaan, de rechtbank Haarlem, waaronder dus ook de rechter, voor het onderhavige belastingjaar niet tot een ander oordeel kan komen dan het oordeel gegeven door het gerechtshof in die eerdere procedure(s).
3. Beoordeling
3.1 Een rechter kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Uitgangspunt daarbij is dat de rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet, die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat een rechter jegens een partij bij een geding een vooringenomenheid koestert. Daarnaast kan er onder omstandigheden reden zijn voor wraking, indien geheel afgezien van de persoonlijke opstelling van de rechter in de hoofdzaak de bij een partij bestaande vrees voor partijdigheid van die rechter objectief gerechtvaardigd is, waarbij rekening moet worden gehouden met uiterlijke schijn. Het subjectieve oordeel van verzoeker is niet doorslaggevend.
3.2 De wrakingskamer zal allereerst het wrakingsverzoek behandelen voor zover dat tegen de rechter is gericht. De omstandigheid dat het gerechtshof Amsterdam reeds eerder uitspraak heeft gedaan in een (vergelijkbare) eerdere procedure tussen verzoeker en de wederpartij levert geen omstandigheid op die getuigt van enige partijdigheid of vooringenomenheid van de rechter jegens verzoeker. In beginsel bestaat binnen de rechtspraak een zekere hiërarchie tussen, zoals in dit geval, een gerechtshof en een binnen het ressort van dat hof gelegen rechtbank. Dit laat echter onverlet dat rechtzoekenden in hun procedure te allen tijde feiten en omstandigheden bij een ‘lagere’ rechter kunnen en mogen aanvoeren die, naar de stelling van deze rechtzoekenden, tot een ander oordeel leidt dan de hoger beroepsrechter eerder in een vergelijkbare procedure heeft gegeven en het staat die lagere rechter vrij om tot dit andere oordeel te komen. Een rechter bij een rechtbank is immers formeel niet gebonden aan het oordeel van het gerechtshof in een andere zaak. Gesteld noch gebleken is dat de gewraakte rechter niet tot zo’n ander oordeel zal kunnen komen. De wrakingskamer komt dan ook tot het oordeel dat noch uit het wrakingsverzoek, noch uit de toelichting die daarop ter zitting door verzoeker is gegeven, is gebleken van feiten en omstandigheden die zouden kunnen leiden tot de conclusie dat sprake is van enige (schijn van) vooringenomenheid dan wel partijdigheid jegens verzoeker. De aangevoerde feiten en omstandigheden vormen derhalve geen grond voor wraking.
3.3 Uit artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) volgt dat een wrakingsverzoek slechts de rechters kan betreffen die de zaak van de betrokken partij behandelen. Dit brengt mee dat het wrakingsverzoek, voor zover het leden van de rechtbank Haarlem betreft die niet met de behandeling van verzoekers beroep zijn belast, geen wrakingsverzoek is in de zin van de Awb en het verzoek in zoverre niet-ontvankelijk is.
3.4 Gelet op het vorengaande zal de rechtbank het verzoek deels afwijzen en deels niet-ontvankelijk verklaren.
4. Beslissing
De rechtbank:
4.1 wijst het verzoek om wraking af voor zover het betrekking heeft op de rechter mr. [de rechter] en niet-ontvankelijk voor zover het verzoek betrekking heeft op andere leden van de rechtbank Haarlem;
4.2 beveelt de griffier onverwijld aan verzoeker, de rechter en de wederpartij een voor eensluidende gewaarmerkt afschrift van deze beslissing toe te zenden;
4.3 beveelt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het verzoek.
Deze beslissing is gegeven door mr. M.J. Smit, voorzitter, en mrs. G.W.S. de Groot en A.J. van der Meer, leden van de wrakingskamer, en in het openbaar uitgesproken op 15 september 2010 in tegenwoordigheid van mr. drs. B.J.E. Lodder als griffier.
Rechtsmiddel
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.