ECLI:NL:RBHAA:2010:BO6304
Rechtbank Haarlem
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Bevel tot instemming met schuldregeling door DSB Bank in het kader van gedwongen schuldregeling
In deze zaak hebben verzoekers, [verzoeker sub 1] en [verzoeker sub 2], DSB Bank N.V. verzocht om in te stemmen met een door hen aangeboden schuldregeling op basis van artikel 287a van de Faillissementswet (Fw). De rechtbank heeft op 5 oktober 2010 uitspraak gedaan in deze kwestie. Tijdens de zitting op 7 september 2010 was DSB Bank niet verschenen, maar had zij wel schriftelijk verweer gevoerd tegen de aangeboden regeling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de aangeboden regeling een lagere uitkering biedt dan de volledige vordering van DSB Bank, wat in beginsel de belangen van de bank zou schaden. Echter, de rechtbank heeft ook overwogen dat de mogelijkheid tot gedwongen schuldregeling in de wet is opgenomen om het minnelijke traject te versterken.
De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen. Verzoekers hebben een schuld van € 41.162,62 aan concurrente schuldeisers en € 1.296,89 aan een preferente schuldeiser, met een vordering van DSB Bank van € 12.336,16. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoekers een maandelijks inkomen hebben van € 2.274,23, en dat zij in staat zijn om een bedrag van € 544,98 per maand af te dragen. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de aangeboden regeling goed gedocumenteerd en transparant is, en dat er geen feiten zijn die erop wijzen dat verzoekers niet kunnen worden toegelaten tot de wettelijke schuldsanering.
Uiteindelijk heeft de rechtbank DSB Bank bevolen in te stemmen met de schuldregeling, waarbij de belangen van de verzoekers en de overige schuldeisers zijn afgewogen tegen de belangen van DSB Bank. De rechtbank heeft geoordeeld dat DSB Bank in redelijkheid niet tot weigering van instemming met de schuldregeling heeft kunnen komen, en heeft de bank in de kosten veroordeeld. Dit vonnis is openbaar uitgesproken op 5 oktober 2010.