ECLI:NL:RBHAA:2010:BO6962

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
9 maart 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
100033/KG ZA 04-86
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanbestedingsgeschil inzake personeelsopgave bij overgang concessies openbaar vervoer

In deze zaak, die zich afspeelt in het kader van een aanbestedingsgeschil, staat de vraag centraal of de door Connexxion verstrekte verklaring op basis van artikel 39 lid 1 van de Wet personenvervoer 2000 (Wp 2000) een correcte en wettelijke opgave is van het personeel dat bij de overgang van concessies naar een nieuwe concessiehouder overgaat. De voorzieningenrechter heeft te oordelen over de vordering van Arriva Personenvervoer Nederland B.V., die stelt dat de personeelsopgave niet voldoet aan de wettelijke eisen en dat dit haar concurrentiepositie schaadt. Arriva heeft de Provincie Gelderland en Connexxion als gedaagden betrokken in deze procedure. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de wetgever met de deskundigenverklaring in artikel 39 lid 2 van de Wp 2000 beoogde om de juistheid van de personeelsopgave te waarborgen zonder dat bedrijfsinformatie van de concessiehouder openbaar gemaakt hoeft te worden. De rol van de voorzieningenrechter is beperkt tot het constateren of de personeelsopgave voldoet aan de wettelijke eisen. Arriva heeft verschillende bezwaren geuit tegen de personeelsopgave, waaronder de wijze van berekening van het personeel en de opname van indirect personeel. De voorzieningenrechter heeft deze bezwaren echter verworpen, omdat de opgave in overeenstemming lijkt te zijn met de wet en de belangen van de betrokken partijen in acht zijn genomen. Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter de gevraagde voorzieningen geweigerd en Arriva in de kosten van het geding veroordeeld.

Uitspraak

Zaaknummer: 100033/KG ZA 04-86
Vonnisdatum: 9 maart 2004 (bij vervroeging)
303/CW
RECHTBANK TE HAARLEM,
VONNIS IN KORT GEDING
in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ARRIVA PERSONENVERVOER NEDERLAND B.V.,
statutair gevestigd en kantoorhoudende te Heerenveen,
eiseres,
procureur mr. H.K. Garvelink,
advocaat mr. M.J.J.M. Essers te Rotterdam,
-- tegen --
1. de publiekrechtelijke rechtspersoon PROVINCIE GELDERLAND,
zetelend te Arnhem,
gedaagde,
procureur mr. M. Middeldorp,
advocaat mr. G. Verberne te Amsterdam,
2. de naamloze vennootschap CONNEXXION OPENBAAR VERVOER N.V.,
statutair gevestigd te Haarlem, kantoorhoudende te Hilversum,
gedaagde,
procureur mr. M. Middeldorp,
advocaat mr. J.F. van Nouhuys te 's-Gravenhage.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als respectievelijk Arriva, de Provincie en Connexxion.
1. Het verloop van het geding
1.1 Naast voornoemde gedaagden heeft Arriva in dit kort geding tevens de gemeente Apeldoorn gedag-vaard om ter terechtzitting van 4 maart 2004 te verschijnen. Bij ter griffie ingekomen faxbericht d.d. 4 maart 2004 heeft Arriva haar vordering tegen de gemeente Apeldoorn echter voorafgaand aan de te-rechtzitting ingetrokken.
1.2 Ter terechtzitting van 4 maart 2004 heeft Arriva overeenkomstig de dagvaarding gesteld en gevorderd als hierna onder 3. weergegeven en die vordering toegelicht aan de hand van overgelegde pleitnotities. Voorts heeft Arriva met toestemming van gedaagden nog een drietal producties (genummerd 13 t/m 15) aan de voorzieningenrechter ter hand gesteld. Gedaagden hadden deze producties reeds vooraf-gaand aan de terechtzitting van Arriva ontvangen.
1.3 Vervolgens hebben Connexxion en de Provincie ieder afzonderlijk de vordering bestreden aan de hand van overgelegde pleitnotities.
