ECLI:NL:RBHAA:2010:BO4546
Rechtbank Haarlem
- Eerste aanleg - meervoudig
- A.J. van der Meer
- Th.S. Röell
- A.C. Terwiel
- Rechtspraak.nl
Wraking van rechters in een strafzaak wegens vermeende vooringenomenheid
In deze zaak heeft verzoeker, gedetineerd in PI Midden Holland, een wrakingsverzoek ingediend tegen de rechters die betrokken zijn bij zijn strafzaak. Verzoeker stelt dat de rechtbank door zijn verzoeken tot het horen van getuigen af te wijzen, de schijn van vooringenomenheid heeft gewekt. Dit verzoek volgde op een eerdere beslissing van de rechtbank van 29 juli 2010, waarin de rechtbank opdrachten gaf aan de officier van justitie voor nader onderzoek. Verzoeker meent dat de afwijzing van zijn verzoeken zo onbegrijpelijk is dat deze alleen verklaard kan worden door vooringenomenheid van de rechters.
De rechters hebben in hun verweer aangegeven dat de wraking ten onrechte is voorgesteld. Zij hebben verwezen naar het proces-verbaal van de terechtzitting en hebben hun beslissing mondeling toegelicht. De officier van justitie heeft eveneens gesteld dat de rechtbank het juiste criterium heeft gehanteerd bij de beoordeling van de verzoeken van de verdediging. De afwijzing van de verzoeken leidt volgens hem niet tot de schijn van partijdigheid.
De wrakingskamer heeft de feiten en omstandigheden van het verzoek beoordeeld. Het uitgangspunt is dat rechters uit hoofde van hun aanstelling worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit vermoeden ondermijnen. De wrakingskamer concludeert dat de afwijzing van de verzoeken niet zodanig onbegrijpelijk is dat dit kan wijzen op vooringenomenheid. De rechtbank wijst het verzoek tot wraking af en beveelt aan dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet. De beslissing is openbaar uitgesproken op 2 november 2010.