ECLI:NL:RBHAA:2010:BO6666

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
7 december 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
840148-10
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • A.C.M. Rutten
  • W.A.F. Jansen
  • G.A. van der Bijl
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal door ambtenaar van in beslag genomen hasjiesj

In deze zaak heeft de Rechtbank Haarlem op 7 december 2010 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werkzaam was als hoofd van de Districtsgarage van de Koninklijke Marechaussee. De verdachte werd beschuldigd van diefstal van een grote hoeveelheid hasjiesj, die in beslag was genomen en opgeslagen in de garage waar hij verantwoordelijk voor was. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op 7 juni 2010, samen met anderen, 30 pakketten hasjiesj (totaalgewicht ongeveer 496,2 kg) en 58 pakketten hasjiesj (totaalgewicht ongeveer 959,32 kg) heeft gestolen. De verdachte had toegang tot de garage en de in beslag genomen goederen, maar niet tot de container waarin de hasjiesj was opgeslagen. Het verweer van de verdachte dat er sprake was van verduistering in plaats van diefstal werd verworpen, omdat hij niet rechtmatig toegang had tot de container. De rechtbank sprak de verdachte vrij van het witwassen van een geldbedrag van 12.500 euro, omdat niet kon worden vastgesteld dat dit geld uit misdrijf afkomstig was. Het beroep op psychische overmacht werd ook afgewezen, omdat de verdachte niet aannemelijk had gemaakt dat hij onder druk was gezet. De rechtbank legde een gevangenisstraf van vijf jaar op, waarbij rekening werd gehouden met de ernst van de feiten en de functie van de verdachte als ambtenaar.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector Strafrecht
Locatie Schiphol
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/840148-10
Uitspraakdatum: 7 december 2010
Tegenspraak
Strafvonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 23 november 2010 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats en adres],
thans gedetineerd in P.I. Amsterdam, HvB Demersluis.
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
feit 1 (primair):
(Busje 1: Mercedes Benz)
hij op of omstreeks 07 juni 2010 te [plaatsnaam], tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft
weggenomen 30 pakketten (totaalgewicht ongeveer 496,2 kg), in elk geval een
grote hoeveelheid, hasjiesj, in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan De Staat der Nederlanden, in elk geval aan een ander of
anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) en waar verdachte als ambtenaar, te weten Hoofd Districtsgarage van de Koninklijke Marechaussee te [plaatsnaam] door deze diefstal zijn bijzondere ambtsplicht heeft geschonden en/of misbruik heeft gemaakt van macht en/of gelegenheid en/of middel hem door zijn ambt geschonken, immers had verdachte uit hoofde van die functie het beheer over die Districtsgarage en de
daarbinnen aanwezige goederen en/of (onbeperkte) toegang tot die districtsgarage en/of de daarin/daarbinnen aanwezige container(s) met inbeslaggenomen goederen.
feit 1 (subsidiair):
hij op of omstreeks 07 juni 2010 te [plaatsnaam], tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
althans alleen, opzettelijk 30 pakketten (totaalgewicht ongeveer 496,2 kg), in elk geval een grote hoeveelheid, hasjiesj, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele toebehoorde(n) aan De Staat der Nederlanden, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), en welk(e) goed(eren) verdachte en/of zijn mededader(s) uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking van/als Hoofd Districtsgarage van de Koninklijke
Marechaussee (ambtenaar) te [plaatsnaam], in elk geval anders dan door misdrijf onder zich had(den), wederrechtelijk zich heeft toegeëigend, zulks terwijl het feit is begaan terwijl hij, verdachte, bij het begaan van het feit gebruik maakte van macht, gelegenheid en/of een middel hem door zijn ambt geschonken, te weten als beheerder van de container(s) met inbeslag genomen goederen.
feit 2 (primair):
(Busje 2: Renault Traffic)
hij op of omstreeks 07 juni 2010 te [plaatsnaam], tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen 58 pakketten (totaalgewicht ongeveer 959,32 kg), in elk geval een grote hoeveelheid, hasjiesj, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan De Staat der Nederlanden, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) en waar verdachte als ambtenaar, te weten Hoofd Districtsgarage van de Koninklijke Marechaussee te [plaatsnaam] door deze diefstal zijn bijzondere ambtsplicht heeft geschonden en/of misbruik heeft gemaakt van macht en/of gelegenheid en/of middel hem door zijn ambt geschonken, immers had verdachte uit hoofde van die functie het beheer over die Districtsgarage en de daarbinnen aanwezige goederen en/of (onbeperkte) toegang tot die districtsgarage en/of de daarin/daarbinnen aanwezige container(s) met inbeslaggenomen goederen.