1.4 Na verder debat in tweede termijn hebben partijen vonnis gevraagd. De uitspraak daarvan is bepaald op 18 maart 2004 of zoveel eerder als mogelijk. In verband hiermee heeft de Provincie desgevraagd toegezegd dat, indien niet uiterlijk op 9 maart 2004 vonnis is gewezen, de hierna onder 2.?c. bedoelde sluitingsdatum zal opschuiven tot tenminste twee dagen na de dag dat vonnis is gewezen.
2. De vaststaande feiten
In dit geding wordt van het volgende uitgegaan:
a. Connexxion is houder van een concessie voor het verzorgen van openbaar vervoer per bus en auto ten behoeve van de stadsdienst Apeldoorn alsmede van een concessie voor het verzorgen van openbaar vervoer per bus en auto ten behoeve van het streekvervoer Veluwe (hierna gezamenlijk aan te duiden als 'de concessies').
b. Eind november 2003 zijn de Provincie en de gemeente Apeldoorn met betrekking tot de concessies een openbare aanbestedingsprocedure 'Openbaar vervoer Veluwe' (EG-publicatienummer 2003/S 236-210622) gestart. De beide concessies worden daarbij als één perceel aangeboden en hebben een looptijd van 12 december 2004 tot en met het einde van de dienstregeling 2009/2010, doch ui-terlijk tot en met 31 december 2010. Op deze aanbesteding is de Wet personenvervoer 2000 (Wp 2000) van toepassing.
c. De sluitingsdatum voor deze aanbesteding is bij Derde nota van Inlichtingen nader bepaald op 11 maart 2004, te 12.00 uur.
d. Met ingang van 1 januari 2004 is de Provincie in alle opzichten in het kader van de Wp 2000 in de bevoegdheden van de gemeente Apeldoorn getreden en heeft zij aldus in alle opzichten de positie van de gemeente Apeldoorn in de onderhavige aanbestedingsprocedure overgenomen.
e. Ingevolge het bepaalde in artikel 39 van de Wp 2000 heeft de Provincie aan de bestekhouders een personeelsopgave d.d. 16 februari 2004 van de huidige concessiehouder Connexxion, vergezeld van een verklaring van BDO Consultants Personeel & Organisatie te Amsterdam, doen toekomen. De conclusie van die verklaring luidt dat deze personeelsopgave is opgesteld 'in overeenstemming met de voorschriften uit de artikelen 37 en 39 van de Wp 2000'.
f. Arriva is één van de gegadigden voor de concessies.
3. De vordering en de grondslag daarvan
3.1 Arriva vordert, zakelijk weergegeven, dat de voorzieningenrechter bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
1. De Provincie en/of Connexxion hoofdelijk zal gebieden om binnen 24 uur, althans binnen een re-delijke door de voorzieningenrechter te bepalen termijn, na betekening van dit vonnis, aan Arriva schriftelijk mee zal delen, zodanige gegevens betreffende het directe en indirecte personeel dat in-gevolge de Aanbesteding zal overgaan op Arriva indien zij de concessies verkrijgt, vergezeld van een verklaring van een onafhankelijk deskundige, dat aan de wettelijke verplichtingen uit de Wp 2000 is voldaan, met dien verstande dat
? de opgave van direct personeel is gebaseerd op de daadwerkelijke bezetting ten behoeve van de vervoersdiensten waarop de aan te besteden concessies betrekking hebben, en niet op een normbezetting;
? medewerkers die op 16 februari 2004 in dienst waren van Techno Service Nederland B.V., niet als indirect personeel worden aangemerkt;
? indirect personeel wordt berekend conform het bepaalde in artikel 37, lid 2, Wp 2000, althans op basis van de daadwerkelijke overheidsbijdrage over 2003, in plaats van de jaarseindever-wachting 2003 van de overheidsbijdrage;
? gemotiveerd wordt waarom de verhouding tussen indirect en direct personeel met betrekking tot het concessiegebied afwijkt van het landelijk gemiddelde van Connexxion;
Op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 100.000,-- per dag voor iedere dag dat gedaag-den nalatig blijven integraal aan de veroordeling te voldoen, met een maximum van € 5.000.000,--.
