ECLI:NL:RBHAA:2010:BO0099

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
16 september 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
454739/CV EXPL 10-1964
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • E.P. Stolp
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de rechtsgeldigheid van een opt-outverklaring in het kader van een effectenlease-overeenkomst

In deze zaak heeft de Rechtbank Haarlem op 16 september 2010 uitspraak gedaan in een geschil tussen Varde Investments (Ireland) Limited en een gedaagde, die een effectenlease-overeenkomst had gesloten met Dexia Bank Nederland N.V. De kern van het geschil betreft de vraag of de gedaagde gebonden is aan de WCAM-overeenkomst, of dat er sprake is van een rechtsgeldige opt-outverklaring. De gedaagde had Leaseproces gevolmachtigd om namens hem te handelen in verband met de effectenlease-overeenkomst en had afgesproken dat er zonder zijn toestemming geen schikking mocht worden getroffen.

Leaseproces heeft een opt-outverklaring afgelegd zonder expliciete toestemming van de gedaagde, maar de rechtbank oordeelt dat Leaseproces binnen de kaders van de verleende volmacht heeft gehandeld. De rechtbank stelt vast dat, indien de opt-outverklaring niet was afgelegd, de gedaagde gebonden zou zijn aan de WCAM-overeenkomst, wat hem zou uitsluiten van verdere procedures tegen Dexia. De rechtbank concludeert dat de opt-outverklaring tijdig en geldig is ingediend, waardoor de gedaagde niet gebonden is aan de WCAM-overeenkomst.

De rechtbank wijst de vordering van Varde af en oordeelt dat de proceskosten voor rekening van Varde komen, omdat deze in het ongelijk wordt gesteld. Dit vonnis is gewezen door mr. E.P. Stolp en is openbaar uitgesproken op de zitting van 16 september 2010.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector kanton
Locatie Haarlem
zaak/rolnr.: 454739/CV EXPL 10-1964
datum uitspraak: 16 september 2010
VONNIS VAN DE KANTONRECHTER
inzake
de vennootschap naar Iers recht VARDE INVESTMENTS (IRELAND) LIMITED,
te Dublin (Ierland)
eiseres
hierna te noemen Varde
gemachtigde: Swier & van der Weijden
t e g e n
[gedaagde]
te [woonplaats]
gedaagde
hierna te noemen [gedaagde],
gemachtigde: mr. G. van Dijk
De procedure
Varde heeft [gedaagde] op 29 januari 2010 gedagvaard. [gedaagde] heeft geantwoord. Nadat de kantonrechter had beslist dat de zaak zich niet leent voor een comparitie van partijen na antwoord, hebben partijen over en weer schriftelijk gereageerd.
De feiten
a. Dexia Bank Nederland N.V. is rechtsopvolgster onder algemene titel van de Bank Legio Lease B.V. Uit dien hoofde is Dexia met betrekking tot de hierna vermelde overeenkomst in alle rechten en verplichtingen van Legio-Lease B.V. getreden. Dexia en haar rechtsvoorganger worden hierna samen aangeduid als Dexia.
b. [gedaagde] heeft op 1 juli 1999 met Dexia een effectenlease-overeenkomst genaamd WinstVerDriedubbelaar gesloten onder contractnummer 74214174. De overeenkomst had een looptijd van 3 jaar.
c. De aandelenleaseovereenkomst is beëindigd. De opbrengst van de verkoop van de aandelen was niet toereikend om de lening die [gedaagde] bij Dexia had afgesloten te voldoen.
d. [gedaagde] heeft de door Dexia gezonden eindrekening niet voldaan.
e. Het Gerechtshof te Amsterdam heeft bij beschikking van 25 januari 2007 (LJN:AZ7033) de op 8 mei 2006 door Dexia en enige belangenorganisaties gesloten overeenkomst (hierna de WCAM-overeenkomst) algemeen verbindend ver¬klaard voor de kring van gerechtigden als bedoeld in artikel 2 van de WCAM-overeenkomst. Deze overeenkomst is een vaststellingsovereenkomst als bedoeld in artikel 7:907 BW, ter afwikkeling van de met Dexia gesloten effectenleaseovereenkomsten. Het Gerechtshof heeft in zijn beschikking aangegeven op welke manier Dexia bekendheid moest geven aan de verbindendverklaring van de WCAM-overeenkomst, aan de gevolgen daarvan, aan de omstandigheid dat alle gerechtigden daaraan gebonden waren en aan de mogelijkheid om een opt-outverklaring in te dienen, waardoor een gerechtigde en zijn echtgenote/haar echtgenoot niet langer aan de WCAM-overeenkomst gebonden waren. Gewezen wordt op de rechtsoverwegingen 10.2 tot en met 10.6 van die beschikking.