feit 2 (subsidiair):
hij op of omstreeks 07 juni 2010 te [plaatsnaam], tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk 58 pakketten (totaalgewicht ongeveer 959,32 kg), in elk geval een grote hoeveelheid, hasjiesj, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele toebehoorde(n) aan De Staat der Nederlanden, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), en welk(e) goed(eren) verdachte en/of zijn mededader(s) uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking van/als Hoofd Districtsgarage van de Koninklijke Marechaussee te [plaatsnaam], in elk geval anders dan door misdrijf onder zich had(den), wederrechtelijk zich heeft toegeëigend, zulks terwijl het feit is begaan terwijl hij, verdachte, bij het begaan van het feit gebruik maakte van macht, gelegenheid en/of een middel hem door zijn ambt geschonken, te weten als beheerder van de container met inbeslag genomen goederen.
feit 3:
(Busje Mercedes Benz)
hij op of omstreeks 07 juni 2010 te [plaatsnaam], tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid van ongeveer 30 pakketten (totaalgewicht ongeveer 496,2 kg), in elk geval een grote hoeveelheid hasjiesj, zijnde een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
feit 4:
(busje Renault Traffic)
hij op of omstreeks 07 juni 2010 te [plaatsnaam] en/of [plaatsnaam], tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid van ongeveer 58 pakketten (totaalgewicht ongeveer 959,32 kg), in elk geval een grote hoeveelheid hasjiesj, zijnde een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
feit 5:
hij op of omstreeks 07 juni 2010, te [plaatsnaam], en/of [plaatsnaam], althans in Nederland, een of meerdere voorwerp(en), te weten een geldbedrag van 12.500 euro, althans enig geldbedrag en/of heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen en/of omgezet, althans van een voorwerp, te weten voornoemd(e) goed(eren), gebruik heeft gemaakt, terwijl hij wist dat bovenomschreven voorwerp – onmiddellijk of middellijk – afkomstig was uit enig misdrijf.
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1. primair, 2. primair, 3, 4 en 5 ten laste gelegde feiten en gevorderd dat verdachte ter zake zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes jaren met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat de op de beslag vermelde voorwerpen onder de nummers 1, 2, 3 en 6 verbeurd dienen te worden verklaard, de voorwerpen onder de nummers 11, 16, 17, 19, 21, 22, 38, 54, 55, 56, 57, 61en 64 teruggegeven dienen te worden aan de Koninklijke Marechaussee en de overige voorwerpen aan verdachte kunnen worden teruggegeven.
4. Bewijs
4.1. Vrijspraak
Ten aanzien van het onder 5. ten laste gelegde feit overweegt de rechtbank als volgt.
Uit het dossier en uit hetgeen ter terechtzitting naar voren is gekomen, komt het beeld naar voren dat verdachte een baan met goede verdienste had en dat hij jarenlang financieel is gesteund door zijn vader en moeder. Uit de handel van de verkoop van zilverwerk werd ook het nodige verdiend, hetgeen ook geldt voor de handel in horloges welke horloges verdachte via markplaats.nl opkocht. De verklaringen van verdachte ter terechtzitting bevestigen dit beeld. Tevens zijn de verklaringen van zijn vader en onderzoek wat is verricht naar de verkoop van zilverwerk bij de firma [naam firma] van belang voor die beeldvorming.
Gezien het vorenstaande en ook gezien de hoogte van het geldbedrag is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden uitgesloten dat niet gezegd kan worden dat het onder verdachte in beslag genomen geldbedrag van 12.500 euro – onmiddellijk of middellijk – uit misdrijf afkomstig is. Verdachte dient derhalve van dit feit te worden vrijgesproken.
