ECLI:NL:RBHAA:2010:BO4647

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
16 november 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
15/740276-10
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Twee woninginbraken met DNA-bewijs tegen verdachte

In deze zaak heeft de politierechter van de Rechtbank Haarlem op 16 november 2010 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van twee woninginbraken. De feiten vonden plaats in de periode van 1 februari 2010 tot en met 2 februari 2010 en op 29 januari 2010. Bij beide inbraken zijn bloedsporen aangetroffen die overeenkwamen met het DNA-profiel van de verdachte, dat geregistreerd was in een Duitse databank. De rechtbank oordeelde dat het buiten redelijke twijfel vaststond dat het DNA-profiel van de verdachte afkomstig was van de aangetroffen bloeddruppels in de woningen. De verdachte ontkende de inbraken te hebben gepleegd, maar de rechtbank vond het onaannemelijk dat een ander dan de verdachte het bloed had achtergelaten. De politierechter concludeerde dat de verdachte zich de toegang tot de woningen had verschaft door middel van braak en inklimming, en dat hij de ten laste gelegde feiten had begaan. De officier van justitie had een gevangenisstraf van vijf maanden geëist, en de rechtbank volgde deze eis. Daarnaast werden er schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, die voortvloeiden uit de gepleegde inbraken. De rechtbank legde de verdachte een schadevergoedingsmaatregel op, waarbij hij verplicht werd tot betaling aan de staat en aan de benadeelde partijen. De uitspraak benadrukt de ernst van woninginbraken en de impact daarvan op de slachtoffers.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector Strafrecht
Locatie Haarlem
Politierechter
Parketnummer: 15/740276-10
Uitspraakdatum: 16 november 2010
Tegenspraak
Strafvonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 02 november 2010 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum en -plaats]
thans gedetineerd in de P.I. Midden Holland, HvB Haarlem te Haarlem.
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op een tijdstip gelegen in of omstreeks de periode van 1 februari 2010 tot en met 2 februari 2010 te [plaats] met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning (gelegen aan de [adres]) heeft weggenomen één of meer computer(s) (merk: Nintento, type: Wii en/of Asus) en/of één of meer notebook(s) (merk: Dell en/of HP) en/of een videocamera (merk: Sony) en/of een digitale camera (merk: Olympus) en/of één
of meer tas(sen) (merk: Samsonite en/of Sebago) en/of één of meer telefoon(s) (merk: Black berry en/of Sony Ericsson) en/of een computertas en/of één of meer acculader(s) en/of een telefoonlader en/of één of meer horloge(s) (merk: Casio en/of Click-its en/of één of meer kledingstuk(ken) en/of een sleutel (loper) en/of een Adapterkabel I-pod (merk: Apple), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming door een (draai)raam aan de achterzijde van de woning stuk te maken, althans te forceren en/of (vervolgens) door het ontstane gat naar binnen te klimmen;
2.
hij op of omstreeks 29 januari 2010 te [plaats] met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning (gelegen aan de [adres] heeft weggenomen een fotocamera (merk: Pentax) en/of één of meer digitale camera('s) (merk: Sony en/of Aiptek) en/of een computer (merk: Toshiba) en/of één of meer siera(a)d(en) en/of kentekenpapieren (van een scooter) en/of een portemonnee met inhoud en/of één of meer lidmaatschappas(sen), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte
zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming, door een raam van de bijkeukendeur van de woning stuk te maken, althans te forceren en/of (vervolgens) door het ontstane gat naar binnen te klimmen.
2. Voorvragen
De politierechter heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat hijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten en gevorderd dat verdachte ter zake zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf (5) maanden met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De officier van justitie vordert toewijzing van de vorderingen van de benadeelde partijen [benadeelde partij] en I.M.C.C. Heemskerk.
