ECLI:NL:RBHAA:2010:BO7887

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
15 december 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 10/5622
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • C.E. Heyning-Huydecoper
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening inzake strijdig gebruik en bouw zonder vergunning

In deze zaak heeft de verzoeker, vertegenwoordigd door mr. J.W. Ebbink, de voorzieningenrechter van de Rechtbank Haarlem verzocht om een voorlopige voorziening te treffen tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Haarlemmermeer. Dit besluit, dat op 29 september 2010 is verzonden, verplichtte de verzoeker om het met het bestemmingsplan strijdige gebruik van een kantoorruimte als woning te beëindigen en om afwijkingen van de bouwvergunning te herstellen. De verzoeker heeft aangevoerd dat er spoedeisende belangen zijn die een schorsing van het besluit rechtvaardigen, totdat er onherroepelijk over zijn bezwaar of beroep is beslist.

De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen uiteengezet dat op basis van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een voorlopige voorziening kan worden getroffen indien onverwijlde spoed dat vereist. De rechter heeft de belangen van de verzoeker afgewogen tegen het belang van de onmiddellijke uitvoering van het besluit. De beoordeling van het verzoek is voorlopig van aard en niet bindend voor de hoofdzaak.

De rechter heeft vastgesteld dat de verzoeker de huur van het perceel per 31 december 2010 heeft opgezegd, waardoor het met het bestemmingsplan strijdige gebruik per die datum zal zijn beëindigd. Dit heeft geleid tot de conclusie dat er geen noodzaak meer is voor het treffen van een voorlopige voorziening, aangezien de verzoeker al aan de eisen van het besluit zal voldoen. De voorzieningenrechter heeft daarom het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. De uitspraak is openbaar gedaan op 15 december 2010, en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector bestuursrecht
zaaknummer: AWB 10 - 5622
uitspraak van de voorzieningenrechter van 15 december 2010
in de zaak van:
[verzoeker],
Wonende te [woonplaats],
verzoeker,
gemachtigde: mr. J.W. Ebbink, advocaat te Haarlem,
tegen:
het college van burgemeester en wethouders van Haarlemmermeer,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 13 september 2010, verzonden op 29 september 2010, heeft verweerder verzoeker gelast:
1. het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, zijnde het gebruik van een kantoorruimte op het perceel [adres] (hierna: het perceel) als woning, binnen 6 weken na de verzenddatum van deze brief te beëindigen en beëindigd te houden.
2. de afwijkingen van de bouwvergunning binnen 6 weken na de verzenddatum van deze brief te herstellen en het pand terug te brengen naar de vergunde staat (bouwvergunning 2001-940).
Indien aan de gegeven last niet, niet volledig of niet tijdig wordt voldaan, verbeurt verzoeker met ingang van de dag na ommekomst van de hiervoor gegeven termijn, een dwangsom van € 25.000,-, met dien verstand dat dit bedrag wordt gesplitst in een dwangsom van € 17.500,- (zegge: zeventienduizend vijfhonderd euro) ter zake van de beeindiging van de illegale bewoning en een bedrag van € 7.500,- (zegge: zevenduizend vijfhonderd euro) ten aanzien van de bouwkundige aanpassingen.
Tegen dit besluit heeft verzoeker bij brief van 25 oktober 2010 bezwaar gemaakt. Daarbij is tevens verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Het verzoek is behandeld ter zitting van 2 december 2010, alwaar [verzoeker] in persoon is verschenen, bijgestaan door gemachtigde voornoemd. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door T. Leroi, werkzaam bij de gemeente Haarlemmermeer.
2. Overwegingen
2.1 Verzoeker heeft de rechtbank verzocht om bovengenoemde beslissing van verweerder van 29 september 2010 op te schorten of te schorsen totdat onherroepelijk over het bezwaar of beroep van verzoeker is beslist.
2.2 Ingevolge artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen, indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. Daarbij gaat het om een afweging van belangen van de verzoekende partij bij een onverwijlde voorziening tegen het belang dat is gemoeid met onmiddellijke uitvoering van het besluit. Voor zover deze toetsing een beoordeling van de hoofdzaak meebrengt, is dat oordeel voorlopig van aard.
2.3 De beoordeling van het verzoek draagt een voorlopig karakter en is niet bindend in de hoofdzaak.
2.4 Ingevolge artikel 125, derde lid, van de Gemeentewet is de burgemeester bevoegd tot toepassing van bestuursdwang, indien de toepassing van bestuursdwang dient tot handhaving van regels welke hij uitvoert.
2.5 Ingevolge artikel 5:21 van de Awb wordt onder bestuursdwang verstaan: het door feitelijk handelen door of vanwege een bestuursorgaan optreden tegen hetgeen in strijd met bij of krachtens enig wettelijk voorschrift gestelde verplichtingen is of wordt gedaan, gehouden of nagelaten. De bevoegdheid tot toepassing van bestuursdwang bestaat op grond van artikel 5:22 van de Awb slechts indien zij bij of krachtens de wet is toegekend. In artikel 5:32, eerste lid, van de Awb is bepaald dat een bestuursorgaan, dat bevoegd is bestuursdwang toe te passen, in plaats daarvan aan de overtreder een last onder dwangsom kan opleggen.
2.6 De dwangsomaanschrijving van verweerder is, zoals hierboven is aangegeven in twee delen gesplitst. De aanschrijving ziet allereerst op het beëindigen en beëindigd houden van het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, te weten het gebruik van de kantoorruimte op het perceel als woning. Daarnaast ziet de aanschrijving op het verwijderen en verwijderd houden van zonder bouwvergunning gerealiseerde bouwwerken, te weten een badkamer en doorzichtige ramen voorzien van hang- en sluitwerk, in een bedrijfsgebouw vergund als kantoorruimte.
2.7 Verweerder heeft ter zitting toegezegd bereid te zijn de begunstigingstermijn ten aanzien van het verwijderen van de zonder bouwvergunning gerealiseerde bouwwerken te verlengen tot er een beslissing is genomen op de door verzoeker ingediende aanvraag van 22 oktober 2010 voor een omgevingsvergunning ten aanzien van het perceel. Daarmee is ten aanzien van de zonder bouwvergunning gerealiseerde bouwwerken het belang van verzoeker komen te vervallen.
2.8 Voorts heeft verweerder de begunstigingstermijn (gelet op rov. 2.7 thans alleen nog geldend ten aanzien van het met het bestemmingsplan strijdige gebruik), genoemd in het besluit van 29 september 2010, bij brief van 2 november 2010 verlengd tot vier weken na deze uitspraak. Deze begunstigingstermijn loopt derhalve tot vier weken na 15 december 2010, te weten 12 januari 2011. Ten aanzien van het gebruik van het perceel is ter zitting gebleken dat het huurcontract met de huidige bewoners van het perceel door verzoeker per 31 december 2010 is opgezegd. De huurders zullen het perceel dan ook verlaten, met als gevolg dat het met het bestemmingsplan strijdige gebruik van het perceel per 31 december 2010 zal zijn beëindigd. Opschorting of schorsing van de beslissing van verweerder van 29 september 2010, zoals gewijzigd bij brief van 2 november 2010, ten aanzien van het gebruik van het perceel is derhalve niet meer nodig.
2.9 Gelet op het voorgaande bestaat geen aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening. Het verzoek daartoe wordt derhalve afgewezen.
3. Beslissing
De voorzieningenrechter:
3.1 Wijst het verzoek voor het treffen van een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door C.E. Heyning-Huydecoper, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. S. Kubicz, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 15 december 2010.
afschrift verzonden op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.