Vonnis in hoofdzaak en vrijwaring van 8 september 2010
in de zaak met zaaknummer / rolnummer: 162818 / HA ZA 09-1519 van
de rechtspersoon
ACADEMISCH ZIEKENHUIS LEIDEN,
gevestigd te Leiden,
eiseres,
advocaat mr. P.J. Arentshorst,
[GEDAAGDE IN HOOFDZAAK],
wonende te Zaandam, gemeente Zaanstad,
gedaagde,
advocaat mr. drs. F.H. Garretsen,
en in de zaak met zaaknummer / rolnummer 167618 / HA ZA 10-390 van
[GEDAAGDE IN HOOFDZAAK],
wonende te Zaandam, gemeente Zaanstad,
eiser,
advocaat mr. drs. F.H. Garretsen,
de publiekrechtelijke rechtspersoon
COLLEGE VOOR ZORGVERZEKERINGEN,
zetelend te Diemen,
gedaagde,
advocaat prof.mr. G.R.J. de Groot.
Partijen zullen hierna Academisch Ziekenhuis Leiden, [gedaagde in hoofdzaak] en College Voor Zorgverzekeringen genoemd worden.
1. De procedure in de hoofdzaak
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 12 mei 2010
- het proces-verbaal van comparitie van 15 juni 2010.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De procedure in de vrijwaringszaak
2.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het vonnis in incident van 24 februari 2010
- het tussenvonnis van 12 mei 2010
- het proces-verbaal van comparitie van 15 juni 2010.
2.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
3. De feiten in de hoofdzaak en vrijwaringszaak
3.1. [gedaagde in hoofdzaak] bezit de Nederlandse nationaliteit en heeft tot zijn 65e een WAO-uitkering ontvangen en ontvangt vanaf zijn 65e levensjaar, te weten vanaf mei 2006, een AOW-uitkering.
3.2. In de periode tot 10 augustus 1989 woonde [gedaagde in hoofdzaak] in Nederland. In de periode van 10 augustus 1989 tot en met 28 april 2008 woonde [gedaagde in hoofdzaak] in Tunesië. Sinds 28 april 2008 is [gedaagde in hoofdzaak] teruggekeerd in Nederland.
3.3. Op 23 november 1989 is het Verdragsformulier N/TUN 121 verzonden naar het Caisse Nationale de Sécurité Sociale (hierna aangeduid als: CNSS), waardoor hij is aangemeld bij het CNSS.
3.4. Vanaf 1 januari 2006 tot en met 28 april 2008 werd [gedaagde in hoofdzaak] aangemerkt als gerechtigde in de zin de van artikel 69 Zvw. Vanaf april 2007 heeft de Sociale Verzekeringsbank (hierna aan te duiden als: SVB) de door College Voor Zorgverzekeringen vastgestelde bijdrage (de zogenaamde buitenlandbijdrage) op de uitkering van [gedaagde in hoofdzaak] ingehouden. Per mei 2008 heeft de SVB de inhouding van de buitenlandbijdrage op de uitkering van [gedaagde in hoofdzaak] beëindigd.
3.5. In het uittreksel van het GBA-register dat op 9 april 2010 is uitgedraaid staat onder meer het volgende vermeld:
58- Historisch Verblijfsplaats
0910 Gemeente van inschrijving […]
0920 Datum inschrijving 29-04-2008
1010 Functie adres Woonadres (W)
1030 Datum aanvang adreshouding 29-04-2008
1110 Straatnaam […]
1120 Huisnummer […]
1160 Postcode […]
1410 Land vanwaar ingeschreven Tunesië (5008)
1420 Datum vestiging Nederland 29-04-2008
8510 Ingangsdatum geldigheid 29-04-2008
De SVB heeft het College Voor Zorgverzekeringen hierover bericht.
3.6. Academisch Ziekenhuis Leiden heeft in de periode van 20 juni 2008 tot en met
8 juli 2008 ten behoeve van [gedaagde in hoofdzaak] medische zorg verleend. Daarna is hij teruggekeerd naar Tunesië om zich daar te laten verzorgen.
3.7. [gedaagde in hoofdzaak] heeft ten tijde van de voornoemde medische zorg tot op heden – na herhaaldelijk verzoek door Academisch Ziekenhuis Leiden - aan Academisch Ziekenhuis Leiden geen verzekeringsbewijs kunnen overleggen.
3.8. De afdeling Maatschappelijk Werk van Academisch Ziekenhuis Leiden heeft tijdens het verblijf van [gedaagde in hoofdzaak] in het ziekenhuis aan de advocaat van [gedaagde in hoofdzaak] laten weten dat het met de betaling van de ziektekosten in orde was.