4. Bewijs
4.1. Redengevende feiten en omstandigheden 1
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de tenlastegelegde feiten op grond van de navolgende bewijsmiddelen:
Ten aanzien van feit 1:
Aan de [adres] te [plaats] heeft tussen 19:00 uur op 1 februari 2010 en 9:30 uur op 2 februari 2010 een inbraak plaatsgevonden. Van deze inbraak is door de heer [naam] aangifte gedaan2. Blijkens deze aangifte heeft [naam] op 2 februari rond 9:30 uur ontdekt dat een raam aan de achterkant van zijn woning was ingeslagen en dat het glas aan de onderzijde was weggebogen. Verspreid over de grond op de benedenverdieping lagen allerlei spullen die normaal in de daar aanwezige kasten lagen. Ook heeft [naam] waargenomen dat er bloed op de vensterbank onder het gebroken raam lag.
Blijkens de ‘Bijlage goederen’ miste aangever de volgende goederen: een computer (merk Nintendo Wii), een computer, (PDA, merk Asus), twee notebooks (merk: Dell en HP), een digitale camera (merk: Olympus), twee tassen (merk: Samsonite en Sebago), twee telefoons (merk: Blackberry en Sony Ericsson), een computertas, vier acculaders en een telefoonlader, twee horloges (merk: Casio en Click-its), diverse kledingstukken, een sleutel (loper) en een adapterkabel I-Pod (merk: Apple).
Op 2 februari 2010 is door de afdeling forensische opsporing van de regiopolitie Kennemerland een forensisch onderzoek naar sporen in voornoemde woning verricht. Blijkens het proces-verbaal sporenonderzoek3 zijn bij dit onderzoek twee sporen van een substantie gelijkend op bloed in de woning veiliggesteld. Een hiervan bevond zich op de vensterbank voor het raam waarvan het glas naar boven was gebogen en het andere spoor aan de binnenzijde van het kozijn van de achterdeur. Dit laatste spoor is voorzien van het S(poor) I(dentificatie) N(ummer) [nummer 1].
Ten aanzien van feit 2
Aan de [adres] te [plaats] heeft tussen 15:00 uur en 20:30 uur op 29 januari 2010 een inbraak plaatsgevonden. Hiervan is door mevrouw [benadeelde partij], aldaar woonachtig, aangifte gedaan4. Blijkens deze aangifte heeft Heemkerk toen zij haar woning op 29 januari 2010 rond 20:30 via de keukendeur wilde betreden, waargenomen dat er een groot gat in het glas van deze deur zat en dat er grote scherven glas in het gras lagen. Ze zag dat drie latjes waarmee het glas in de deur blijft zitten, waren verwijderd en dat alleen de bovenste lat nog op de deur zat.
Blijkens de ‘Bijlage goederen’ miste aangeefster de volgende goederen: een fotocamera (merk: Pentax), twee digitale camera’s (merk: Sony en Aiptek), een computer (merk: Toshiba), sieraden, kentekenpapieren van een scooter, een portemonnee met inhoud en lidmaatschapspassen.
Op 30 januari 2010 is door de afdeling forensische opsporing van het politiekorps Noord-Holland Noord een forensisch onderzoek naar sporen in voornoemde woning verricht. Blijkens het proces-verbaal sporenonderzoek5 zijn bij dit onderzoek vier sporen van een substantie gelijkend op bloed in de woonkamer veiliggesteld. Een hiervan bevond zich op een aangetroffen medicijndoosje en is voorzien van het SIN [nummer 2].
Ten aanzien van feiten 1 en 2
Blijkens het relaas proces-verbaal6 zijn de biologische sporen met SIN [nummer 1] en [nummer 2] ingestuurd naar het Nederlands Forensisch Instituut voor DNA onderzoek. Uit dit onderzoek kwam blijkens het relaas naar voren dat de DNA profielen uit beide sporen met elkaar matchen en vervolgens zijn geregistreerd onder DNA-profielcluster [clusternummer]7. Naar het oordeel van de deskundige van het NFI is de kans dat een willekeurig gekozen persoon hetzelfde DNA profiel heeft als deze sporen kleiner dan één op één miljard. Voorts volgt uit het overzicht dat het profiel overeenkomt met een profiel opgenomen in de DNA databank in Duitsland onder nummer [profielnummer]. Nadat vervolgens een rechtshulpverzoek is gericht aan de Duitse autoriteiten, is als antwoord8 hierop een brief ontvangen waaruit volgt dat de persoonsgegevens geregistreerd bij nummer [profielnummer] die van verdachte zijn.