4.2. Redengevende feiten en omstandigheden 1
Op 20 mei 2010 werd in de haven van [plaatsnaam] een grote hoeveelheid hasjiesj (3000 kilo) onderschept door de Brigade van de Koninklijke Marechaussee (hierna: Kmar). Deze partij, verpakt in 195 pakketten van ongeveer 16 kilo, is opgeslagen in de districtsgarage van de Kmar, gelegen aan de [adres en plaatsnaam] in afwachting van vernietiging ervan. 2 Op 2 juni 2010 ontvangt de Kmar CIE informatie, inhoudende: ‘een militair genaamd [naam verdachte] werkzaam bij de districtsgarage van de Koninklijke Marechaussee [plaatsnaam], heeft op dit moment de beschikking over een hoeveelheid verdovende middelen, die hij tracht te verkopen aan derden’. 3
Verdachte heeft een aanstelling bij de Kmar en is werkzaam als hoofd Districtsgarage te [plaatsnaam]4
Naar aanleiding van deze informatie is een observatie gestart door middel van plaatsing van een camera in de districtsgarage van de Kmar aan de [adres en plaatsnaam]. ’Een samenvatting5 van deze camerabeelden is ter terechtzitting getoond en laten onder andere zien dat op 7 juni 2010 te 16.01 uur de witte bestelbus, merk Mercedes Sprinter, kenteken [kentekennummer] door de geopende roldeur van de districtsgarage naar binnen rijdt en dat de roldeur wordt gesloten. Om 16.05 uur wordt gezien dat [naam verdachte] de kluis opent en dat daarna in ieder geval een drietal personen pakketten hasjiesj vanuit de kluis wegneemt en uit het zicht van de camera verdwijnt. Door deze drie personen worden soortgelijke pakketten in de kluis teruggezet. Deze handelingen worden herhaald tot omstreeks 16.55 uur. Om 16.58 uur wordt door het observatieteam gezien dat de bestelbus, merk Mercedes Sprinter de garage verlaat. 6 Om 17.09 uur worden de inzittenden van de bestelbus met kenteken [kentekennummer] door het arrestatieteam aangehouden.7 De inzittenden blijken te zijn [medeverdachte 2], [medeverdachte 3], [medeverdachte 4] en [medeverdachte 5].
Vervolgens is te zien dat op 7 juni 2010 te 18.26 uur de roldeur van de districtsgarage wordt geopend en dat verdachte in de deuropening staat. Kort daarop rijdt een witte bestelbus, merk Renault Traffic, kenteken [kentekennummer], de garage binnen en wordt de roldeur gesloten. Het observatieteam ziet om 18.30 uur dat verdachte de kluis opent en dat in ieder geval een tweetal personen pakketten hasjiesj uit de kluis wegneemt en uit het zicht van de camera verdwijnt. Door deze personen worden soortgelijke pakketten in de kluis teruggezet. Deze handelingen worden herhaald tot ongeveer 20.05 uur. Om 20.10 uur ziet het observatieteam dat de bestelbus van het merk Renault Traffic en kenteken [kentekennummer] over de [straatnaam] rijdt, waarbij de bestelbus steeds onder controle is gebleven. Om 20.28 uur worden de inzittenden van de bestelbus door het arrestatieteam aangehouden. 8 Deze personen blijken te zijn medeverdachten [medeverdachte 6] en [medeverdachte 1]. Even later wordt verdachte aangehouden. 9
Medeverdachte [medeverdachte 6] heeft in zijn verhoren verklaard dat het bestelbusje waarin zij aangehouden zijn, van medeverdachte [medeverdachte 1] is en dat hij één van zijn twee telefoons gebruikte om ‘de man’ te bellen. Dit was de telefoon met het nummer [telefoonnummer 1]. Hij heeft ‘de man’ ontmoet tijdens het stappen en hij weet dat de man zijn zoontje is verloren. Hij kent hem als ‘Hans’. Het sms-bericht dat hij op 6 juni 2010 heeft verstuurd aan Hans ging over hetgeen ze op maandag 7 juni 2010 hebben gedaan. Hij weet nu dat ‘Hans’ eigenlijk [verdachte] heet.