3.9. De SVB heeft op 26 juni 2008 een brief verzonden met onder meer de volgende inhoud:
Vanaf de datum dat u weer in Nederland gevestigd bent, bent u in Nederland belasting- en premieplichtig…..
Verder dient u een zorgverzekering af te sluiten bij een zorgverzekeraar. Wij zullen de inhouding van de buitenlandbijdrage voor de Zorgverzekeringswet (Zvw) staken. Wij hebben u afgemeld bij het CVZ.
Bent u het niet eens met deze beschikking, dan kunt u binnen 6 weken na datum van deze beschikking schriftelijk uw bezwaren laten weten aan uw SVB-kantoor.
3.10. Op 31 juli 2008 heeft College Voor Zorgverzekeringen aan [gedaagde in hoofdzaak] een brief gestuurd met onder meer de volgende inhoud:
De wijziging van de Zvw houdt in dat het CVZ het enige orgaan is dat over de inhouding van de door de verdragsgerechtigden verschuldigde bijdrage besluiten kan nemen. Concreet betekent dit dat het CVZ opdracht zal geven aan de SVB en het UWV tot inhouding van de bijdrage op uitkeringen of pensioen. De SVB en het UWV zullen dan nog wel de verdragsbijdrage inhouden op de door hun verstrekte uitkeringen, maar het CVZ beslist over die inhoudingen. Het gaat daarbij dus om inhoudingen op uitkeringen die de SVB verstrekt (AOW en Anw) of uitkeringen die het UWV verstrekt (WIA, WAO, Wajong etc.)
De wetswijziging werkt terug tot en met 1 januari 2006. In verband daarmee is een overgangsregeling opgenomen voor al lopende bezwaar- en beroepsprocedures. Als tegen de beschikking tot heffing of inhouding van de bijdrage, dan wel tegen de inhouding zelf al voor 1 augustus 2008 een bezwaarschrift is ingediend bij de SVB of het UWV, zal het CVZ de behandeling van dat bezwaarschrift overnemen. …
3.11. Voor de onder 3.6. genoemde zorg heeft Academisch Ziekenhuis Leiden aan [gedaagde in hoofdzaak] vier facturen verzonden op respectievelijk 4 augustus 2008, 18 augustus 2008, 13 oktober 2008 en 6 oktober 2008 naar het adres […] te […]. Het totaalbedrag van de facturen tezamen bedraagt EUR 20.669,95. De vervaldatum van de facturen was 30 dagen na factuurdatum. [gedaagde in hoofdzaak] is in gebreke gebleven deze facturen te voldoen.
3.12. In de tussentijd heeft College Voor Zorgverzekeringen op 25 augustus 2008 aan CNSS het afmeldingsformulier inzake de verstrekkingen op grond van artikel 17, lid 2, van het Verdrag gestuurd. CNSS heeft door terugzending van dit formulier de uitschrijving als rechthebbende in Tunesië aan het College Voor Zorgverzekeringen bevestigd.
3.13. Academisch Ziekenhuis Leiden heeft aan [gedaagde in hoofdzaak] een brief gestuurd op
19 februari 2009, ditmaal op zijn adres in Tunesië, te weten […], […] met onder meer de volgende inhoud:
De declaraties die wij gefactureerd hebben zijn in eerste instantie verzonden naar de […] te […]. Hierop hebben wij echter tot op heden geen reactie uit mogen ontvangen en uit nader onderzoek is gebleken dat de personen die woonachtig zijn op dit adres, niet in verband zijn te brengen met u.
Wij verzoeken u dan ook, met klem, bijgevoegde rekening zo spoedig mogelijk te betalen. Volledigheidshalve hebben wij tevens de ontslagbrief bijgevoegd, indien uw verzekeraar meer informatie noodzakelijk acht alvorens tot betaling over te gaan. ..
Indien wij niet voor 15 maart 2009 betaling hebben ontvangen, zullen wij overgaan tot een incassoprocedure, hetgeen voor u tot extra kosten zal leiden.
3.14. Academisch Ziekenhuis Leiden heeft bij brief van 13 mei 2009 bij College Voor Zorgverzekeringen een verzoek ingediend tot betaling van de facturen. Op dat verzoek heeft College Voor Zorgverzekeringen bij brief van 10 juni 2009 als volgt gereageerd:
… Het CVZ kan uw verzoek niet in behandeling nemen.
De heer [gedaagde in hoofdzaak] was van 10 augustus 1989 tot 19 april 2008 ingeschreven bij de Caisse Nationale de Sécurité Sociale in Tunesië op grond van formulier 121. Daardoor had hij in deze periode recht op medische zorg in Tunesië volgens de Tunesische regelgeving.
