zaaknummer: AWB 09 - 5955
uitspraak van de meervoudige kamer van 5 november 2010
Vereniging Dorp Vijfhuizen e.a.,
eisers,
gemachtigde: mr. drs. S.H. van der Kluit,
het college van burgemeester en wethouders van Haarlemmermeer,
verweerder,
gemachtigde: mr. E.C. Berkouwer, advocaat te Haarlem,,
derde partij
Libéma Exploitatie B.V.
gevestigd te Rosmalen,
gemachtigde: mr. M.G.J. Maas-Cooymans, advocaat te Rotterdam.
Bij besluit van 2 december 2008, verzonden op 10 december 2008, heeft verweerder aan Libéma Exploitatie B.V. (hierna: Libéma) vrijstelling verleend van het bestemmingsplan “Staatsbos Floriade” teneinde het voormalige Floriadeterrein en de daarop aanwezige bebouwing te kunnen gebruiken als congres-, beurzen- en evenementencentrum. De vrijstelling is verleend voor een periode van 6 jaar.
Bij besluit van 16 december 2008 heeft verweerder bouwvergunning verleend voor het auditorium en het handelscentrum.
Bij brief van 26 januari 2009 hebben eisers een bezwaarschrift ingediend tegen het besluit van 16 december 2008.
Bij besluit van 22 oktober 2009 heeft verweerder het bezwaar gegrond verklaard en in afwijking van het advies van de vaste commissie van advies voor de bezwaarschriften,
-het besluit van 16 december 2008 herroepen,
-de aanvraag om bouwvergunning voor het handelscentrum geweigerd,
-de aanvraag om bouwvergunning voor het auditorium onder voorwaarden gehonoreerd en
-Libéma nog een termijn gegeven om gegevens over te leggen.
Bij besluit van 22 maart 2010 heeft verweerder:
-het besluit van 22 oktober 2009 ingetrokken,
-de bouwvergunning voor het handelscentrum geweigerd,
-ontheffing van het Bouwbesluit 2003 en bouwvergunning voor het auditorium verleend.
Bij brief van 28 april 2010 hebben eisers een aanvullend beroepschrift ingediend.
Het beroep is gelijktijdig met het beroep inzake AWB 09-338 behandeld ter zitting van 16 september 2010, alwaar [naam], en S. Lindenbergh, voorzitter van de Stichting Vrienden van het Floriadegebied, bijgestaan door hun gemachtigde, zijn verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, die werd bijgestaan door H. Plukkel, projectleider, E. Mollebrok, bouwplantoetser, mr K. Vreeker en A. van der Berg van Tauw. De derde partij was vertegenwoordigd door haar gemachtigde.
2.1 Libéma is voornemens om op het voormalige Floriadeterrein het congres-, beurzen- en evenementencentrum “Expo Haarlemmermeer” te realiseren. In het voormalige expositiegebouw van de Floriade, of wel het “Glazen Dak”, hierna het Expogebouw waarvan het auditorium en het handelscentrum een onderdeel vormen, zullen beurzen en evenementen worden georganiseerd van uiteenlopende aard, gericht op zowel de zakelijke als consumentenmarkt. Aangezien het auditorium en het handelscentrum bleken te zijn opgericht op basis van een tijdelijke bouwvergunning en de termijn inmiddels was verstreken, was Libéma genoodzaakt een aanvraag om een bouwvergunning in te dienen.
2.2 In bezwaar is gebleken dat het handelscentrum niet voldoet aan eisen die ingevolge artikel 5.2, eerste lid, van het Bouwbesluit 2003 (hierna: het Bouwbesluit) worden gesteld aan de warmteweerstand van de gevel van het gebouw. Verweerder heeft de aanvraag op verzoek van Libéma “gesplitst” en bij besluit van 22 maart 2010 een bouwvergunning afgegeven voor het auditorium. Verweerder heeft hierbij ontheffing verleend van voormeld artikel 5.2, eerste lid, van het Bouwbesluit, omdat Libéma aannemelijk heeft gemaakt dat met betrekking tot de geëiste warmteweerstand een beroep kan worden gedaan op de gelijkwaardigheidsbepaling uit het Bouwbesluit.