Het door medeverdachte [medeverdachte 6] gebruikte telefoonnummer [telefoonnummer 1] komt tevens naar voren in afgeluisterde telefoongesprekken in het onderzoek [naam onderzoek]. Op 21 mei 2010 wordt in dat onderzoek een telefoongesprek afgeluisterd tussen de nummers in gebruik bij verdachte [naam verdachte] en medeverdachte [medeverdachte 6]. [medeverdachte 6] vraagt of het ‘gewoon koffie’ is en verdachte zegt dan vervolgens dat het ‘niet het witte maar het groene’ is. Vervolgens zegt verdachte in het gesprek dat ze maandag een plan gaan trekken en dat het 100% goed komt. Op 30 mei 2010 wordt via sms-berichten de afspraak gemaakt om elkaar te ontmoeten ‘bij de mac op half negen’. Op 30 mei 2010 wordt door het observatieteam gezien dat verdachte omstreeks 20.30 uur een ontmoeting heeft bij de McDonald’s op de [adres en plaatsnaam] met een inzittende van een Renault met kenteken [kentekennummer]. Deze inzittende stapt in een herkenbare auto van de Kmar die wordt bestuurd door verdachte. Zij rijden naar de districtsgarage te [plaatsnaam] en om 21.30 uur wordt gezien dat de door verdachte bestuurde auto van de Kmar terug rijdt naar de McDonald’s en dat de nn-man uitstapt. Deze nn-man stapt vervolgens weer in de Renault met kenteken [kentekennummer]. Deze nn-man blijkt later medeverdachte [medeverdachte 6] te zijn.
[medeverdachte 2] heeft verklaard10 dat hij, tezamen met 3 of 4 andere personen in een café in [plaatsnaam] is benaderd door een man om een klus te doen. Die personen zijn de mensen met wie hij is aangehouden op 7 juni 2010. Hij kreeg twee telefoons van die man waarvan hij er één gebruikte om contact te onderhouden met Hans, die later bleek te zijn [verdachte]. De man had verteld dat hij iemand had die bij in beslag genomen drugs kon komen. Hij vertelde dat die pakketten ongeveer 15 kilo wogen en dat ze de pakketten moesten namaken. Verdachte kreeg twee, blauwe, identieke voorbeeldpakketten. Dit namaken lukte echter niet. Dat heeft [medeverdachte 2] tegen die man gezegd die het vervolgens zelf zou regelen. [medeverdachte 2] heeft een bestelbus door tussenkomst van een andere persoon geregeld voor de klus. Hij heeft [naam verdachte] samen met die man, één keer ontmoet en hij is een keer met [verdachte] mee geweest naar de garage waar hij toen kort binnen is geweest. [verdachte] heeft hem verteld dat hij een sleutel had die hij eigenlijk niet kon hebben. Op 7 juni 2010 heeft [medeverdachte 2] de bus om 15.30 uur opgehaald. De andere drie personen zaten achter in de bus. Bij de garage aangekomen heeft [verdachte] de deur open gedaan en heeft [medeverdachte 2] de bus achteruit de garage ingereden. Vervolgens heeft [verdachte] de container open gemaakt. Daarna zijn de goederen/pakketten in de bus geladen.
Verdachte heeft zich in zijn verhoren hoofdzakelijk op zijn zwijgrecht beroepen maar op 11 november 2010 heeft hij verklaard 11dat hij op 24 of 25 mei 2010 is bedreigd door de man die hij hoofdpersoon noemt en dat hij geen andere keus had om te doen wat die man hem had gevraagd te doen.
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat omstreeks 18 - 20 mei 2010 contact met hem is opgenomen en dat hij de man heeft ontmoet bij het Ibishotel. Verdachte weet niet hoe de man bij hem is gekomen maar hij denkt dat iemand van de Kmar hem verteld heeft over hem. Die man is groot en machtig en wilde per se de hand leggen op de in beslag genomen lading uit [plaatsnaam]. Verdachte moest van hem de deur open maken en dan zou hij de lading weghalen waarvoor hij dus die mensen had ingeschakeld. Die man heeft ook gezegd dat hij nog contact met me zou hebben en dat is dus in dat parkje (in [plaatsnaam]) gebeurd. Vanwege zijn eigen veiligheid en dat van zijn gezin kan verdachte niets zeggen over die man. De zo juist getoonde camerabeelden spreken voor zich maar hij heeft gehandeld vanuit een overmachtssituatie.