Uitsluitend de Caisse Nationale de Sécurité Sociale beoordeelt of kosten die de heer [gedaagde in hoofdzaak] in deze periode heeft gemaakt, volgens de Tunesische regels voor vergoeding in aanmerking komen. Kosten die niet worden vergoed door Caisse Nationale de Sécurité Sociale, blijven voor zijn rekening.
Voor zover bij het CVZ bekend verblijft de heer [gedaagde in hoofdzaak] vanaf 29 april 2009 in Nederland, zonder vaste verblijfplaats. Wij hebben geen enkel inzicht in zijn verzekeringssituatie en wij weten niet tot wie u zich kunt wenden met uw rekeningen. U kunt deze kosten echter niet verhalen op het CVZ.
3.15. De advocaat van [gedaagde in hoofdzaak] heeft op 18 juni 2009 een brief verzonden aan de advocaat van Academisch Ziekenhuis Leiden met onder meer de volgende inhoud:
U probeert de ziektekosten steeds op het bordje van mijn cliënt te leggen. Daar ben ik het mee oneens. Het is duidelijk dat óf CVZ óf de Tunesische verzekeraar aansprakelijk is voor vergoeding van deze kosten.
Ik stel dan ook voor dat u beide instellingen in rechte betrekt. ..Mocht u nadere informatie wensen dan is mijn cliënt bereid die te geven. Mij is overigens persoonlijk door het LUMC verzekerd dat cliënt de kosten niet zelf behoeft te betalen, maar hoe dan ook verzekerd is.
Tot slot: cliënt heeft zich sinds kort in Nederland gevestigd. Zijn inkomen is echter ver beneden het sociale minimum. Er is geen beslagvrije voet aanwezig.
3.16. Op 7 augustus 2009 heeft de SVB een brief aan [gedaagde in hoofdzaak] verzonden met onder meer de volgende inhoud:
U krijgt meer AOW-pensioen omdat u sinds maart 2009 duurzaam gescheiden bent van uw huwelijkspartner.
3.17. Op de website van College Voor Zorgverzekeringen staat onder meer vermeld:
Besluit u definitief terug te keren naar Nederland, dan moet u ook de bovengenoemde instanties informeren. Daarna bent u verplicht zich aan te melden bij een Nederlandse zorgverzekeraar voor zorg uit Zvw.
3.18. [gedaagde in hoofdzaak] had tot 29 augustus 2008 de mogelijkheid om met terugwerkende kracht een zorgverzekering te sluiten.
4. Het geschil
in de hoofdzaak
4.1. Academisch Ziekenhuis Leiden vordert veroordeling van [gedaagde in hoofdzaak] (hoofdelijk) tegen kwijting tot betaling van EUR 27.548,99, vermeerderd met de overeengekomen rente en althans de wettelijke rente over EUR 27.548,99 vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening en met veroordeling van gedaagde in de kosten van deze procedure, te vermeerderen met de wettelijke rente over deze kosten vanaf heden tot de dag der algehele voldoening.
4.2. Academisch Ziekenhuis Leiden legt aan haar vordering ten grondslag dat zij met [gedaagde in hoofdzaak] een zorgovereenkomst heeft gesloten en dat [gedaagde in hoofdzaak] toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van deze overeenkomst daar [gedaagde in hoofdzaak] ondanks aangemaand te zijn, in gebreke is gebleven tot betaling van de facturen voor de medische zorg. Daardoor is de vordering opeisbaar geworden en is [gedaagde in hoofdzaak] verplicht tot het betalen van schadevergoeding, aldus Academisch Ziekenhuis Leiden.
4.3. [gedaagde in hoofdzaak] voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in de vrijwaringszaak
4.4. [gedaagde in hoofdzaak] vordert College Voor Zorgverzekeringen te veroordelen om aan [gedaagde in hoofdzaak] te voldoen al hetgeen waartoe [gedaagde in hoofdzaak] in de hoofdzaak wordt veroordeeld met veroordeling van College Voor Zorgverzekeringen in de kosten van de vrijwaring.
4.5. [gedaagde in hoofdzaak] legt aan zijn vordering ten grondslag dat hij verzekerd was bij dan wel via College Voor Zorgverzekeringen en College Voor Zorgverzekeringen om die reden de facturen voor de medische zorg dient te betalen en legt tevens aan zijn vordering ten grondslag dat College Voor Zorgverzekeringen onzorgvuldig heeft gehandeld.