2.3 Eisers kunnen zich ook met dit besluit niet verenigen. Gelet op het bepaalde in artikel 6:18 en 6:19 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) wordt het beroepschrift van 30 november 2009 geacht mede te zijn gericht tegen de beslissing op bezwaar van 22 maart 2010.
2.4 Eisers hebben aangevoerd dat verweerder door de bouwvergunning te herroepen bij besluit van 22 oktober 2009, niet meer bevoegd was de besluitvorming voort te zetten. Libéma had een nieuwe aanvraag moeten indienen. In elk geval voldoet het splitsingsverzoek van 2 november niet aan de eisen gesteld bij het Besluit indieningsvereisten aanvraag bouwvergunning (Biab). Volgens eisers is er sprake van détournement de procedure, nu verweerder in bezwaar de bouwaanvraag heeft beperkt tot het auditorium en aldus de ongeschiktheid van het gebouw buiten de procedure heeft gehouden.
2.5 Verweerder heeft betoogd dat uit de overgelegde stukken blijkt dat het auditorium constructief te scheiden is. De procedure is zorgvuldig verlopen en de vrijstelling van het Bouwbesluit kon worden verleend.
2.6 Anders dan eisers betogen, is het besluit van 22 oktober 2009 niet onherroepelijk geworden, reeds omdat Libéma daartegen bij brief van 30 november 2009 beroep had ingesteld. Dit besluit, dat geen volledige en voltooide heroverweging bevatte, heeft verweerder ingetrokken bij het besluit van 22 maart 2010. Verweerder heeft eisers in de tussentijd op de hoogte gehouden van de nieuw ingekomen stukken en hun de gelegenheid geboden daarop te reageren. Zij hebben van die gelegenheid ook gebruik gemaakt. De oorspronkelijke aanvraag omvatte het handelscentrum en het auditorium. De nieuwe aanvraag is dus minder verstrekkend dan de oorspronkelijke. Zoals de Afdeling in de uitspraak van 18 augustus 2004, zaak no. 200307139/1, (AB 2005, 106), heeft overwogen volgt uit het enkele feit dat niet is voldaan aan vereisten, gesteld bij het Biab, niet dat de bouwvergunning om die reden niet in stand kan blijven. Het is aan het bestuursorgaan om te beoordelen of voldoende gegevens en bescheiden zijn ingediend om een besluit op de aanvraag te kunnen nemen. Voor het oordeel dat verweerder zich in dit geval niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het over voldoende gegevens en bescheiden beschikte om een besluit op de aanvraag te kunnen nemen, heeft de rechtbank in hetgeen in beroep is aangevoerd geen grond gevonden. Ter zitting heeft verweerder desgevraagd aan de hand van het rapport van 19 oktober 2009 van Croonen & van Soest, dat onderdeel uitmaakt van de vergunning, en in het bijzonder pagina 4, toegelicht waarom hij uit de berekeningen de conclusie trekt dat het auditorium constructief niet een geheel vormt met het handelscentrum. Eisers hebben deze conclusie niet gemotiveerd in twijfel getrokken. Het oorspronkelijke bouwplan behoefde derhalve niet als één geheel aan de maatstaven van de Woningwet te worden getoetst. Mitsdien heeft verweerder de aanvraag om vergunning voor het auditorium afzonderlijk kunnen beoordelen.
2.7 Eisers betogen dat de bouwvergunning had moeten worden geweigerd wegens strijd met het bestemmingsplan. Zij stellen zich op het standpunt dat de vrijstelling die verweerder op 2 december 2008 heeft verleend, geen betrekking heeft op het aanwezige gebouw, maar uitsluitend ziet op de bouw van 60 lantaarnpalen en een reclamezuil.
2.8 Ingevolge artikel 49, vijfde lid, van de Woningwet wordt de vrijstelling, voor zover deze ziet op bouwwerken waarvoor tevens een bouwvergunning moet worden verleend, voor de mogelijkheid van beroep geacht deel uit te maken van de bouwvergunning.