Uit tapgesprekken is naar voren gekomen dat verdachte contact heeft gehad met medeverdachte [medeverdachte 2] waarbij afspraken zijn gemaakt op welke datum en tijdstip de pakketten hasjiesj opgehaald zouden worden uit de districtsgarage te [plaatsnaam].12
De bestelbus Mercedes Sprinter en de bestelbus Renault Traffic zijn door de forensische opsporing onderzocht. In de Mercedesbus zijn 30 pakketten hasjiesj aangetroffen, waarvan de buitenste blauwe verpakkingslaag was verwijderd. Voorts werden aangetroffen: 86 blauwe namaakpakketten en 33 bruine namaakpakketten, een zwarte rugtas met vier scharen, vijf stanleymessen, tapehouders en acht rollen transparante tape. In de Renaultbus werden 16 originele blauwe pakketten hasjiesj aangetroffen, 32 originele bruine pakketten hasjiesj en 10 originele zwarte pakketten hasjiesj. Tevens werden 29 blauwe namaakpakketten aangetroffen. 13
Van de pakketten zijn monsters genomen en ter analyse opgestuurd naar het Nederlands Forensisch Instituut. Uit dit onderzoek is gebleken dat de onderzochte stof hasj bevat. 14
4.3 Bewijsoverweging
Ten aanzien van de onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde feiten overweegt de rechtbank dat uit de verklaring van [getuige 1] 15, tevens werkzaam bij de Kmar, naar voren komt dat verdachte uit hoofde van zijn functie de beschikking had over een sleutel van de districtsgarage maar niet over een sleutel van de betreffende container. De sleutelprocedure is vastgelegd in een zogenaamde brigadeorder. 16 Die sleutel lag in een verzegelde envelop in een kluis waartoe verdachte geen toegang tot behoorde te hebben. De sleutel van de container waarover verdachte beschikte had hij dus niet op rechtmatige wijze onder zich. Niet kan worden gezegd dat verdachte die sleutel uit hoofde van zijn dienstbetrekking met de Kmar onder zich had. Derhalve is er sprake van diefstal zoals in de feiten 1 primair en 2 primair ten laste is gelegd.
4.4 Bewezenverklaring
Gezien het bovenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1 primair, 2 primair, 3 en 4 ten laste gelegde feiten heeft begaan, in dier voege dat:
1 primair:
hij op 7 juni 2010 te [plaatsnaam], tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen 30 pakketten (totaalgewicht ongeveer 496,2 kg) hasjiesj, geheel toebehorende aan De Staat der Nederlanden en waar verdachte als ambtenaar, te weten Hoofd Districtsgarage van de Koninklijke Marechaussee te [plaatsnaam] door deze diefstal zijn bijzondere ambtsplicht heeft geschonden en misbruik heeft gemaakt van macht en gelegenheid en middel hem door zijn ambt geschonken, immers had verdachte
uit hoofde van die functie het beheer over die Districtsgarage en de daarbinnen aanwezige goederen;
2 primair:
hij op 7 juni 2010 te [plaatsnaam], tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen 58 pakketten (totaalgewicht ongeveer 959,32 kg) hasjiesj, geheel toebehorende aan De Staat der Nederlanden en waar verdachte als ambtenaar, te weten Hoofd Districtsgarage van de Koninklijke Marechaussee te [plaatsnaam] door deze diefstal zijn bijzondere ambtsplicht heeft geschonden en misbruik heeft gemaakt van macht en gelegenheid en middel hem door zijn ambt geschonken, immers had verdachte uit hoofde van die functie het beheer over die Districtsgarage en de daarbinnen aanwezige goederen;
3.
hij op 7 juni 2010 te [plaatsnaam] en [plaatsnaam], tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk heeft afgeleverd en vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid van ongeveer 30 pakketten (totaalgewicht ongeveer 496,2 kg) hasjiesj, zijnde een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
4.
hij op 7 juni 2010 te [plaatsnaam], [en plaatsnaam], tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk heeft afgeleverd en vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid van ongeveer 58 pakketten (totaalgewicht ongeveer 959,32 kg) hasjiesj, zijnde een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, leest de rechtbank de tenlastelegging verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte onder 1 primair, 2 primair, 3 en 4 meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
5. Strafbaarheid van de feiten
Het bewezenverklaarde levert op:
1. primair: diefstal door twee of meer verenigde personen, terwijl hij als ambtenaar zijn bijzondere ambtsplicht heeft geschonden en misbruik van heeft gemaakt;
2. primair: diefstal door twee of meer verenigde personen, terwijl hij als ambtenaar zijn bijzondere ambtsplicht heeft geschonden en misbruik van heeft gemaakt;
3: opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod;
4: opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
6. Strafbaarheid van verdachte
De raadsman verdachte heeft betoogd dat verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvolging nu sprake is van psychische overmacht en bij verdachte de wilsvrijheid was aangetast waardoor hij geen weerstand kon bieden aan de omstandigheden.