Op basis van het voorgaande is de politierechter van oordeel dat buiten redelijke twijfel staat dat het DNA-profiel dat is vastgesteld op basis van het aangetroffen bloed in beide woningen als vermeld onder de ten laste gelegde feiten 1 en 2, het DNA-profiel van verdachte betreft. Hiermee staat ook vast dat de twee onderzochte bloeddruppels aangetroffen in beide woningen afkomstig zijn van verdachte.
Uit het feit dat het bloed van verdachte in beide woningen is aangetroffen, leidt de politierechter af dat verdachte in de tenlastegelegde periodes in de respectievelijke woningen aanwezig moet zijn geweest. Immers is moeilijk voorstelbaar dat een ander dan verdachte dit bloed heeft achtergelaten. Bloed zal doorgaans enkel worden aangetroffen wanneer iemand zich heeft verwond en zich op de plek heeft bevonden waar dit bloed is aangetroffen. De politierechter is van oordeel dat dit ook geldt voor het aangetroffen bloed op het medicijnendoosje van feit 2. De politierechter acht het onaannemelijk dat dit doosje reeds voorzien van de bloeddruppel van verdachte door de aangever op die wijze haar huis is binnengebracht als gesuggereerd door de raadsvrouw van verdachte.
Nu de vaststelling dat verdachte in de tenlastegelegde periodes in de woningen aanwezig moet zijn geweest en het feit dat hij op dat moment kennelijk verwond was, omstandigheden zijn die redengevend zijn voor het bewijs dat verdachte deze inbraken ook daadwerkelijk heeft gepleegd, had van verdachte – gelet op zijn ontkenning - verwacht mogen worden dat hij een redelijke, deze redengevendheid ontzenuwende, verklaring hiervoor zou hebben gegeven. Verdachte heeft dit niet gedaan. Feitelijk heeft verdachte enkel ontkend de inbraken te hebben gepleegd. Voorts heeft hij verklaard zich ook niet te kunnen herinneren of hij zich in de tenlastegelegde periode in Nederland bevond. Ook heeft hij nagelaten, hoewel hij hiertoe de kans heeft gehad, hiernaar navraag te doen bij bijvoorbeeld zijn in [land van herkomst] woonachtige ouders. Naar eigen zeggen heeft verdachte zijn moeder gedurende zijn detentie wel gesproken maar heeft hij haar niet willen vragen of hij zich eind januari – begin februari 2010 in [land van herkomst] of Nederland bevond.
Het ontbreken van enige redelijke en redengevende verklaring van verdachte betrekt de politierechter in zijn overweging om tot het oordeel te komen dat verdachte de tenlastegelegde feiten heeft begaan.
4.2 Bewezenverklaring
Gezien het bovenstaande acht de politierechter wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, in dier voege dat:
1.
hij op een tijdstip gelegen in de periode van 1 februari 2010 tot en met 2 februari 2010 te [plaats] met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning gelegen aan de [adres] heeft weggenomen computers merk: Nintento, type: Wii en Asus en notebooks merk: Dell en HP en een videocamera merk: Sony en een digitale camera merk: Olympus en tassen merk: Samsonite en Sebago en telefoons merk: Blackberry en Sony Ericsson en een computertas en acculaders en een telefoonlader en horloges merk: Casio en Click-its en kledingstukken en een sleutelloper en een Adapterkabel I-pod merk: Apple, toebehorende aan [benadeelde partij], waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door middel van braak en inklimming door een draairaam aan de achterzijde van de woning stuk te maken en vervolgens door het ontstane gat naar binnen te klimmen;
2.
hij op 29 januari 2010 te [plaats] met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning gelegen aan de [adres] heeft weggenomen een fotocamera merk: Pentax en digitale camera's merk: Sony en/of Aiptek en een computer merk: Toshiba en sieraden en kentekenpapieren van een scooter en een portemonnee met inhoud en lidmaatschappassen, toebehorende aan [benadeelde partij] en aan een ander dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door middel van braak en inklimming, door een raam van de bijkeukendeur van de woning stuk te maken en vervolgens door het ontstane gat naar binnen te klimmen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, leest de politierechter de tenlastelegging verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
5. Strafbaarheid van de feiten
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
Diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming.