4.6. College Voor Zorgverzekeringen voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
5. De beoordeling
in de hoofdzaak
5.1. In de hoofdzaak staat centraal de vraag of [gedaagde in hoofdzaak] vanwege de geboden medische behandeling aan Academisch Ziekenhuis Leiden het bedrag van EUR 20.669,95 verschuldigd is. [gedaagde in hoofdzaak] meent van niet. De rechtbank zal de verschillende door [gedaagde in hoofdzaak] opgeworpen verweren hierna beoordelen. Daarbij dient vooropgesteld te worden dat door [gedaagde in hoofdzaak] niet is betwist dat hij in de periode van 20 juni 2008 tot en met 8 juli 2008 medische zorg heeft gekregen van Academisch Ziekenhuis Leiden en dat de kosten voor deze zorg
EUR 20.669,95 bedragen.
5.2. [gedaagde in hoofdzaak] is van mening dat Academisch Ziekenhuis Leiden deze kosten moet verhalen op College Voor Zorgverzekeringen. [gedaagde in hoofdzaak] heeft ter onderbouwing van zijn standpunt aangevoerd dat de afdeling maatschappelijk werk van Academisch Ziekenhuis Leiden aan zijn raadsman heeft medegedeeld dat de betaling van de medische kosten in orde was. Voorts heeft [gedaagde in hoofdzaak] aangevoerd dat Academisch Ziekenhuis Leiden wist dat hij verzekerd bij College Voor Zorgverzekeringen dan wel in Tunesië bij Caisse Nationale de Sécurité Sociale (hierna aangeduid als: CNSS) en dat Academisch Ziekenhuis Leiden wist dat personen met de Nederlandse nationaliteit in een verdragsland zoals Tunesië recht hebben op medische zorg ten laste van Nederland. College Voor Zorgverzekeringen betaalt in dat geval rechtstreeks de kosten voor zorg. Academisch Ziekenhuis Leiden had volgens [gedaagde in hoofdzaak] direct de verzekeraar moeten aanspreken, omdat dat voortvloeit uit de zorgplicht. Tot slot heeft [gedaagde in hoofdzaak] naar voren gebracht dat Academisch Ziekenhuis Leiden geen praktisch belang heeft bij deze zaak omdat zijn inkomen lager is dan het sociaal minimum. Het lijkt er volgens [gedaagde in hoofdzaak] op dat Academisch Ziekenhuis Leiden via hem College Voor Zorgverzekeringen in rechte wil betrekken zonder op te draaien voor de kosten, waardoor sprake is van misbruik van het recht.
Geen belang
5.3. Het meest verstrekkende verweer van [gedaagde in hoofdzaak] is dat Academisch Ziekenhuis Leiden geen belang heeft bij de onderhavige vordering daar [gedaagde in hoofdzaak] – naar zijn zeggen – niet in staat zal zijn om de kosten voor medische zorg terug te betalen gelet op zijn lage inkomen. De rechtbank overweegt dienaangaande als volgt. In artikel 3:303 BW is bepaald dat zonder voldoende belang niemand een rechtsvordering toekomt. In casu zijn naar het oordeel van de rechtbank geen of onvoldoende feiten of omstandigheden gesteld waaruit kan worden afgeleid dat een eventuele nakoming van de verplichting van [gedaagde in hoofdzaak] tot betaling in de toekomst niet of ongenoegzaam is te verwachten, zodat Academisch Ziekenhuis Leiden geacht wordt wel degelijk belang te hebben bij de onderhavige vordering.
Misbruik van het recht
5.4. [gedaagde in hoofdzaak] heeft voorts ten verwere aangevoerd dat Academisch Ziekenhuis Leiden misbruik heeft gemaakt van het recht omdat het erop lijkt dat Academisch Ziekenhuis Leiden via hem College Voor Zorgverzekeringen in rechte wil betrekken zonder op te draaien voor de kosten. De rechtbank is van oordeel dat ook dat verweer – gelet op het bepaalde in artikel 3:13 BW - faalt. Hiervoor acht de rechtbank met name redengevend dat Academisch Ziekenhuis Leiden in eerste instantie heeft getracht de kosten te verhalen op College Voor Zorgverzekeringen en zij Academisch Ziekenhuis Leiden hebben medegedeeld dat [gedaagde in hoofdzaak] niet bij hen verzekerd was op het moment van de medische behandeling. Derhalve valt niet in te zien waarom Academisch Ziekenhuis Leiden met de onderhavige vordering misbruik zou maken van het recht.