Aangaande dit verweer overweegt de rechtbank dat op geen enkele wijze aannemelijk is geworden dat verdachte bedreigd zou zijn door een onbekend gebleven persoon. De rechtbank acht dit tevens onaannemelijk nu verdachte verschillende data voor de vermeende bedreiging heeft genoemd, nog daargelaten dat hij nergens de hulp heeft ingeroepen voor die bedreiging.
Gezien het vorenstaande is er derhalve geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.
7. Motivering van sancties
7.1. Hoofdstraf
Bij de beslissing over de sancties die aan verdachte moeten worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal in vereniging van een zeer grote hoeveelheid hasjiesj die in pakketten opgeslagen lagen in de districtsgarage van de Kmar op [plaatsnaam] waar hij de functie van hoofd van die garage had. Uit hoofde van die functie had hij de verantwoordelijkheid om te zorgen dat die pakketten veilig bleven opgeslagen om op een later tijdstip te worden vernietigd en dat de garage niet door onbevoegden werd betreden. Door met anderen de diefstal van die pakketten hasjiesj te bewerkstelligen, waarbij verdachte een initiërende rol heeft gespeeld, heeft hij misbruik gemaakt van zijn positie en de reputatie van de Koninklijke Marechaussee ernstig beschadigd. Verdachte heeft voorts door deze pakketten weg te nemen, ze opnieuw in het maatschappelijk verkeer willen brengen. De rechtbank acht het handelen van verdachte zeer laakbaar en rekent het hem zwaar aan.
De rechtbank is van oordeel dat niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf voor de duur als hierna te melden.
De rechtbank heeft bij de strafoplegging tevens rekening gehouden met de omstandigheid dat het een slachtofferloos delict betreft en waardeert om die reden de ernst van de zaak anders dan de officier van justitie bij een eis van zes jaren gevangenisstraf.
7.2. Verbeurdverklaring
De rechtbank is van oordeel dat de onder verdachte in beslag genomen en niet terug gegeven voorwerpen, te weten:
- een telefoon, merk Nokia 3109;
- een telefoon, merk Nokia;
- een telefoon, merk Nokia E71;
- een geldbedrag van 12.500 euro (250 biljetten van 50 euro),
dienen te worden verbeurd verklaard. Uit het onderzoek op de terechtzitting is gebleken dat de bewezen verklaarde feiten met betrekking tot die voorwerpen, welke verdachte toebehoren, is begaan en/of voorbereid. Ten aanzien van het geldbedrag merkt de rechtbank op dat dit voorwerp ziet op de bewezen verklaarde feiten 1 primair en 2 primair. De verklaring van verdachte dat hij het geldbedrag bij zich had om aan de autoriteiten te geven die volgens zijn verklaring op het punt stonden om hem aan te houden, acht de rechtbank ongeloofwaardig en de rechtbank gaat daaraan dan ook voorbij.
8. Overige beslissingen omtrent in beslaggenomen en niet teruggegeven voorwerpen
Uit de aard van een groot aantal voorwerpen, voornamelijk pasjes, welke in beslag genomen en niet terug gegeven zijn, volgt dat deze aan de Koninklijke Marechaussee retour kunnen worden gegeven. Verdachte had deze voorwerpen immers slechts onder zich uit hoofde van zijn functie aldaar. De overige voorwerpen, die niet verbeurd worden verklaard dan wel aan de Koninklijke Marechaussee zullen worden geretourneerd, kunnen aan verdachte worden teruggeven nu niet is gebleken dat de gepleegde feiten met die voorwerpen zijn voorbereid dan wel gepleegd.
9. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
33, 33a, 44, 57 en 311 van het Wetboek van Strafrecht;
3 en 11 van de Opiumwet.
10. Beslissing
De rechtbank:
Spreekt verdachte vrij van het hem onder 5. ten laste gelegde feit.
Verklaart bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 4.4. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1. primair, 2. primair, 3 en 4 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat de bewezenverklaarde feiten de hierboven onder 5. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens dit feit tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de thans opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurd:
- een telefoon, merk Nokia3109;
- een telefoon, merk Nokia;
- een telefoon, merk Nokia E71;
- een geldbedrag van 12.500 euro (250 biljetten van 50 euro).