2. zal bepalen dat de inschrijvingstermijn van de door de Provincie en de Gemeente verzorgde Euro-pese aanbesteding "Openbaar vervoer Veluwe", met kenmerk 2003/S236-210622 wordt verlengd met een periode van tien dagen, althans met een door de voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen termijn, nadat de Provincie de van Connexxion ontvangen gegevens betreffende het directe en indirecte personeel dat ingevolge de aanbesteding zal overgaan, vergezeld van de verklaring van de onafhankelijke deskundige ex artikel 39 Wet Personenvervoer, en welke in overeenstemming zijn met het bepaalde in het door de voorzieningenrechter te wijzen vonnis, op de voorgeschreven wijze openbaar hebben gemaakt;
althans
de Provincie zal verbieden de aanbesteding "Openbaar vervoer Veluwe", met kenmerk 2003/S236-210622 voort te zetten en/of te gunnen, tot en met tien dagen, althans tot een door de voorzienin-genrechter in goede justitie te bepalen termijn, nadat de Provincie de van Connexxion ontvangen gegevens betreffende het direct en indirect personeel dat ingevolge de aanbesteding zal overgaan vergezeld van de verklaring van de onafhankelijke deskundige ex artikel 39 Wet Personenvervoer, en welke in overeenstemming zijn met het bepaalde in het door de voorzieningenrechter te wijzen vonnis, op de voorgeschreven wijze openbaar heeft gemaakt;
op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500.000,-- per dag voor iedere dag dat gedaag-den, althans een der gedaagden nalatig blijven (blijft) integraal aan de veroordeling te voldoen, met een maximum van € 5.000.000,--,
3. althans een zodanige voorziening te treffen als de voorzieningenrechter in goede justitie meent te behoren,
4. met hoofdelijke veroordeling van gedaagden in de kosten van deze procedure.
3.2 Stellende daarbij een spoedeisend belang te hebben legt Arriva aan deze vordering ten grondslag dat de Provincie en Connexxion onrechtmatig jegens haar handelen. Zij voert daartoe, kort samengevat, het volgende aan.
3.3 De hiervoor onder 2.?e. genoemde personeelsopgave is niet in overeenstemming met de Wp 2000 en/of de eveneens toepasselijke EG-richtlijn 92/50 betreffende de coördinatie van de procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten voor dienstverlening (Richtlijn Diensten). Met het opnemen van de-ze onjuiste personeelsopgave in het Programma van Eisen handelt de Provincie onrechtmatig. Arriva dreigt als gevolg daarvan schade te lijden omdat zij op basis van deze opgave een minder concurreren-de inschrijving kan doen dan bij een juiste opgave het geval zou zijn. Voorts handelt Connexxion on-rechtmatig door een onjuiste personeelsopgave te doen, althans te weigeren om de Provincie juiste in-formatie te verstrekken. Arriva en andere inschrijvers worden hierdoor benadeeld, omdat zij niet in staat worden gesteld om op gelijke voorwaarden als Connexxion een inschrijving te doen. Van een voor eerlijke concurrentieverhoudingen noodzakelijk 'level playing field' is aldus geen sprake.
4. Het verweer en de slotsom daarvan
De Provincie en Connexxion hebben ieder afzonderlijk tegen de vordering gemotiveerd verweer ge-voerd en geconcludeerd tot afwijzing daarvan met veroordeling van Arriva in de kosten van het ge-ding. Op dit verweer zal, voorzover van belang, bij de beoordeling van het geschil nader worden inge-gaan.