Zorgplicht
5.5. Door [gedaagde in hoofdzaak] is tevens aangevoerd dat Academisch Ziekenhuis Leiden niet overeenkomstig de op haar rustende zorgplicht heeft gehandeld omdat zij niet direct de verzekeraar heeft aangesproken terwijl dat wel had gemoeten. Daaromtrent oordeelt de rechtbank allereerst dat de verhouding tussen Academisch Ziekenhuis Leiden en [gedaagde in hoofdzaak] vanwege de geboden medische behandeling gezien moet worden als een overeenkomst van opdracht en dan in het bijzonder een geneeskundige behandelingsovereenkomst. Bij het beoordelen van het verweer zal de rechtbank derhalve aansluiting zoeken bij de bijzondere bepalingen in boek 7 van het BW en dan met name artikel 7:453 waarin de zorgplicht is opgenomen. Of een hulpverlener heeft voldaan aan diens zorgplicht dient te worden beoordeeld aan de hand van de omstandigheden van het geval. Gebleken is dat [gedaagde in hoofdzaak] niet heeft geklaagd over de medische behandeling of over de hoogte van de factuur, doch slechts over de facturering. Daarbij is – zoals hiervoor ook al is overwogen – gebleken dat Academisch Ziekenhuis Leiden in eerste instantie een poging heeft ondernomen om de op dat moment vermeende verzekeraar van [gedaagde in hoofdzaak] aan te spreken. Eerst nadat die poging is mislukt en [gedaagde in hoofdzaak] geen bewijs heeft kunnen overleggen aan Academisch Ziekenhuis Leiden over diens verzekeraar dan wel van zijn verzekering, heeft Academisch Ziekenhuis Leiden [gedaagde in hoofdzaak] aangesproken tot betaling van de facturen. In dat licht bezien vermag de rechtbank niet inzien waarom – indien de zorgplicht al zover zou strekken dat deze ook de facturering betreft - Academisch Ziekenhuis Leiden niet zou hebben voldaan aan de op haar rustende zorgplicht.
Overig
5.6. Ook de overige stellingen van [gedaagde in hoofdzaak] treffen naar het oordeel van de rechtbank geen doel. Zo volgt de rechtbank de stelling van [gedaagde in hoofdzaak] niet dat Academisch Ziekenhuis Leiden wist dat hij verzekerd bij College Voor Zorgverzekeringen dan wel in Tunesië bij het CNSS en dat Academisch Ziekenhuis Leiden wist dat personen met de Nederlandse nationaliteit in een verdragsland zoals Tunesië recht hebben op medische zorg ten laste van Nederland. Dat die regelgeving in het algemeen geldt, betekent nog niet dat dat ook in het onderhavige geval zou gelden voor [gedaagde in hoofdzaak]. Uit de correspondentie waarnaar [gedaagde in hoofdzaak] in dit kader heeft verwezen, te weten de brief van 18 juni 2009 welke als productie is ingebracht, blijkt louter dat [gedaagde in hoofdzaak] het er niet mee eens is dat hij die facturen moet voldoen en deelt hij mede dat het duidelijk is dat óf College Voor Zorgverzekeringen óf de Tunesische verzekeraar aansprakelijk is voor vergoeding van deze kosten. Uit die brief kan geenszins opgemaakt worden dat Academisch Ziekenhuis Leiden wist dat hij verzekerd was bij College Voor Zorgverzekeringen dan wel bij een Tunesische verzekeraar.
5.7. Ook de stelling van [gedaagde in hoofdzaak] dat de afdeling maatschappelijk werk had medegedeeld dat de betaling van de medische kosten in orde zou zijn treft naar het oordeel van de rechtbank geen doel. Hiervoor acht de rechtbank van belang dat door [gedaagde in hoofdzaak] niet is gesteld dat hij aan de afdeling maatschappelijk werk heeft gemeld dat hij zich per 29 april 2008 had ingeschreven in Nederland. Dat de afdeling maatschappelijk werk van het ziekenhuis gemeld heeft dat de betaling in orde was, kan haar, en in het verlengde daarvan Academisch Ziekenhuis Leiden, dan ook niet verweten worden.
[gedaagde in hoofdzaak] heeft overigens geen (juridische) gevolgen aan deze stelling gekoppeld, zodat ook om die reden aan die stelling voorbij dient te worden gegaan.
5.8. Daarmee ligt de hoofdvordering van Academisch Ziekenhuis Leiden voor toewijzing gereed.
Buitengerechtelijke incassokosten
5.9. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten zal worden afgewezen. Academisch Ziekenhuis Leiden heeft niet (voldoende onderbouwd) gesteld dat zij deze kosten daadwerkelijk heeft gemaakt en dat die kosten betrekking hebben op verrichtingen die meer omvatten dan een enkele aanmaning, het enkel doen van een schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier.
