De feiten
1. [eiser] is op 22 juli 1998 bij Schoonderbeek in dienst getreden in de functie van productie/ assemblagemedewerker, tegen een salaris van (laatstelijk) € 2.312,00 bruto per maand exclusief vakantietoeslag.
2. Op 19 januari 2010 heeft [eiser] de door hem gedreven eenmanszaak Handigschooncentrale Haarlem doen inschrijven in het handelsregister van de Kamer van Koophandel.
3. Bij brief van 26 januari 2010 heeft [XXX], directeur van Schoonderbeek (hierna: [XXX]), onder meer het volgende aan [eiser] geschreven:
“Naar aanleiding van ons gesprek hedenmiddag waarin je aangaf een nieuwe uitdaging aan te willen gaan dmv een nieuw op te starten bedrijf bevestig ik je dan ook als volgt;
• Schoonderbeek Elektronica Systemen BV accepteert je ontslag per 01-02-2010.
• De opzegtermijn periode van 01-02-2010 t/m 28-02-2010 zal Schoonderbeek je salaris doorbetalen.
• De laatste werkdag zal vrijdag 29-01-2010 daarom zijn.”
4. Bij brief van 1 februari 2010 heeft de gemachtigde van [eiser] de ontslagname betwist.
5. Op 8 februari 2010 heeft [YYY], direct leidinggevende van [eiser], onder meer de volgende schriftelijke verklaring afgelegd:
“Op 26 Januari [...] kwam Dhr [XXX] op de produktie en riep Dhr [eiser] voor een gesprek. Nadat Dhr [eiser] terug was gekomen vertelde hij dat hij ontslag had genomen en dat Vrijdag zijn laatste dag was bij Schoonderbeek. De volgende dag heeft hij ons op gebak getrakteerd [...] De woensdagmiddag vroeg hij mij of hij vrij mocht omdat hij nog wat dingen moest regelen voor zijn eigen bedrijf [..]”
6. [ZZZ], medewerker van Schoonderbeek, heeft onder meer het volgende schriftelijk verklaard:
“Hierbij verklaar ik [...] dat op 26 Januari 2010 om 16.00 meneer [eiser] aan mij en mijn collega’s heeft aangegeven dat meneer [eiser] ontslag heeft genomen, dat meneer [eiser] per 1 Februari niet meer bij Schoonderbeek Elektronica zou komen werken. Meneer heeft op woensdag 27 Januari om deze redenen gebak gedeel als afscheid [...].”
7. Op 8 februari 2010 heeft [eiser] bij de politie aangifte gedaan van bedreiging door [XXX] en drie collega’s. Het proces-verbaal van aangifte luidt onder meer als volgt:
“Op donderdag 4 februari 2010, omstreeks 20.00 uur werd er aangebeld bij mijn woning. Toen ik de deur van woning opendeed, zag ik vier personen voor de woning staan. Ik herkende drie personen. [...] mijn collega [YYY] [...] mijn collega[BBB] en [...] mijn collega[CCC]. Ik zag dat achter[BBB] de vierde persoon staan. Ik zag dat deze persoon een capuchon over zijn hoofd droeg [...] Ik hoorde [YYY] zeggen: ‘vuile kut neger, we gaan je pakken. We gaan er voor zorgen dat je niet meer in leven bent [...].’ Vervolgens hoorde ik de man met de capuchon zeggen: ‘[...] Ik ga je vermoorden, ik ga je opruimen. [...].’ Ik herkende deze stem, deze stem was van meneer [XXX]”
Deze aangifte heeft niet geleid tot vervolging van [XXX] en de drie collega’s.
8. Op 9 februari 2010 heeft[BBB], medewerker van Schoonderbeek, een schriftelijke verklaring afgelegd met onder meer de volgende inhoud:
“Wat er precies is besproken weet ik natuurlijk niet, maar bij terugkomst vertelde [eiser] aan iedereen dat hij per direct (1 februari) ontslag had genomen [...] Woensdag heeft hij gebak getrakteerd en in de kantine verteld van zijn nieuwe uitdaging. Die middag is hij eerder weggegaan [...] om nog een aantal zaken te regelen. Donderdag vertelde hij enthousiast over het bedrijf, de website, de auto die hij had gekocht [...].”
9. Op 9 februari 2010 heeft [CCC], medewerker van Schoonderbeek, onder meer de volgende schriftelijke verklaring opgesteld:
“[eiser]heeft mij al geruime tijd geleden verteld over zijn plannen om een eigen schoonmaak bedrijf over te nemen om voor zichzelf te gaan beginnen. [...] Enige weken later is hij naar mijn werkgever [XXX] gegaan om zijn plannen bekend te maken [...] Op dinsdag 26 januari kwam mijn werkgever rond 16:00 uur op de werkvloer om [eiser] apart te roepen [...] Een half uur later kwam [eiser] terug met het nieuws dat hij zijn werkzaamheden bij Schoonderbeek ging stoppen [...] Hij zei dat ze overeen waren gekomen dat hij [...] per maandag 1 februari niet meer voor Schoonderbeek zou werken. De volgende dag, woensdag 27 januari, is hij nog gebak gaan halen om met ons te vieren dat hij voor zichzelf ging beginnen.”
10. Bij brief van 11 februari 2010 heeft [XXX] aan de toenmalige gemachtigde van [eiser] geschreven:
“Het gesprek tussen de heer [eiser] en ondergetekende heeft wel degelijk plaatsgevonden. De heer [eiser] heeft tijdens dit gesprek de arbeidsovereenkomst mondeling opgezegd. Zijn opzegging liet aan duidelijk niets te wensen over. Hij had blijkbaar goed nagedacht over zijn besluit te stoppen met werken voor Schoonderbeek en deed dit niet in een opwelling. Hij heeft kenbaar al een tijdje een eigen bedrijf en de werkzaamheden voor dit bedrijf namen steeds meer van zijn tijd in beslag, reden waarom hij de arbeidsovereenkomst met ons bedrijf wilde eindigen. Na de mededeling van de heer [eiser] heb ik de door ons gemaakte afspraken op papier gezet en vervolgens aan de heer [eiser] voorgelezen, die op dat moment bevestigde dat ik de gemaakte afspraken juist had weergegeven. Vervolgens hebben wij elkaar de hand geschud. Omdat we op een plezierige manier uit elkaar wilden gaan, hebben we afgesproken dat de heer [eiser] op zijn verzoek niet aan de opzegtermijn van een maand zou worden gehouden en per 1 februari 2010 onze onderneming zou mogen verlaten. Het salaris over de opzegtermijn zou dan als buffer voor zijn eigen onderneming worden nabetaald.”
11. Op 9 maart 2010 heeft de gemachtigde van Schoonderbeek aan de politie medegedeeld dat Schoonderbeek aangifte wenst te doen van valse aangifte door [eiser]. Op 25 mei 2010 hebben voornoemde [CCC], [BBB], [AAA] en [XXX] aangifte tegen [eiser] ter zake valse aangifte.
12. Bij vonnis van 24 maart 2010 is de vordering van [eiser] tot doorbetaling van loon door de kantonrechter in kort geding afgewezen omdat naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter voldoende aannemelijk was geworden dat [eiser] zelf ontslag had genomen.