Ten aanzien van feit 2:
Diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming.
6. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.
7. Motivering van sanctie
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de politierechter zich laten leiden door de aard en de ernst van de bewezenverklaarde feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, alsmede de persoon van verdachte zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan twee inbraken in woningen. Dergelijke feiten zijn ergerlijke feiten die bij de benadeelden veel schade en hinder veroorzaken. Bovendien wordt door een woninginbraak een ernstige inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de burgers, hetgeen maatschappelijke onrust veroorzaakt en bij veel mensen een groot gevoel van onveiligheid.
Op grond van het vorenoverwogene is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd.
8. Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [benadeelde partij] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 175,- ingediend tegen verdachte wegens materiële schade en € 200,- wegens immateriële schade die hij als gevolg van het onder 1 ten laste gelegde feit zou hebben geleden.
De politierechter is van oordeel dat de materiële schade tot het gevorderde bedrag eenvoudig is vast te stellen en rechtstreeks voortvloeit uit het onder 1 bewezen verklaarde feit. Gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting komt de politierechter vergoeding van de immateriële schade billijk voor. De vordering zal dan ook worden toegewezen.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
De politierechter stelt vast dat verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het onder 1 bewezen verklaarde feit is toegebracht.
Daarom zal de politierechter de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte opleggen tot het bedrag waartoe de vordering van de benadeelde partij is toegewezen, te weten € 375,-.
De benadeelde partij [benadeelde partij] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 500,- ingediend tegen verdachte wegens immateriële schade die zij als gevolg van het onder 2 ten laste gelegde feit zou hebben geleden.
De politierechter is van oordeel dat deze schade rechtstreeks voortvloeit uit het onder 2 bewezen verklaarde feit. Gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting komt de politierechter vergoeding van de schade voor een bedrag van € 200,- billijk voor.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
De politierechter stelt vast dat verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het onder 2 bewezen verklaarde feit is toegebracht.
Daarom zal de politierechter de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte opleggen tot het bedrag waartoe de vordering van de benadeelde partij is toegewezen, te weten € 200,-.
9. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
36f, 57, 310, 311 van het Wetboek van Strafrecht.
10. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 4.2. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat de bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 5. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens dit feit tot een gevangenisstraf voor de duur van VIJF (5) MAANDEN.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de thans opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij [benadeelde partij] geleden schade van € 375,- en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag aan [benadeelde partij], voornoemd, rekeningnummer [rekeningnummer], tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij] de verplichting op tot betaling aan de staat van een bedrag van € 375,-, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door 7 dagen hechtenis.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij, voornoemd, in mindering strekken op de
verplichting tot betaling aan de staat en dat betalingen aan de staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij [benadeelde partij] geleden schade van € 200,- en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag aan [benadeelde partij], voornoemd, rekeningnummer [rekeningnummer], tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij] de verplichting op tot betaling aan de staat van een bedrag van € 200,-, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door 4 dagen hechtenis.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij, voornoemd, in mindering strekken op de
verplichting tot betaling aan de staat en dat betalingen aan de staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. J. Candido, politierechter,
in tegenwoordigheid van de griffier W. van den Bergh,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 16 november 2010.
1 De door de rechtbank in de voetnoten als proces-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
2 Proces-verbaal van aangifte van 3 februari 2010 met bijlage goederen, blz. 30 t/m 37
3 Proces-verbaal sporenonderzoek van 3 februari 2010, blz. 44 t/m 46
4 Proces-verbaal van aangifte van 29 januari 2010 met bijlage goederen, blz. 70 t/m 77
5 Proces-verbaal sporenonderzoek van 30 januari 2010, blz. 81 t/m 83
6 Proces-verbaal relaas van 27 augustus 2010, blz. 2 onderaan en 3 bovenaan
7 Een geschrift, zijnde een overzicht van DNA-profielcluster [clusternummer] als geregistreerd bij het NFI, blz. 85.
8 Een geschrift, zijnde een vertaling van een brief van Interpol Wiesbaden, blz. 61