Wettelijke rente
5.10. Door [gedaagde in hoofdzaak] is betreffende de gevorderde rente over de hoofdsom niet betwist dat er sprake is van een overeengekomen rente. [gedaagde in hoofdzaak] voert slechts aan dat die rente ver boven de wettelijke rente is. College Voor Zorgverzekeringen maakt daarmee naar de mening van [gedaagde in hoofdzaak] misbruik van de situatie. De rechtbank oordeelt dat de rente zal worden toegewezen zoals gevorderd daar die rente blijkens de stellingen van partijen is overeengekomen. Van misbruik van het recht is daarbij naar het oordeel van de rechtbank geen sprake. Voor zover [gedaagde in hoofdzaak] een verzoek doet om matiging van de overeengekomen rente, overweegt de rechtbank dat hij daarbij heeft verzuimd om te concretiseren waarom de toekenning van de overeengekomen rente in de gegeven omstandigheden tot kennelijk onaanvaardbare gevolgen zou leiden, zodat dat verzoek reeds om die reden niet voor inwilliging in aanmerking kan komen.
5.11. [gedaagde in hoofdzaak] zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van de hoofdzaak en het incident worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Academisch Ziekenhuis Leiden worden begroot op:
- kosten dagvaarding 88,93
- vast recht 605,00
- salaris advocaat 1.158,00 (2 punt × tarief EUR 579,00)
- kosten incident 452,00
Totaal EUR 2.303,93
in de vrijwaringszaak
5.12. In de vrijwaringszaak staat de vraag centraal of [gedaagde in hoofdzaak] de medische kosten kan verhalen op College Voor Zorgverzekeringen. De rechtbank zal de verschillende door [gedaagde in hoofdzaak] opgeworpen verweren hierna beoordelen.
College voor Zorgverzekeringen
5.13. De rechtbank ziet zich allereerst genoodzaakt om in te gaan op de hoedanigheid van College Voor Zorgverzekeringen. In artikel 69 Zorgverzekeringswet (hierna aangeduid als: Zvw), welke is ingevoerd in juni 2008, met terugwerkende kracht vanaf 2006, is onder meer bepaald dat in het buitenland wonende personen die met toepassing van een verordening of verdrag in geval van behoefte aan zorg recht hebben op zorg of vergoeding van de kosten daarvan, zich dienen aan te melden bij het College Voor Zorgverzekeringen. College Voor Zorgverzekeringen is belast met de administratie die hieruit en uit de genoemde internationale regels voortvloeit. In het voornoemde artikel is tevens bepaald dat deze personen ook een bijdrage verschuldigd zijn die voor de toepassing van de Wet op de zorgtoeslag als premie voor een zorgverzekering wordt beschouwd. College Voor Zorgverzekeringen is belast met het nemen van beschikkingen over de heffing en de inning van die bijdrage. College Voor Zorgverzekeringen is overigens - net als de Sociale Verzekeringsbank (SVB) - een zelfstandig bestuursorgaan.
5.14. De rechtbank is het op grond van het bepaalde in artikel 69 Zvw met College Voor Zorgverzekeringen eens dat zij niet te beschouwen is als een zorgverzekeraar en [gedaagde in hoofdzaak] ook nimmer geacht kan worden verzekerd te zijn bij College Voor Zorgverzekeringen. Naar de rechtbank begrijpt verzorgt College Voor Zorgverzekeringen namelijk de administratie voor de zorg van gepensioneerden en uitkeringsgerechtigden die zich met een Nederlands pensioen of uitkering in het buitenland vestigen. Buitenlandse verzekeraars regelen dan de medische zorg ter plaatse en declareren de kosten daarvoor bij College Voor Zorgverzekeringen. Ook is zij belast met het nemen van beschikkingen over de heffing en de inning van die bijdrage.
Caisse Nationale de Sécurité Sociale (CNSS)
5.15. De rechtbank leest in de stellingen van [gedaagde in hoofdzaak] voorts dat hij zich op het standpunt heeft gesteld dat hij via College Voor Zorgverzekeringen is verzekerd is bij de Tunesische CNSS. College Voor Zorgverzekeringen heeft die stelling vervolgens gemotiveerd betwist. Zij heeft namelijk aangevoerd dat hij per 29 april 2008 is afgemeld als verdragsgerechtigde in Tunesië en daarmee per 29 april 2008 niet meer verzekerd is bij CNSS. [gedaagde in hoofdzaak] heeft dit op zijn beurt niet meer betwist, zodat als vaststaand kan worden beschouwd dat hij per
29 april 2008 niet meer verzekerd was bij CNSS.
Onzorgvuldig handelen College Voor Zorgverzekeringen?
5.16. Nu door de rechtbank is vastgesteld dat [gedaagde in hoofdzaak] ten tijde van het ondergaan van de medische behandeling niet meer verzekerd was bij College Voor Zorgverzekeringen en ook niet bij de CNSS, lijkt het geschil louter nog te gaan over de al dan niet onterechte afmelding bij CNSS door College Voor Zorgverzekeringen.