Gelast de teruggave aan de rechthebbende, te weten de Koninklijke Marechaussee van:
- een passenhouder (Kmar), nummer 11;
- een pas (Kmar), nummer 16;
- een pas (defensie), nummer 17;
- een pas ([plaatsnaam]), nummer 19;
- een tankpas, nummer 21;
- een Makro Kmar pas op naam van [naam], nummer 22;
- kopieën van verblijfsvergunningen, nummer 38;
- een defensiepas, nummer 54;
- parkeerautomaat(pas), nummer 55;
- pas Ibis, nummer 56;
- parkeerpas, nummer 57;
- voedingskaart (BPS), nummer 61;
- een paspoort op naam van [naam], nummer 64.
Gelast de teruggave aan verdachte van:
- een geldbedrag van 5 euro, nummer 4;
- een geldbedrag van 2 x 20 eurobiljet, nummer 5;
- een horloge, merk Breitling, nummer 7;
- een sleutelbos, nummer 8;
- drie bonnen, nummers 12 – 14;
- een sleutelbos, nummer 15;
- bankpassen op naam van [verdachte], nummers 23 – 26;
- een telefoon NEC N2231, nummer 27;
- een telefoon Medion, nummer 28;
- een telefoon Nokia 6500, nummer 30;
- een telefoon Nokia, kleur goud, nummer 31;
- een computer, nummer 32;
- een horloge, merk Breitling, nummer 33;
- een horloge, merk Panerai, nummer 34;
- een CD rom, nummer 35;
- een simkaart, nummer 36;
- een rekening, nummer 37;
- verpakkingsmateriaal Breitling, nummer 45;
- verpakkingsmateriaal Nokia, nummer 46;
- verpakkingsmateriaal Nokia, nummer 47;
- verpakkingsmateriaal Nokia, nummer 48;
- verpakkingsmateriaal Cartier, nummer 49;
- drie horloges, nummers 50 – 52;
- een bon, nummer 53;
- een computer, nummer 65;
- zilver, nummer 72.
11. Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.C.M. Rutten, voorzitter,
mrs. W.A.F. Jansen en G.A. van der Bijl, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier D.L. Meyer,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 7 december 2010.
Mr. G.A. van der Bijl en mr. W.A.F. Jansen zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
1 De door de rechtbank in de voetnoten als proces-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
2 Proces-verbaal van forensisch technisch rechercheur d.d. 18 juni 2010, pagina 492 e.v., ordner 2.
3 Proces-verbaal van afgeschermde informatie d.d. 2 juni 2010, pv nummer 113/201, pagina 490 en proces-verbaal van afgeschermde informatie d.d. 3 juni 2010, pv nummer 114/201, pagina 491, ordner 1.
4 Proces-verbaal getuige [getuige 2] d.d. 21 juni 2010, pagina 387, ordner 1.
5 Afdrukken van foto’s op pagina’s 114 t/m 151, ordner zaaksdossier B01.
6 Proces-verbaal van observeren d.d. 7 juni 2010, pagina 482 e.v., ordner 1.
7 Processen-verbaal van aanhouding d.d. 7 juni 2010, pagina 141, 111, 206, 236, set ‘voorgeleiding RC’.
8 Processen-verbaal van aanhouding d.d. 7 juni 2010, pagina 287 en 266, set ‘voorgeleiding RC’.
9 Proces-verbaal van aanhouding d.d. 7 juni 2010, pagina 1.
10 Proces-verbaal van verhoor d.d. 30 september 2010, pagina109 e.v., ordner 1e aanvulling.
11 Proces-verbaal van verhoor van 11 november 2010, pagina 2, aanvullende losse stukken.
12 Proces-verbaal d.d. 7 juli 2010, zaaksdossier B01, pagina 16 en 20.
13 Proces-verbaal van forensisch technisch rechercheur d.d. 17 juni 2010, pagina 583 en proces-verbaal van forensisch technisch rechercheur d.d. 8 juni 2010, pagina 584, ordner 2.
14 Rapport van het Nederlands Forensisch Instituut d.d. 24 augustus 2010, pagina 164 t/m 167, ordner 1e aanvulling.
15 Proces-verbaal van verhoor d.d. 16 juni 2010, pagina 323, ordner 1.
16Kopie brigadeorder, pagina 329, ordner 1.