ECLI:NL:RBHAA:2010:BO6959
Rechtbank Haarlem
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- A.J. van der Meer
- Rechtspraak.nl
Deelgeschilprocedure en vereisten voor buitengerechtelijke onderhandelingen
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Haarlem op 23 november 2010, is een verzoek tot beslissing over een deelgeschil ingediend door een verzoekster, wonende te Purmerend, tegen de Stichting Waterlandziekenhuis, gevestigd te Purmerend. De verzoekster, vertegenwoordigd door advocaat mr. A.M. Vogelzang, stelt dat de aansprakelijkheidsassuradeur van de belanghebbende, Centramed, weigert aansprakelijkheid te erkennen voor de schade die zij heeft geleden na drie operaties uitgevoerd door een orthopedisch chirurg in 2006. De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat voor de behandeling van een verzoek tot beslissing over een deelgeschil vereist is dat partijen zich in de fase van buitengerechtelijke onderhandelingen bevinden. Dit moet blijken uit het verzoekschrift en de bijbehorende stukken. De rechtbank heeft geconcludeerd dat er geen concrete aanwijzingen zijn dat beide partijen bereid zijn tot het voeren van buitengerechtelijke onderhandelingen, wat leidt tot de conclusie dat er onvoldoende perspectief is op een buitengerechtelijke afwikkeling van de schade.
De rechtbank verwijst naar de Wet deelgeschilprocedure, die beoogt partijen een instrument te bieden om een rechterlijke beslissing te verkrijgen op een geschilpunt dat de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst in de weg staat. De rechtbank benadrukt dat het verzoekschrift een zakelijk overzicht van de inhoud en het verloop van de onderhandelingen moet bevatten, zodat de rechter kan beoordelen of er perspectief bestaat op een buitengerechtelijke afwikkeling van de schade. In dit geval bevatte het verzoekschrift weliswaar een weergave van de feitelijke gang van zaken, maar ontbraken voldoende aanknopingspunten voor de rechtbank om te concluderen dat er perspectief was op een buitengerechtelijke afwikkeling.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het verzoek afgewezen, omdat de verzochte beslissing niet voldoende kan bijdragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst. De beschikking is gegeven door mr. A.J. van der Meer en in het openbaar uitgesproken op 23 november 2010.