5.17. [gedaagde in hoofdzaak] heeft aangevoerd dat College Voor Zorgverzekeringen onzorgvuldig heeft gehandeld door hem af te melden in Tunesië zonder contact met hem op te nemen. Indien het voornemen bestaat tot een rechtshandeling dient dit op grond van de Awb gemeld te worden bij de belanghebbende, aldus [gedaagde in hoofdzaak]. Voorts heeft [gedaagde in hoofdzaak] gesteld dat hij niet als ingezetene wordt beschouwd door de gemeente Zaanstad. De rechtbank begrijpt deze stelling van [gedaagde in hoofdzaak] aldus dat hij hiermee wil aanvoeren dat hij dus niet als ingezetene in de zin van de Algemene wet bijzonder ziektekosten kan worden beschouwd en derhalve in Nederland niet verzekeringsplichtig was. Ook heeft [gedaagde in hoofdzaak] gesteld dat hij ten tijde van de melding aan Tunesië weliswaar in Nederland verbleef, maar dat daarbij door College Voor Zorgverzekeringen onderzocht moest worden of hij duurzaam in Nederland verbleef. Er zou geen sprake zijn geweest van definitieve terugkeer. Voorts heeft [gedaagde in hoofdzaak] gesteld dat College Voor Zorgverzekeringen tegenstrijdige informatie heeft verschaft in de brief van 31 juli 2008. Ten slotte heeft [gedaagde in hoofdzaak] ontkend dat hij de brief van 26 juni 2008 van het SVB heeft ontvangen en heeft hij ontkend dat hij aan de […]heeft gewoond.
5.18. In dit kader dient – net zoals hiervoor reeds is geschied - wederom ingegaan te worden op het verweer van College Voor Zorgverzekeringen dat er geen overeenkomst bestaat tussen haar en [gedaagde in hoofdzaak]. Daarnaast dient ingegaan te worden op het verweer van College Voor Zorgverzekeringen dat de SVB heeft gemeld dat [gedaagde in hoofdzaak] woonachtig is in Nederland, wat ook bleek uit het uittreksel van het GBA-register.
Vanaf 29 april 2008 tot en met mei 2009 stond hij ingeschreven op de […]zodat hij volgens de Awbz als ingezetene van Nederland kan worden beschouwd. Op grond van die feiten en omstandigheden heeft College Voor Zorgverzekeringen contact opgenomen met Tunesië. Tunesië heeft [gedaagde in hoofdzaak] vervolgens per 28 april 2008 afgemeld als verdragsgerechtigde omdat hij een ingezetene van Nederland is per 28 april 2008. Dat hij vanaf juli 2008 tot maart 2009 in Tunesië heeft verbleven doet hier naar de mening van College Voor Zorgverzekeringen niet aan af. Vanaf 28 april 2008 had [gedaagde in hoofdzaak] zelf voor een verzekering moeten zorgen, wat hem is medegedeeld door de SVB en wat overigens ook op de website van College Voor Zorgverzekeringen staat, aldus College Voor Zorgverzekeringen. De mogelijkheid bestond om zich met terugwerkende kracht te verzekeren, wat hij heeft nagelaten.
5.19. De rechtbank oordeelt dat de stellingen van [gedaagde in hoofdzaak] dat de Zvw weliswaar met terugwerkende kracht per 1 januari 2006 is gewijzigd, doch dit nog niet bekend was in juni 2008 en dat College Voor Zorgverzekeringen in de brief van 31 juli 2008 tegenstrijdige informatie heeft gegeven, geen doel treffen. Hiertoe overweegt de rechtbank als volgt. De invoering van de Zorgverzekeringswet is inderdaad eerst in augustus 2008 bekend gemaakt en deze is met terugwerkende kracht, te weten per januari 2006 in werking getreden. De bedoeling van deze wetswijziging was nou juist ook om te verduidelijken welk orgaan de beschikkingen aangaande de heffing neemt, en het in het verlengde daarvan, waar het bezwaar ingediend kan worden om zo te voorkomen dat beschikkingen door verschillende instanties worden genomen en bezwaarschriften dan ook door verschillende instanties worden beoordeeld. Bij brief van 31 juli 2008 heeft College Voor Zorgverzekeringen [gedaagde in hoofdzaak] ingelicht over de wetswijziging en heeft tevens gemeld dat de wetswijziging met terugwerkende kracht per 1 januari 2006 wordt ingevoerd. Tevens heeft zij gemeld dat een overgangsregeling is opgenomen voor al lopende bezwaar- en beroepsprocedures. Indien al voor 1 augustus 2008 een bezwaarschrift zou zijn ingediend, bijvoorbeeld bij de SVB, dan zou College Voor Zorgverzekeringen de behandeling van dat bezwaarschrift overnemen. Zodoende vermag de rechtbank niet inzien in hoeverre [gedaagde in hoofdzaak] benadeeld is doordat in juni 2008 de wetswijziging nog niet bekend was. Ook vermag de rechtbank niet inzien op welke wijze sprake is van tegenstrijdige informatie in de brief van 31 juli 2008. Dat er in die brief niet is gewezen op de gevolgen voor [gedaagde in hoofdzaak] specifiek, doet niet ter zake, omdat het een algemene brief is waarin [gedaagde in hoofdzaak] is ingelicht omtrent de gewijzigde regelgeving.