2.9 Met het vrijstellingsbesluit heeft verweerder beoogd een functiewijziging van de gronden en de zich daarop bevindende gebouwen mogelijk te maken. In het vrijstellingsbesluit is aangegeven dat vrijstelling wordt verleend van het gebruiksverbod van het bestemmingsplan (…) om het door Libéma aangevraagde gebruik zoals omschreven in de projectbeschrijving mogelijk te maken voor een periode van maximaal zes jaar (…).
In de projectbeschrijving staat kort gezegd dat Libéma vrijstelling heeft gevraagd om het voormalige expositiegebouw van de Floriade, het zogenaamde “Glazen Dak” en de directe omgeving te gebruiken voor het organiseren van beurzen en evenementen. Voorts is de aanvraag voor de oorspronkelijke bouwvergunning op 20 juli 2007 bij verweerder ingekomen, derhalve ruim voor het besluit van 2 december 2008, waarbij de vrijstelling is verleend. Het auditorium zal worden gebruikt voor een doel dat strijdig is met de bestemming. Gelet op doel en strekking van artikel 49,vijfde lid, van de Woningwet, dient in deze procedure te worden beoordeeld of het vrijstellingsbesluit in stand kan blijven. Eisers hebben overeenkomstig de rechtsmiddelenclausule beroep ingesteld tegen het vrijstellingsbesluit en hebben in hun aanvullend beroepschrift in deze procedure 28 april 2010 beroepsgronden tegen het vrijstellingsbesluit ingediend. Voor de weerlegging hiervan verwijst de rechtbank naar haar uitspraak van heden inzake AWB 09-338.
2.10 Eisers stellen dat verweerder niet is ingegaan op hun bezwaar ten aanzien van parkeren. Zij hebben betoogd dat het bouwplan is in strijd met artikel 2.5.30 van de Bouwverordening, waarin is bepaald dat er voldoende parkeergelegenheid moet zijn gerealiseerd.
2.11 De bouwvergunning ziet slechts op de “bouw” van het auditorium. De beslissing op bezwaar gaat inderdaad niet in op het bezwaar ten aanzien van parkeren. Verweerder heeft ter zitting gewezen op de berekeningen in het MER en verklaard dat hij zich de vraag heeft gesteld of aan de parkeernormen wordt voldaan. Gezien de berekeningen in het MER is de enkele stelling dat niet aan de parkeernorm is getoetst en daardoor is gehandeld in strijd met artikel 2.5.30 van de Bouwverordening onvoldoende voor het oordeel dat er niet in voldoende parkeergelegenheid is voorzien.
2.12 Eisers betogen dat verweerder bij het beslissen op het bezwaarschrift van 26 januari 2009 de termijn van artikel 7:10 van de Awb fors heeft overschreden. De beslissing is uiteindelijk genomen op 22 oktober 2009, daags na de uitspraak van de Afdeling in het hoger beroep inzake het vrijstellingsbesluit over Mystery Land, dat bij deze zaak nauw betrokken is. Hiermee is volgens eisers sprake van misbruik van recht, waardoor het besluit niet in stand kan blijven.
2.13 Verweerder heeft de termijn inderdaad fors overschreden. Libéma is echter de partij die in het bijzonder belang heeft bij een snelle besluitvorming; zij wil haar plannen verwezenlijken. De termijn is geen fatale termijn. Dat de Afdeling de dag voordien uitspraak had gedaan in de verwante zaak, leidt niet tot het oordeel dat het besluit om die reden niet in stand kan blijven.
2.14 Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De rechtbank:
3.1 verklaart het beroep ongegrond;
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.C. Terwiel-Kuneman, voorzitter van de meervoudige kamer, en mr. G. Guinau en mr. L. Beijen, leden, in tegenwoordigheid van mr. D. Krokké, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 5 november 2010.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag. Het hoger beroep dient te worden ingesteld door het indienen van een beroepschrift binnen zes weken onmiddellijk liggend na de dag van verzending van de uitspraak door de griffier.