5. De gronden van de beslissing
5.1 Het geschil komt in de kern neer op de vraag of de door Connexxion verstrekte verklaring ex artikel 39 lid 1 Wp 2000 een getrouwe en overeenkomstig de wettelijke maatstaven opgestelde opgave is van het personeel dat bij een overgang van de concessies ingevolge de artikelen 37 en 38 van de Wp 2000 mee overgaat naar de nieuwe concessiehouder.
5.2 Bij de beantwoording van deze vraag is van belang dat artikel 39 lid 2 van de Wp 2000 bepaalt dat een personeelsopgave vergezeld moet gaan van een verklaring van één of meer onafhankelijke deskundi-gen dat de opgave is opgesteld overeenkomstig het eerste lid van dit artikel. Daarmee heeft de wetge-ver beoogd de juistheid van de opgave te waarborgen, zonder dat de concessiehouder zijn bedrijfsin-formatie voor rechtstreekse concurrenten moest openstellen. Waar de wet aldus door middel van een deskundigenverklaring in een controle-mechanisme terzake de inhoudelijke juistheid van de opgave voorziet en deze verklaring voorts mede is gebaseerd op inzage en onderzoek van bedrijfsinformatie van de zittende concessiehouder, kan de rol van de voorzieningenrechter in kort geding slechts een be-perkte zijn, in die zin dat voor het treffen van een voorziening als in dit kort geding gevraagd slechts plaats is wanneer op basis van de beschikbare gegevens reeds op voorhand moet worden geconstateerd dat de personeelsopgave niet voldoet aan de eisen die de wet, in het bijzonder de Wp 2000, aan een dergelijke verklaring stelt.
5.3 In dat verband moet reeds thans worden verworpen de kennelijk bij Arriva levende gedachte dat de opgave niet alleen voor de deskundigen, maar ook voor de mogelijke inschrijvers, en dus de concur-renten van de zittende concessiehouder, in alle opzichten onderbouwd en controleerbaar moet zijn. Het daartoe strekkende - mede op rechtspraak van het Hof van Justitie van de EG gebaseerde - betoog van Arriva miskent dat het in dit geval niet zozeer gaat om de vraag of de aanbesteder tot het verstrekken van nadere informatie is gehouden, maar veeleer om de vraag of een zodanige verplichting voor de zit-tende concessiehouder geldt. Het gevaar dat deze concessiehouder daarmee in zijn belangen zou wor-den geschaad omdat zijn bedrijfsinformatie voor directe concurrenten zou moeten worden opengelegd, heeft de wetgever ondervangen met de deskundigencontrole ex artikel 39 lid 2 van de Wp 2000. Met deze regeling is een evenwicht gecreëerd tussen enerzijds de belangen van de zittende concessiehouder en anderzijds de belangen van andere inschrijvers. Ook anderszins moet het uitgangspunt zijn dat de afweging van de betrokken belangen, waaronder die welke voortvloeien uit de in het aanbestedings-recht onderscheiden beginselen, in haar algemeenheid reeds heeft plaatsgevonden bij het opstellen van het wettelijke kader dat de Wp 2000 voor aanbestedingen als de onderhavige heeft gecreëerd. Dit een en ander leidt tot de conclusie dat de grenzen waarbinnen de toewijsbaarheid van de gevraagde voor-zieningen moet worden beoordeeld, niet te ruim mogen worden getrokken.
5.4 Het hiervoor geschetste beoordelingskader in aanmerking genomen wordt ten aanzien van de door Arriva op de personeelsopgave geuite kritiek, als volgt overwogen.
Genormeerd aantal fte's direct personeel?
5.5 Het eerste kritiekpunt betreft de vermelding van personen die direct werkzaam zijn ten behoeve van het verrichten van openbaar vervoer waarvoor de concessies werden verleend (direct personeel). Arri-va heeft gesteld dat Connexxion in haar opgave een genormeerde berekening van het aantal 'full time eenheden' (fte's) direct personeel heeft opgenomen, terwijl zij ingevolge de artikelen 39 lid 1 juncto 37 lid 1 sub a van de Wp 2000 verplicht was het aantal feitelijk werkzame personen te vermelden. Hiertoe heeft Arriva betoogd dat uit de personeelsopgave blijkt dat het aantal directe fte's is bepaald aan de hand van het aantal uren dat nodig is voor het uitvoeren van de huidige dienstregeling (dienstrege-lingsuren, 'DRU's') en dit aantal uren vervolgens heeft gedeeld door de gemiddelde productiviteit van het directe personeel.