5.20. In het verlengde van het vorenoverwogene overweegt de rechtbank dat in de beschikking van de SVB d.d. 26 juni 2008 het besluit is genomen om de inhouding van de buitenlandbijdrage voor de Zvw te staken en is kenbaar gemaakt dat [gedaagde in hoofdzaak] afgemeld is bij College Voor Zorgverzekeringen. Verder is bepaald dat [gedaagde in hoofdzaak] verplicht is een zorgverzekering af te sluiten in Nederland. [gedaagde in hoofdzaak] heeft daartegen geen bezwaar gemaakt, terwijl hij daartoe wel de mogelijkheid heeft gehad. De stelling van [gedaagde in hoofdzaak] dat hij de beschikking van 26 juni 2008 nimmer heeft ontvangen en dat hij niet aan de […]heeft gewoond, treft geen doel. Naar het oordeel van de rechtbank is die stelling namelijk onvoldoende onderbouwd. Zo heeft [gedaagde in hoofdzaak] niet nader onderbouwd waar hij dan wel heeft gewoond. Het voorgaande geldt te meer daar [gedaagde in hoofdzaak] volgens het uittreksel van het GBA-register wel op dat adres stond ingeschreven. Dat hij de beschikking niet heeft ontvangen, dient dan ook voor zijn rekening te blijven. De omstandigheid dat [gedaagde in hoofdzaak] zich heeft ingeschreven in het GBA-register en niet heeft gereageerd op de beschikking van
26 juni 2008, is reden geweest voor College Voor Zorgverzekeringen om [gedaagde in hoofdzaak] af te melden bij de CNSS. Zonder nadere motivering die ontbreekt, valt niet in te zien waarom College Voor Zorgverzekeringen daarmee onzorgvuldig heeft gehandeld door geen nader onderzoek te doen.
5.21. [gedaagde in hoofdzaak] kan thans – gelet op al het vorenoverwogene in onderling samenhang
bezien - dan ook niet met vrucht aanvoeren dat College Voor Zorgverzekeringen haar taak onzorgvuldig heeft uitgevoerd en in het verlengde daarvan onrechtmatig heeft gehandeld. Ook bestaat tussen hem en College Voor Zorgverzekeringen geen verzekeringsovereenkomst, zodat ook om die reden geen sprake is van een tekortkoming aan de zijde van College Voor Zorgverzekeringen. Daarmee ligt de vordering in vrijwaring voor afwijzing gereed.
5.22. [gedaagde in hoofdzaak] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van College Voor Zorgverzekeringen worden begroot op:
- vast recht 605,00
- salaris advocaat 1.158,00 (2 punt × tarief EUR 579,00)
Totaal EUR 1.763,00
in de hoofdzaak
6.1. veroordeelt [gedaagde in hoofdzaak] om aan Academisch Ziekenhuis Leiden te betalen een bedrag van EUR 23.421,66 (drieëntwintigduizend vierhonderdeenentwintig euro en zesenzestig eurocent), vermeerderd met de overeengekomen rente over het toegewezen bedrag vanaf 20 oktober 2009 tot de dag van volledige betaling,
6.2. veroordeelt [gedaagde in hoofdzaak] in de kosten van de hoofdzaak en het incident, aan de zijde van Academisch Ziekenhuis Leiden tot op heden begroot op EUR 2.303,93, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
6.3. verklaart dit vonnis in deze zaak tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
6.4. wijst het meer of anders gevorderde af,
in de zaak in vrijwaring
6.5. wijst de vorderingen af,
6.6. veroordeelt [gedaagde in hoofdzaak] in de proceskosten, aan de zijde van College Voor Zorgverzekeringen tot op heden begroot op EUR 1.763,- te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de 15e dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
6.7. verklaart dit vonnis in deze zaak wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.P.J. Ruijpers en in het openbaar uitgesproken op
8 september 2010.