De opt-outverklaringen dienden vóór 1 augustus 2007 te worden ingediend.
f. Mr. Rebel heeft bij brieven van 26 en 27 juli 2007 aan de door het hof in de
WCAM-beschikking aangewezen notaris mr. J.R.E. Kielstra als bedoeld in
artikel 7:907 lid 2 onder f BW namens Leaseproces de opt out-verklaring als bedoeld in artikel 7:908 lid 2 BW afgelegd. Bij brief van 18 juni 2010 heeft notaris Kielstra aan Leaseproces laten weten dat de opt out-verklaring van [gedaagde] tijdig is ingediend door advocaat Rebel en dat Dexia de geldigheid van de door advocaat Rebel ingediende
opt out-verklaringen bestrijdt
g. Dexia heeft haar vordering op [gedaagde] aan Varde geleverd door akte van cessie en mededeling aan [gedaagde] bij brief van 10 januari 2008, waarbij is meegedeeld dat de schuld van [gedaagde] uit de effectenleaseovereenkomst op dat moment in totaal € 2.587,75 bedroeg inclusief rente en verschuldigde incassokosten.
De vordering
Varde vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] te veroordelen om aan Varde tegen behoorlijk bewijs van kwijting te voldoen een bedrag van € 2.789,99, waarvan € 2.151,21 aan hoofdsom, € 334,22 aan rente tot 10 januari 2008 en € 322,68 voor buitengerechtelijke kosten, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 2.151,21 vanaf 10 januari 2008 tot de dag der algehele voldoening, alsmede hem te veroordelen in de kosten van deze procedure, waaronder salaris van de gemachtigde en de nakosten.
Varde legt - kort en zakelijk weergegeven - het volgende aan haar vordering ten
grondslag. [gedaagde] is uit hoofde van de overeenkomst aan Dexia een bedrag van € 2.151,21 aan hoofdsom verschuldigd. Aangezien [gedaagde] niet tijdig een rechtsgeldige opt out-verklaring heeft ingediend, is hij gebonden aan de WCAM-overeenkomst. Deze heeft ten aanzien van [gedaagde] ingevolge artikel 7:907 BW de gevolgen van een vaststellingsovereenkomst waarbij hij als partij geldt. Daarmee staat de betalingsverplichting van [gedaagde] vast.
Bij repliek stelt Varde dat de door mr. Rebel afgelegde verklaringen (als genoemd onder
feit f.) niet bevoegd hebben plaatsgevonden, omdat - kort weergegeven- mr. Van Dijk van Leaseproces, opdrachtgever van mr. Rebel, ook niet bevoegd was de opt out- verklaring af te leggen. De verklaring van notaris Kielstra is slechts een feitelijke bevestiging van de ontvangst van een document.
Dexia heeft dan ook - aldus Varde - op 2 augustus 2007 op de voet van artikel 3:69 lid 3 BW verklaard dat zij de door mr. Rebel afgelegde opt-out verklaringen als ongeldig beschouwt.
Van daden van beheer als bedoeld in artikel 3:62 lid 2 BW is geen sprake en ook niet van zaakwaarneming.
[gedaagde] dient nu de hoofdsom te betalen aan Varde, nu vermeerderd met (verdere) rente en een vergoeding van de buitengerechtelijke kosten.
Het verweer
[gedaagde] betwist de vordering. Hij voert daartoe - samengevat - het volgende aan.
De dagvaarding is nietig omdat de wijze van procederen van Varde in strijd is met de
goede procesorde en de substantiëringplicht, nu Varde niets heeft vermeld over de haar inmiddels bekende reacties van de cliënten van Leaseproces over de tijdige indiening van opt-outverklaringen.
Ook stelt [gedaagde] dat mr. Van Dijk van Leaseproces bij volmachtverlening, subsidiair op grond van zaakwaarneming, rechtsgeldig namens [gedaagde] tijdig een rechtsgeldige opt-outverklaring heeft ingediend. [gedaagde] is dus niet gebonden aan de WCAM-overeenkomst. De op die overeenkomst gebaseerde vordering van Varde moet daarom worden afgewezen.
De beoordeling van het geschil
1. Gegeven de omstandigheid dat Varde gevestigd is in Ierland, draagt de vordering een internationaalrechtelijk karakter en zal de kantonrechter vooreerst ambtshalve zijn rechtsmacht alsmede het op de vordering toepasselijk recht beoordelen.
Op de voet van het EEX verordening en met name de artikelen 15 en 16 is de Nederlandse rechter bevoegd omdat [gedaagde], die in deze zaak consument is, in Nederland woont.
