2. Overwegingen
2.1 Verzoeker heeft de rechtbank verzocht om bovengenoemde beslissing van verweerder van 29 september 2010 op te schorten of te schorsen totdat onherroepelijk over het bezwaar of beroep van verzoeker is beslist.
2.2 Ingevolge artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen, indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. Daarbij gaat het om een afweging van belangen van de verzoekende partij bij een onverwijlde voorziening tegen het belang dat is gemoeid met onmiddellijke uitvoering van het besluit. Voor zover deze toetsing een beoordeling van de hoofdzaak meebrengt, is dat oordeel voorlopig van aard.
2.3 De beoordeling van het verzoek draagt een voorlopig karakter en is niet bindend in de hoofdzaak.
2.4 Ingevolge artikel 125, derde lid, van de Gemeentewet is de burgemeester bevoegd tot toepassing van bestuursdwang, indien de toepassing van bestuursdwang dient tot handhaving van regels welke hij uitvoert.
2.5 Ingevolge artikel 5:21 van de Awb wordt onder bestuursdwang verstaan: het door feitelijk handelen door of vanwege een bestuursorgaan optreden tegen hetgeen in strijd met bij of krachtens enig wettelijk voorschrift gestelde verplichtingen is of wordt gedaan, gehouden of nagelaten. De bevoegdheid tot toepassing van bestuursdwang bestaat op grond van artikel 5:22 van de Awb slechts indien zij bij of krachtens de wet is toegekend. In artikel 5:32, eerste lid, van de Awb is bepaald dat een bestuursorgaan, dat bevoegd is bestuursdwang toe te passen, in plaats daarvan aan de overtreder een last onder dwangsom kan opleggen.
2.6 De dwangsomaanschrijving van verweerder is, zoals hierboven is aangegeven in twee delen gesplitst. De aanschrijving ziet allereerst op het beëindigen en beëindigd houden van het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, te weten het gebruik van de kantoorruimte op het perceel als woning. Daarnaast ziet de aanschrijving op het verwijderen en verwijderd houden van zonder bouwvergunning gerealiseerde bouwwerken, te weten een badkamer en doorzichtige ramen voorzien van hang- en sluitwerk, in een bedrijfsgebouw vergund als kantoorruimte.
2.7 Verweerder heeft ter zitting toegezegd bereid te zijn de begunstigingstermijn ten aanzien van het verwijderen van de zonder bouwvergunning gerealiseerde bouwwerken te verlengen tot er een beslissing is genomen op de door verzoeker ingediende aanvraag van 22 oktober 2010 voor een omgevingsvergunning ten aanzien van het perceel. Daarmee is ten aanzien van de zonder bouwvergunning gerealiseerde bouwwerken het belang van verzoeker komen te vervallen.
2.8 Voorts heeft verweerder de begunstigingstermijn (gelet op rov. 2.7 thans alleen nog geldend ten aanzien van het met het bestemmingsplan strijdige gebruik), genoemd in het besluit van 29 september 2010, bij brief van 2 november 2010 verlengd tot vier weken na deze uitspraak. Deze begunstigingstermijn loopt derhalve tot vier weken na 15 december 2010, te weten 12 januari 2011. Ten aanzien van het gebruik van het perceel is ter zitting gebleken dat het huurcontract met de huidige bewoners van het perceel door verzoeker per 31 december 2010 is opgezegd. De huurders zullen het perceel dan ook verlaten, met als gevolg dat het met het bestemmingsplan strijdige gebruik van het perceel per 31 december 2010 zal zijn beëindigd. Opschorting of schorsing van de beslissing van verweerder van 29 september 2010, zoals gewijzigd bij brief van 2 november 2010, ten aanzien van het gebruik van het perceel is derhalve niet meer nodig.
2.9 Gelet op het voorgaande bestaat geen aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening. Het verzoek daartoe wordt derhalve afgewezen.
3. Beslissing
De voorzieningenrechter:
3.1 Wijst het verzoek voor het treffen van een voorlopige voorziening af.