5.6 Ter terechtzitting is van de zijde van Connexxion aangegeven dat de opgave van het directe personeel niet slechts is gebaseerd op de door Arriva gewraakte 'genormeerde' benadering, maar ook op een tel-ling van het aantal feitelijk met de uitvoering van deze concessie belaste werknemers. Nu die stelling niet (voldoende gemotiveerd) is weersproken, en ook overigens geen feiten zijn gesteld of gebleken die tot de conclusie kunnen leiden dat de opgave van het directe personeel niet spoort met de werke-lijkheid, moeten de in dit verband door Arriva naar voren gebrachte bezwaren op voorhand worden verworpen. De enkele stelling dat een andere inschrijver - met behulp van dezelfde berekeningsmetho-de - tot een lagere genormeerde bezetting zou zijn gekomen, leidt niet tot een ander oordeel. Voor zo-ver Arriva betoogt dat het opgegeven aantal voor haar niet te controleren valt, stuit dit bezwaar af op hetgeen hiervoor is opgemerkt over het in deze te hanteren beoordelingskader.
Geen inzicht in aantal fte's eind 2004
5.7 Vervolgens heeft Arriva betoogd dat uit het stelsel van de wet voortvloeit dat in de personeelsopgave moet worden vermeld hoeveel (directe) personeelsleden uiteindelijk met de concessie op een nieuwe concessiehouder zullen overgaan, althans dat in de opgave een maximum en een minimum moet wor-den aangegeven.
5.8 Daarmee stelt Arriva hogere eisen aan de personeelsopgave dan in de gegeven omstandigheden mogelijk is. Met name heeft Arriva niet weersproken dat, vanwege de noodzaak tot ingrijpende bezui-nigingen, de onzekerheden ten aanzien van de toekomstige omvang van het personeelsbestand groot zijn. De personeelsopgave benoemt deze onzekerheden en spreekt wel degelijk een verwachting uit ten aanzien van de omvang van het personeel per 12 december 2004. Ter terechtzitting is door de Provin-cie aangegeven dat nog niet is besloten hoe de ophanden zijnde bezuinigingen zullen worden ingevuld, zodat ook op die grond niet van Connexxion verwacht kan worden dat zij concreter aangeeft wat het exacte effect van deze bezuinigingen op de omvang van haar personeelsbestand zal zijn. De verdere wensen die Arriva in dit verband naar voren heeft gebracht (vermelding van het aantal uitzendkrachten en de duur van de tijdelijke arbeidscontracten), kunnen evenmin tot de conclusie leiden dat de perso-neelsopgave niet aan de daaraan te stellen eisen voldoet. Enerzijds bevat de opgave informatie over de omvang van de 'bijhuur' die Connexxion inzet ten behoeve van de concessies, anderzijds zijn deze aanvullende wensen niet gebaseerd op vereisten die de wet stelt.
TSN-medewerkers onder het indirecte personeel
5.9 In de visie van Arriva mogen in de personeelsopgave uitsluitend indirecte personeelsleden worden opgenomen die zich direct en uitsluitend met het daadwerkelijk verzorgen van openbaar vervoer be-zighouden. Aangezien het in de opgave betrokken technische personeel werkzaam is bij Techno Servi-ce Nederland B.V. (TSN), een zusterbedrijf van concessiehouder Connexxion, en TSN slechts in min-derheid 'eigen' voertuigen in onderhoud heeft (en overigens ook commercieel voor andere opdrachtge-vers dan Connexxion actief is), voldoet het TSN-personeel niet aan deze maatstaf, en mag het dus niet in de personeelsopgave worden betrokken, aldus Arriva.
5.10 Uitgangspunt van de wet, in artikel 37 lid 2 van de Wp 2000, is dat het voor overgang naar de nieuwe concessiehouder in aanmerking komende indirecte personeel wordt bepaald aan de hand van de relatie tussen de totale omzet van de concessiehouder en de omzet die met de bewuste concessie wordt gerea-liseerd. Aldus creëert de wet een fictief aantal werknemers dat geacht wordt zich (indirect) met de uit-voering van de concessie bezig te houden, en dat dus overgaat naar een eventuele nieuwe concessie-houder. Voorts is tussen partijen in confesso dat bij het toepassen van die maatstaf niet slechts gekeken dient te worden naar het personeel van de concessiehoudende vennootschap zelf, maar dat onder om-standigheden ook ander indirect personeel in aanmerking moet worden genomen, indien het zich bin-nen het concernverband van de concessiehouder bezighoudt met werkzaamheden ten behoeve van de concessie.
5.11 De voorliggende personeelsopgave is voorshands niet in strijd met deze uitgangspunten. Noch het feit dat TSN geen dochter is van Connexxion maar een zustervennootschap, noch het feit dat TSN niet al-leen met het onderhoud van Connexxion-voertuigen, maar ook met dat van voertuigen van andere op-drachtgevers is belast, staat eraan in de weg dat bij het bepalen van het aantal voor overgang in aan-merking komende personeelsleden rekening wordt gehouden met het TSN-personeel. Waar het om gaat is dat dit personeel in dienstverband werkzaam is binnen het concernverband met de concessie-houder, alsmede dat dit personeel (ook) wordt ingezet ten behoeve van het onderhoud van de voertui-gen die bij het uitvoeren van de concessie worden gebruikt. In de personeelsopgave kan dergelijk per-soneel worden betrokken, zolang bij het bepalen van het aantal voor overgang in aanmerking komende personeelsleden maar wordt uitgegaan van de relatie tussen enerzijds de totale omzet van de conces-siehouder (in concernverband) en anderzijds de omzet die met de uitvoering van de betreffende con-cessie wordt gerealiseerd. In het onderhavige geval betekent het voorgaande - gezien de hierna te be-spreken maatstaf aan de hand van overheidsbijdragen in plaats van omzet - dat van TSN slechts het binnen haar concern gerealiseerde OV-deel van haar omzet in de berekening van de totale omzet van Connexxion mag worden betrokken. Aangezien van de zijde van Connexxion is aangegeven dat de personeelsopgave inderdaad op een dergelijk uitgangspunt is gebaseerd, moet op voorhand worden ge-concludeerd dat Arriva de voorliggende opgave op dit punt vergeefs bestrijdt.
De verhouding direct en indirect personeel
5.12 Een volgend kritiekpunt van Arriva is dat de personeelsopgave onjuist (of onvolledig) is, nu het indirecte personeel daarin 19% van het totaal bedraagt, terwijl Connexxion in haar halfjaarcijfers 2003 aangeeft dat per 30 juni 2003 dit percentage binnen haar bedrijf 12,5% bedraagt.
5.13 Ook deze kritiek moet op voorhand worden verworpen, enerzijds omdat ter terechtzitting is aangege-ven dat en hoe de omschrijvingen van het begrip 'indirect' bij de berekeningen die tot deze cijfers heb-ben geleidt onderling verschillen, en anderzijds omdat het stelsel van de wet er altijd toe kan leiden dat het aantal directe en indirecte werknemers langs verschillende wegen wordt bepaald, zodat het onder-ling relateren van die aantallen niet tot een rekenkundig zinvolle verhouding leidt. Ook in dit verband moet worden opgemerkt dat het controleren van de opgave niet aan Arriva, maar aan de daartoe aan-gewezen deskundige is.
Onvoldoende gegevens over indirect personeel
5.14 Arriva heeft verder betoogd dat uit de personeelsopgave ten onrechte niet blijkt waar de daarin ten aanzien van de indirecte werknemers opgegeven gemiddelden op zijn gebaseerd en hoe het opgegeven aantal indirecte personeelsleden is samengesteld. Ter terechtzitting heeft Arriva tevens aangegeven dat zij informatie wenst over het aantal TSN-personeelsleden en hun loonkosten.
5.15 Ook de in dit kader door Arriva geuite wensen voeren voorshands verder dan waar zij ingevolge de wet aanspraak op kan maken. Gegeven het wettelijk stelsel - dat er in ieder geval met betrekking tot het indirecte personeel vanuit gaat dat de personeelsopgave niet op individuele werknemers herleid-baar is - kan van de zittende concessiehouder niet worden verwacht dat hij in dit stadium van de aan-besteding tot een nadere invulling van de uiteindelijk voor overgang in aanmerking komende perso-neelsleden in staat is.
Berekening aan de hand van overheidsbijdrage 2003
5.16 Met betrekking tot de berekeningswijze van het indirecte personeel heeft Arriva twee bezwaren naar voren gebracht. In de eerste plaats zou Connexxion ten onrechte zijn uitgegaan van de overheidsbij-drage in plaats van de totale omzet. Daarnaast zou Connexxion ten onrechte uitgaan van een verwachte bijdrage over 2003, waar inmiddels een exacte opgave mogelijk moet zijn.
5.17 Ten aanzien van de overheidsbijdrage als maatstaf voor omzet moet, mede op basis van de geprodu-ceerde bescheiden, vooralsnog worden aangenomen dat deze - sinds de uitspraak van de Leeuwardse president in kort geding d.d. 30 maart 2001 - een in de praktijk van aanbestedingen in het openbaar vervoer alom geaccepteerde maatstaf is voor het bepalen van de omzet zoals die in de door artikel 37 lid 2 van de Wp 2000 voorgeschreven berekening moet worden betrokken. Daarop stuit het eerste be-zwaar van Arriva op voorhand af.
5.18 Ook het tweede bezwaar kan Arriva vooralsnog niet baten, nu ter terechtzitting door Connexxion gemotiveerd is aangegeven waarom de gehanteerde cijfers wel de beste maatstaf bieden, hoewel zij nog niet geheel vaststaan. Nu daarbij is aangegeven dat de gehanteerde bedragen voor 98% wel defini-tief zijn, moet bovendien het beeld dat in de opgave is geschetst ook voor Arriva voldoende aankno-pingspunten bieden om een verantwoorde inschrijving te kunnen doen.
Slotsom
5.19 Uit het voorgaande volgt dat de bezwaren die Arriva tegen de personeelsopgave heeft aangevoerd - ook indien deze worden gewogen in hun onderlinge verband en in samenhang met hetgeen Arriva ove-rigens heeft aangevoerd - de ingestelde vorderingen voorshands niet kunnen dragen. Bij afweging van de in het geding zijnde belangen moeten de door Arriva gevraagde voorzieningen dan ook worden ge-weigerd.
5.20 Arriva zal als de in het ongelijk te stellen partij tevens in de kosten van dit kort geding worden veroordeeld.
6. De beslissing
De voorzieningenrechter:
6.1 Weigert de gevraagde voorzieningen.
6.2 Veroordeelt Arriva in de kosten van dit geding, tot op de uitspraak van dit vonnis aan de zijde van de Provincie begroot op € 120,50 aan verschotten en € 703,-- aan salaris voor de procureur, en aan de zij-de van Connexxion begroot op € 120,50 aan verschotten en € 703,-- aan salaris voor de procureur.
6.3 Verklaart dit vonnis voor wat betreft het onder 6.2 bepaalde uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. V. van den Brink, voorzieningenrechter van deze rechtbank, en in het openbaar uitgesproken ter terechtzitting van 9 maart 2004, in tegenwoordigheid van mr. C.T.C. Wel-ters als griffier.