Omdat niet blijkt van enige rechtskeuze en omdat de overeenkomst het nauwst verbonden is met Nederland houdt de kantonrechter het ervoor dat op grond van artikel 4 van het EEG-Overeenkomstenverdrag (EVO) Nederlands recht van
toepassing is.
2. Waar de vaststellingsovereenkomst betrekking heeft op de afwikkeling van de effectenleaseovereenkomst, welke is aan te merken als huurkoopovereenkomst
(aldus HR 28 maart 2008, LJN BC2837), acht de kantonrechter zich op grond van
artikel 93 aanhef en onder c Rv absoluut bevoegd om van de vordering van Varde
kennis te nemen.
3. Het niet in de dagvaarding vermelden van het standpunt van [gedaagde] over de rechtsgeldigheid van de opt-outverklaring leidt niet tot nietigheid van de dagvaarding.
Uit de zich onder de gedingstukken van deze zaak bevindende correspondentie blijkt niet dat namens [gedaagde] tegenover Dexia of Varde voormeld verweer is gevoerd.
De omstandigheid dat Leaseproces genoemd standpunt in andere zaken heeft ingenomen maakt niet dat Varde daarvan in de dagvaarding in deze zaak melding moest maken.
4. Partijen hebben het debat vanaf conclusie van antwoord primair gericht op de discussie over het al dan niet rechtsgeldig afgelegd zijn van de opt-outverklaring.
5. Uit de tekst van de volmacht blijkt dat [gedaagde] op of omstreeks 5 juli 2005 Leaseproces (althans mr. Van Dijk) heeft gevolmachtigd om - zakelijk weergegeven - met betrekking tot de door [gedaagde] gesloten effectenlease-overeenkomst correspondentie en overleg te voeren met Dexia en een procedure aan te spannen tegen Dexia. Verder heeft hij met Leaseproces afgesproken dat zonder zijn toestemming geen schikking mag worden getroffen.
Vast staat dat [gedaagde], indien hij geen opt-outverklaring zou uitbrengen, via de
WCAM-overeenkomst, gebonden was aan een als een schikking te kwalificeren vaststellingsovereenkomst én dientengevolge geen recht meer zou hebben om enige procedure tegen Dexia aan te spannen en voort te zetten. Vast staat eveneens, reeds door
de posita in deze procedure, dat [gedaagde] niet gebonden wenste te zijn aan de regeling vervat in de WCAM-overeenkomst.
6. In het licht van deze feiten of omstandigheden kan bezwaarlijk anders geoordeeld worden dan dat Leaseproces door het doen afleggen van een opt out-verklaring, zonder dat zij daartoe uitdrukkelijke toestemming of opdracht heeft gekregen, heeft gehandeld overeenkomstig de doelstelling en binnen de kaders van de door [gedaagde] verleende volmacht.
7. Voor zover zou hebben te gelden dat Leaseproces, mr. Van Dijk (en op zijn beurt mr. Rebel, die door mr. van Dijk is ingeschakeld) de redelijke grenzen van de haar verleende volmacht wel zou hebben overschreden is de kantonrechter van oordeel dat er sprake is van zaakwaarneming. De onder 5 genoemde feiten en omstandigheden, in onderlinge samenhang beschouwd, leiden tot de conclusie dat Leaseproces willens en wetens op redelijke grond de belangen van [gedaagde] heeft behartigd. Immers, had Leaseproces geen opt out-verklaring doen afleggen, dan zou [gedaagde] gebonden zijn aan een schikking terwijl zij daartoe nog geen toestemming had gegeven, én zou [gedaagde] geen mogelijkheid meer hebben om te procederen, waartoe zij wél toestemming had gegeven.
8. Het voorgaande brengt mee dat ervan moet worden uitgegaan dat de opt out-verklaring tijdig en geldig is uitgebracht. [gedaagde] is aldus niet gebonden aan de WCAM-overeenkomst. De daarop gebaseerde vordering van Varde moet daarom worden afgewezen.
9. Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht behoeft geen bespreking meer, nu dit in het licht van hetgeen in dit vonnis is vastgesteld en overwogen, niet tot een andere beslissing kan leiden.
10. De proceskosten komen voor rekening van Varde omdat deze in het ongelijk wordt gesteld.
Beslissing
De kantonrechter:
- wijst de vordering af;
- veroordeelt Varde tot betaling van de proceskosten, die aan de kant van [gedaagde] tot en met vandaag worden begroot op € 350,00 aan salaris van de gemachtigde en verklaart dit vonnis in zoverre uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.P. Stolp en uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum.