RECHTBANK HAARLEM
Sector Strafrecht
Parketnummer: 15/700227-10
Uitspraakdatum: 15 december 2010
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 1 december 2010 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] (Suriname),
wonende te [adres],
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Haarlem te Haarlem.
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 31 maart 2010 te Haarlem tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer A] heeft gedwongen tot de afgifte van
- een motor van het merk Yamaha type R1 kleur zwart en/of
- papieren en/of sleutels van die motor en/of
- een mobiele telefoon en/of
- een geldbedrag van 30,- euro en/of
- sleutels van een autobox,
in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer A], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s)
- een vuurwapen op die [slachtoffer A] heeft/hebben gericht en/of
- die [slachtoffer A] met kracht tweemaal, althans eenmaal, op het (achter) hoofd, althans tegen het lichaam heeft/hebben geslagen en/of
- die [slachtoffer A] de (volle) patronenhouder heeft/hebben getoond en/of
- die [slachtoffer A] de woorden heeft/hebben toegevoegd: "Je moet je mond houden anders zal ik je neerschieten" en/of "Ik weet waar je woont. Anders doe ik jouw twee kinderen wat aan", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- die [slachtoffer A] heeft/hebben gefouilleerd terwijl verdachte en/of zijn mededader voornoemd vuurwapen op (het hoofd van) die [slachtoffer A] richtte en/of
- die [slachtoffer A] heeft/hebben opgesloten in een boxruimte,
hij op of omstreeks 31 maart 2010 te Haarlem tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
- een motor van het merk Yamaha type R1 kleur zwart en/of
- papieren en/of sleutels van die motor en/of
- een mobiele telefoon en/of
- een geldbedrag van 30,- euro en/of
- sleutels van een autobox,
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer A], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn/haar mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer A], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn/haar mededader(s)
hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededader(s)
- een vuurwapen op die [slachtoffer A] heeft/hebben gericht en/of
- die [slachtoffer A] met kracht tweemaal, althans eenmaal, op het (achter) hoofd, althans tegen het lichaam heeft/hebben geslagen en/of
- die [slachtoffer A] de (volle) patronenhouder heeft/hebben getoond en/of
- die [slachtoffer A] de woorden heeft/ hebben toegevoegd: "Je moet je mond houden anders zal ik je neerschieten" en/of "Ik weet waar je woont. Anders doe ik jouw twee kinderen wat aan", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- die [slachtoffer A] heeft/hebben gefouilleerd terwijl verdachte en/of zijn mededader voornoemd vuurwapen op (het hoofd van) die [slachtoffer A] richtte en/of
- die [slachtoffer A] heeft/hebben opgesloten in een boxruimte;
hij in of omstreeks de periode van 31 maart 2010 tot en met 1 april 2010 te Haarlem en/of te Amsterdam en/of te Rotterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een motor (merk Yamaha, kenteken [kenteken]) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die motor wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen
goed(eren) betrof.
hij op of omstreeks 01 april 2010 te Leiderdorp, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen 8,51 liter, althans een hoeveelheid benzine, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan tankstation [naam tankstation] en/of [slachtoffer B], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);
hij op of omstreeks 01 april 2010 te Leiderdorp, althans in Nderland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk 8,51 liter benzine, in elk geval een hoeveelheid benzine, geheel of ten dele toebehorende aan tankstation [naam tankstation], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke benzine verdachte en/of zijn mededader(s) bij een voor zelfbediening ingerichte benzinepompinstallatie, gelegen aan aan de [c-straat], had(den) getankt, onder gehoudenheid die benzine te betalen en welke benzine verdachte en/of zijn mededader(s) aldus anders dan door misdrijf onder zich had(den), wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1 primair (afpersing (sleutels van de autobox) en diefstal met geweld (overige goederen)) en 2 primair ten laste gelegde feiten en gevorderd dat verdachte ter zake daarvan zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van dertig (30) maanden, waarvan tien (10) maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De officier van justitie heeft gevorderd aan het voorwaardelijk strafdeel de bijzondere voorwaarde te verbinden dat verdachte zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen hem te geven door of namens de Reclassering Nederland, Adviesunit Haarlem, ook indien zulks inhoudt het volgen van een COVA (Cognitieve Vaardigheden)-training en het nakomen van een meldingsgebod.
Voorts heeft de officier van justitie gevorderd om de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer A] geheel toe te wijzen en hierbij de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
4.1. Redengevende feiten en omstandigheden[1]
Ten aanzien van de onder 1 primair ten laste gelegde feiten:
Op 31 maart 2010 kregen verbalisanten de opdracht om te gaan naar de [a-straat] te Haarlem. Aldaar zou een man zijn beroofd van zijn motorfiets nadat hij onder bedreiging met een vuurwapen gedwongen werd tot de afgifte daarvan. Ter plaatse aangekomen, gaf het slachtoffer op te zijn genaamd: [slachtoffer A].[2] [slachtoffer A] heeft in zijn aangifte verklaard dat hij ongeveer drie weken eerder op Marktplaats.nl een advertentie heeft gezet, omdat hij zijn motor wilde verkopen. Het betrof een zwarte Yamaha motor, type R1, met het kenteken [kenteken]. Op deze advertentie werd gereageerd door twee mannen, een Marokkaanse man (NN1) en een negroïde man (NN2), die op 29 maart 2010 bij [slachtoffer A] zijn langsgekomen om de motor te bekijken.
Aanvankelijk werd afgesproken dat zij op 30 maart 2010 zouden terugkomen om de motor op te halen, maar die afspraak is telefonisch verzet naar 31 maart 2010. Van de twee mannen die vervolgens op 31 maart 2010 bij aangever kwamen om de motor op te halen, herkende aangever NN1 als één van de mannen die ook al op 29 maart 2010 aanwezig was geweest. NN1 was op 31 maart 2010 in het gezelschap van een andere persoon (NN3).
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij op 31 maart 2010 samen met zijn mede-verdachte [medeverdachte] naar de aangever is gegaan. Verdachte heeft voorts verklaard dat in de verklaring van de aangever hij NN3 is en [medeverdachte] NN1.[3] De rechtbank zal in het vervolg van haar weergave van de redengevende feiten en omstandigheden hiervan uitgaan.
Toen [medeverdachte] en verdachte op 31 maart 2010 langskwamen, had aangever alle papieren en de sleutels van de motor bij zich. Vervolgens liep aangever met de twee jongens naar de [a-straat], alwaar de motor was gestald in een autobox. Aangever reed de motor naar buiten. Omdat [medeverdachte] en verdachte aangaven dat zij het buiten te koud vonden, gingen ze de autobox binnen om over de betalingswijze te spreken. [medeverdachte] richtte vervolgens een wapen op aangever en gaf aangever met de kolf van het pistool twee klappen op zijn achterhoofd, als gevolg waarvan aangever een bult op zijn achterhoofd kreeg. [medeverdachte] haalde de patroonhouder uit het pistool en liet aangever zien dat het een echt wapen was. Aangever zag dat de houder vol was met patronen. Vervolgens deed verdachte de deur dicht. [medeverdachte] dreigde dat aangever zijn mond moest houden en dat hij hem anders zou neerschieten. Aangever was bang en vreesde voor zijn leven. [medeverdachte] zei dat hij stil moest zijn en dat hij wist waar aangever woonde. Hij zou anders de twee kinderen van aangever iets aandoen. Verdachte ging aangever onderzoeken aan zijn kleding en haalde uit diens jaszak de papieren en de sleutels van de motor. Ondertussen hield [medeverdachte] nog steeds het vuurwapen op aangevers hoofd. Verdachte haalde uit aangevers jaszak de mobiele telefoon van diens werk. Verdachte stopte de telefoon in zijn zak. Daarnaast pakte verdachte de portemonnee van aangever uit diens zak en haalde hij het contante geld eruit, te weten een bedrag van € 30,-. Vervolgens vroeg verdachte om de sleutels van de autobox. Aangever gaf de sleutels hiervan af en werd in de autobox opgesloten. Hij hoorde dat buiten de motor werd gestart. Aangever wist met hulp van anderen uit de autobox te komen. Zowel zijn motor als de twee verdachten waren toen verdwenen.[4]
Uit de aanvullende verklaring van aangever komt nog naar voren dat [medeverdachte] terwijl hij het wapen op aangever richtte, vroeg of aangever het licht kon aandoen. Hierop zei aangever dat het licht kapot was. Daarna kwam verdachte met zijn mobiele telefoon en hield deze ter hoogte van aangevers gezicht. Verdachte hield de telefoon vast met zijn linkerhand en met zijn rechterhand doorzocht hij de zakken van aangever. De mannen hebben onder meer de volgende goederen meegenomen: de motor, de (reserve)sleutels van de motor, de certificaten van het alarmsysteem en het onderhoudsboekje van de motor, de sleutels van de autobox, twee helmen en de mobiele telefoon van het werk van aangever (een zilveren Nokia).[5]
Op 1 april 2010 zagen verbalisanten tijdens een surveillance op de [b-straat] te Amsterdam een zwarte motor staan. Na bevraging bleek het te gaan om een Yamaha motor, type R1, met het kenteken [kenteken], die als gestolen stond gesignaleerd. Bij de motor zagen de verbalisanten een persoon staan met een zwarte helm op. Deze persoon bleek te zijn genaamd: [naam verdachte]. Direct daarop kwam een andere persoon aan lopen, die bleek te zijn genaamd: [naam medeverdachte]. Desgevraagd verklaarde [medeverdachte] dat de motor van hen beiden was. Verbalisanten zagen dat verdachte uit zijn jaszak de kentekenpapieren van de motor tevoorschijn haalde en deze aan hen overhandigde. Tevens zagen zij dat [medeverdachte] uit zijn broekzak de contactsleutels van de motor haalde en deze aan hen overhandigde. Hierop werden verdachte en [medeverdachte] aangehouden.[6] Uit de fouillering van verdachte werden onder meer de volgende voorwerpen in beslag genomen: twee sleutels van een Yamaha motorfiets, type R1.[7]
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij op 31 maart 2010 samen met [medeverdachte] naar de aangever is gegaan en dat zij vervolgens met de aangever naar diens autobox zijn gelopen, alwaar de motor stond. Daar aangekomen, zijn ze op een gegeven moment de box binnen-gegaan. [medeverdachte] trok toen een vuurwapen. Verdachte heeft [medeverdachte] horen zeggen dat het een echt wapen was. Daarop heeft verdachte de deur van de box dichtgedaan. Verdachte heeft [medeverdachte] tegen de aangever horen zeggen dat hij z’n kinderen iets zou aandoen. Verdachte heeft geld uit de portemonnee van de aangever gepakt. Verdachte heeft de aangever ook naar helmen gevraagd. Uiteindelijk hebben hij en [medeverdachte] de autobox verlaten, zijn zij op de motor gestapt en zijn zij weggereden. Er zijn volgens verdachte verschillende goederen van de aangever meegenomen, waaronder sleutels, papieren en een mobiele telefoon. Verdachte is door [medeverdachte] in Rotterdam afgezet. De volgende dag, 1 april 2010, heeft verdachte hem weer in Rotterdam opgehaald, op de motor. Dat was afgesproken. Het klopt dat hij, verdachte, deze dag sleutels en kentekenpapieren van de motor in zijn kleding had zitten.[8]
Verdachte heeft zich ter zitting tegen de beschuldiging van de officier van justitie verzet door aan te voeren dat toen [medeverdachte] een vuurwapen trok, hij niets anders kon dan blijven en bepaalde handelingen verrichten, zoals hij heeft verklaard. Verdachte was bang dat [medeverdachte] hem anders in zijn rug zou schieten. De raadsvrouw van verdachte heeft ter terechtzitting betoogd dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 1 primair ten laste gelegde, nu er onvoldoende bewijs is om tot het medeplegen te komen. Daartoe heeft de raadsvrouw aangevoerd dat niet is voldaan aan het vereiste van “dubbel opzet”. Verdachte en zijn medeverdachte [medeverdachte] zouden geen gezamenlijk plan hebben gehad aangever [slachtoffer A] van zijn motor te beroven. Uit het dossier blijkt dat [medeverdachte] eerder ook al bij [slachtoffer A] was geweest om de motor te bekijken en dat verdachte daar toen niet bij was. Verdachte wilde helemaal geen motor stelen en heeft geen opzet, ook niet in voorwaardelijke zin, gehad op het misdrijf. Verdachte wist niet wat hem overkwam toen [medeverdachte] het pistool te voorschijn haalde en durfde simpelweg niets anders te doen dan hetgeen [medeverdachte] hem opdroeg, aldus steeds de raadsvrouw.
De rechtbank acht de verklaring van verdachte niet geloofwaardig en volgt zijn raadsvrouw evenmin in haar betoog dat niet is voldaan aan het dubbel opzet-vereiste. Aangever verklaart duidelijk en gedetailleerd over hetgeen die dag is gebeurd en geeft daarbij geenszins aan dat er een verschil in rolverdeling tussen de overvallers was, anders dan dat de ene overvaller, NN1 ([medeverdachte]), het wapen op hem richtte, terwijl de andere overvaller, NN3 (verdachte), zijn kleding doorzocht op spullen. De rechtbank ziet geen reden te twijfelen aan de juistheid van deze verklaring, ook waar het betreft de gedragingen die door NN3 (verdachte) zijn verricht. Een en ander, mede gecombineerd met de inhoud van de overige bewijsmiddelen, duidt op een bewuste en ook nauwe samenwerking tussen de beide overvallers. Hieraan doet niet af dat [medeverdachte] op beide dagen bij aangever is geweest, terwijl verdachte slechts op 31 maart 2010 bij aangever is geweest. De uiteindelijke overval heeft immers alleen op deze laatste datum plaatsgevonden. Het niet hebben van een gezamenlijk plan - zoals aangevoerd door de verdediging - is geen beletsel voor voor het aannemen van medeplegen. Verdachte heeft zich op meerdere momenten kunnen terugtrekken als hij niet aan deze overval had willen deelnemen, maar hij heeft dat telkens niet gedaan en juist actief aan de overval deelgenomen. De rechtbank acht de stelling van verdachte dat hij dat enkel heeft gedaan omdat hij bang was voor [medeverdachte] niet geloofwaardig, aangezien verdachte niet alleen direct na de beroving bij [medeverdachte] achterop de motor is gestapt en met hem naar Rotterdam is gereden, maar ook omdat [medeverdachte] hem volgens afspraak de volgende dag in Rotterdam weer heeft opgehaald, op de gestolen motor. Dit valt naar het oordeel van de rechtbank niet te rijmen met verdachtes verklaring dat hij bang zou zijn voor [medeverdachte]. Ook overigens blijkt daarvan niets uit het dossier.
Ten aanzien van het onder 2 primair ten laste gelegde feit:
Verdachte heeft tijdens een van zijn politieverhoren met betrekking tot het onder 1 ten laste gelegde feit het volgende verklaard (de rechtbank leest voor “[bijnaam medeverdachte]” telkens medeverdachte [medeverdachte]):
“[bijnaam medeverdachte] vroeg vervolgens (de rechtbank begrijpt: na de overval op 31 maart 2010) aan mij waar hij mij heen moest brengen. Ik vroeg hem of hij mij naar Rotterdam kon brengen, hetgeen hij heeft gedaan. (…)
Ik had met [bijnaam medeverdachte] afgesproken dat hij mij de volgende dag (de rechtbank begrijpt: 1 april 2010) op zou komen halen op dezelfde plek als waar hij mij had afgezet (…).
Ik had rond 12.00 uur met hem afgesproken. (…)
Op de afgesproken plaats en tijd verscheen [bijnaam medeverdachte] met dezelfde motor die wij eerder hadden weggenomen. (…)
Vervolgens zijn we via de snelweg naar Amsterdam gereden. Onderweg heeft [bijnaam medeverdachte] getankt zonder te betalen. Ik was toen naar het toilet. Toen ik van het toilet kwam vroeg ik of [bijnaam medeverdachte] getankt had. [bijnaam medeverdachte] zei ja en zit. Hierop ben ik achterop gaan zitten (…).”[9]
Naar aanleiding van bovenstaande verklaring van verdachte is een onderzoek ingesteld naar het betreffende tankstation waar zou zijn getankt zonder te betalen. Bij het tankstation [naam tankstation], gevestigd aan de [c-straat] te Leiderdorp, werd op 1 april 2010, omstreeks 12:54 uur, met een motorfiets getankt zonder te betalen. De desbetreffende beveiligingsbeelden van dit benzinestation zijn opgevraagd. Op deze beelden is te zien dat de bestuurder van een motorfiets staat te tanken. De vermoedelijke passagier staat erbij. Te zien is dat deze is gekleed in een licht blauwe spijkerbroek en een rood, wit en blauw rugzakje draagt. Laatstgenoemde persoon loopt op een gegeven moment weg. De persoon gaat het benzine-station binnen en komt na 1 minuut en 3 seconden weer naar buiten. Op 8 april 2010 werd telefonisch contact opgenomen met een medewerker van het tankstation. De medewerker deelde mee dat er voor een bedrag van € 13,44 getankt was zonder te betalen.[10] Een door het benzinestation gemaakte bon is later naar de politie gestuurd. Hieruit blijkt dat 8,51 liter benzine is getankt.[11]
Verdachte heeft ter terechtzitting met betrekking tot de aan hem getoonde prints van de beveiligingsbeelden van het benzinestation verklaard dat hij de man is in de lichtblauwe spijkerbroek en met het rood-wit-blauwe rugzakje. De andere persoon, de bestuurder van de motor, is [medeverdachte], volgens verdachte.[12]
De raadsvrouw van verdachte heeft ter terechtzitting vrijspraak van het onder 2 primair ten laste gelegde bepleit, nu haar cliënt geen opzet heeft gehad op de diefstal van de benzine. Medeverdachte [medeverdachte] heeft dit geheel buiten haar cliënt om gedaan, aldus de raadsvrouw. De raadsvrouw heeft verwezen naar de verklaringen van haar cliënt ter zitting, alwaar hij heeft verklaard dat hij pas later hoorde dat [medeverdachte] getankt had zonder te betalen.
De rechtbank verwerpt dit verweer.
De rechtbank acht de verklaring van verdachte dat hij pas later hoorde dat er getankt was zonder te betalen niet geloofwaardig. Op de vraag, wanneer verdachte dit dan gehoord zou hebben, antwoordde verdachte dat dit op de snelweg was, net na het bewuste tanken, toen ze op weg waren naar Amsterdam. Gelet op het feit dat beide verdachten tijdens de motorrit op de snelweg een integraalhelm droegen, acht de rechtbank dit onaannemelijk. Voorts hecht de rechtbank beslissende betekenis toe aan het feit dat verdachte tijdens zijn politieverhoren zelf ermee is gekomen, dat is getankt zonder te betalen. Verdachte heeft daarbij niet gezegd dat hij hier pas later van op de hoogte is geraakt; eerst ter terechtzitting heeft verdachte in deze zin verklaard. Gelet hierop en nu verdachte na het bewuste tanken diezelfde dag, omstreeks 15.50 uur, is aangehouden en ten aanzien van hem toen terstond een bevel tot beperkingen is afgegeven – welk bevel pas ná de onderhavige politieverklaring is opgeheven – kan het naar het oordeel van de rechtbank redelijkerwijs niet anders zijn dan dat verdachte op het moment van tanken reeds wist dat daarvoor niet betaald zou worden. In het licht bezien van de inhoud van de bewijsmiddelen, is dan ook sprake geweest van diefstal in vereniging. In zijn verhoor van 4 mei 2010 antwoordt verdachte ook op de vraag: “Jij hebt (…) verteld over dat “[bijnaam medeverdachte]” en jij (cursief, rechtbank) hebben getankt zonder te betalen, op weg van Rotterdam naar Amsterdam. Klopt dat?”: Ja.[13]
4.2. Bewezenverklaring
Gezien het bovenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde feiten heeft begaan, in dier voege dat:
hij op 31 maart 2010 te Haarlem tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met
geweld [slachtoffer A] heeft gedwongen tot de afgifte van
- sleutels van een autobox,
toebehorende aan [slachtoffer A], welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat hij, verdachte en zijn mededader
- een vuurwapen op die [slachtoffer A] hebben gericht en
- die [slachtoffer A] met kracht tweemaal op het achterhoofd hebben geslagen en
- die [slachtoffer A] de volle patronenhouder hebben getoond en
- die [slachtoffer A] de woorden hebben toegevoegd: "Je moet je mond houden anders zal ik je neerschieten" en "Ik weet waar je woont. Anders doe ik jouw twee kinderen wat aan" en
- die [slachtoffer A] hebben gefouilleerd terwijl zij voornoemd vuurwapen op het hoofd van die [slachtoffer A] richtten en
- die [slachtoffer A] hebben opgesloten in een boxruimte,
hij op 31 maart 2010 te Haarlem tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
- een motor van het merk Yamaha type R1 kleur zwart en
- papieren en sleutels van die motor en
- een mobiele telefoon en
- een geldbedrag van 30,- euro,
toebehorende aan [slachtoffer A], in elk geval aan een ander dan aan verdachte en zijn mededader, welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer A], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en aan zijn mededader hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat verdachte en zijn mededader
- een vuurwapen op die [slachtoffer A] hebben gericht en
- die [slachtoffer A] met kracht tweemaal op het achterhoofd hebben geslagen en
- die [slachtoffer A] de volle patronenhouder hebben getoond en
- die [slachtoffer A] de woorden hebben toegevoegd: "Je moet je mond houden anders zal ik je neerschieten" en "Ik weet waar je woont. Anders doe ik jouw twee kinderen wat aan", en
- die [slachtoffer A] hebben gefouilleerd terwijl zij voornoemd vuurwapen op het hoofd van die [slachtoffer A] richtten en
- die [slachtoffer A] hebben opgesloten in een boxruimte.
hij op 1 april 2010 te Leiderdorp tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen 8,51 liter benzine, toebehorende aan tankstation [naam tankstation].
Hetgeen aan verdachte onder 1 primair en 2 primair meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
5. Strafbaarheid van de feiten
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1 primair:
Afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen,
diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en aan zijn mededader hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Ten aanzien van feit 2 primair:
Diefstal, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezen verklaarde zou ontbreken. Het bewezen verklaarde is derhalve strafbaar.
6. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.
7. Motivering van de sanctie
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting en uit de bespreking aldaar van de volgende rapportages:
- het adviesrapport d.d. 28 september 2010 van de Reclassering Nederland, Adviesunit Haarlem, opgemaakt en ondertekend door [naam reclasseringswerker], reclasseringswerker;
- het Pro Justitia rapport d.d. 27 oktober 2010, opgemaakt en ondertekend door drs. [naam psycholoog], GZ-psycholoog.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft samen met zijn medeverdachte een man op brute wijze overvallen in zijn garagebox. Het slachtoffer is daarbij onder meer beroofd van zijn motorfiets en de daarbij behorende papieren en sleutels. Hij is tot twee keer toe met de kolf van een pistool op zijn achterhoofd geslagen, hij is bedreigd en er is een pistool op hem gericht. Daarnaast is het slachtoffer na de overval opgesloten in de garagebox. De rechtbank rekent verdachte dit handelen zwaar aan.
Een brute overval als deze behoort tot de categorie strafbare feiten die een ernstige inbreuk maken op de rechtsorde en die gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving veroorzaken, meer in het bijzonder bij de slachtoffers. Die laatsten kunnen langdurig lijden onder de psychisch nadelige gevolgen van een dergelijke traumatische gebeurtenis. Dat dit in deze zaak niet anders is, blijkt uit de schriftelijke verklaring van het slachtoffer [slachtoffer A], die ter terechtzitting is voorgelezen.
De dag na de beroving heeft verdachte samen met zijn medeverdachte, op de gestolen motor, bij tankstation [naam tankstation] te Leiderdorp een hoeveelheid benzine weggenomen zonder daarvoor te betalen. Dit soort diefstallen zijn zeer ergerlijke feiten, die naast schade vaak veel hinder veroorzaken voor de gedupeerde bedrijven.
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, is de rechtbank van oordeel dat – uit een oogpunt van vergelding en normhandhaving, maar ook generale preventie – slechts een gevangenisstraf als straf in aanmerking komt.
Bij het bepalen van de duur van deze gevangenisstraf laat de rechtbank in het nadeel van verdachte meewegen dat hij geen volledige verantwoordelijkheid voor zijn handelen neemt, door zijn eigen aandeel in de feiten – in strijd met de waarheid – te bagatelliseren en te stellen dat hij onder grote druk stond van zijn medeverdachte.
In het voordeel van verdachte houdt de rechtbank rekening met hetgeen omtrent zijn persoon uit de hiervoor genoemde rapportages is gebleken.
Alles afwegende acht de rechtbank een straf zoals door de officier van justitie is geëist, passend en geboden. De rechtbank zal de eis van de officier van justitie dan ook volgen.
8. Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [slachtoffer A] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 5.176,80 ingediend tegen verdachte wegens (im)materiële schade die hij als gevolg van het onder 1 ten laste gelegde feit zou hebben geleden. De gestelde schade bestaat uit: materiële schade (€ 176,80) en immateriële schade (€ 5.000,-), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade, te weten 31 maart 2010.
De rechtbank is van oordeel dat deze schade tot het gevorderde bedrag eenvoudig is vast te stellen en rechtstreeks voortvloeit uit het onder 1 primair bewezen verklaarde feit. De vordering zal dan ook geheel worden toegewezen.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
De rechtbank ziet voorts aanleiding met betrekking tot deze vordering de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot het bedrag waartoe de vordering zal worden toegewezen.
9. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
14a, 14b, 14c, 36f, 57, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.
10. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte de onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 4.2. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1 primair en 2 primair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat de bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 5. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van DERTIG (30) MAANDEN.
Beveelt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot TIEN (10) MAANDEN niet ten uitvoer zal worden gelegd en stelt daarbij een proeftijd vast van twee (2) jaren.
Bepaalt dat de tenuitvoerlegging kan worden gelast, indien:
– verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt;
– verdachte niet naleeft de bijzondere voorwaarde dat hij zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen te geven door of namens de Reclassering Nederland, Adviesunit Haarlem, zolang die instelling dat nodig acht, ook indien zulks inhoudt het volgen van een COVA (Cognitieve Vaardigheden)-training en het nakomen van een meldingsgebod.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de thans opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij [slachtoffer A] geleden schade tot een bedrag van € 5.176,80 (zegge: vijfduizend honderdzesenzeventig euro en tachtig eurocent),vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 31 maart 2010 tot aan de dag der algehele voldoening, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag aan [slachtoffer A], voornoemd, rekeningnummer [rekeningnummer], tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Bepaalt dat, indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door de medeverdachte is betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden vastgesteld op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer A] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 5.176,80, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 31 maart 2010 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door 103 dagen hechtenis.
Bepaalt dat, voor zover dit bedrag of een gedeelte daarvan reeds door of namens de medeverdachte aan de benadeelde partij en/of de Staat is betaald, verdachte in zoverre van die verplichting zal zijn ontslagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij, voornoemd, in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.J. Kronenberg, voorzitter,
mrs. S. Jongeling en J.A.M. Jansen, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. D.J.H.J. van Leeuwen,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 15 december 2010.
Voetnoten:
[1] De door de rechtbank in de voetnoten als proces-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen. In de voetnoten worden de volgende verwijzingen gehanteerd:
- Dossier I : het proces-verbaal van 2 april 2010;
- Dossier II : het proces-verbaal van 9 april 2010;
- Dossier III : het proces-verbaal van 8 mei 2010;
- Dossier IV : het proces-verbaal van 24 november 2010.
[2] Dossier I, proces-verbaal van bevindingen d.d. 31 maart 2010.
[3] De verklaring van verdachte ter terechtzitting afgelegd.
[4] Dossier I, proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer A] d.d. 31 maart 2010, en Dossier II, proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer A] d.d. 2 april 2010.
[5] Dossier II, proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer A] d.d. 2 april 2010.
[6] Proces-verbaal van bevindingen (Dossier I, Incidentendossier, Procesnummer 2010082109-6) d.d. 1 april 2010.
[7] Proces-verbaal van bevindingen (Dossier II, Procesnummer 2010034086-11) d.d. 2 april 2010.
[8] De verklaring van verdachte ter terechtzitting afgelegd.
[9] Dossier II, proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 6 april 2010.
[10] Dossier III, proces-verbaal d.d. 19 april 2010 (mutatienummer 2010004086-26).
[11] Een schriftelijk stuk, te weten een bon van [naam tankstation], gevoegd achter het in noot 12 genoemde proces-verbaal. Dit schriftelijk stuk wordt tot het bewijs gebezigd in verband met de andere bewijs-middelen van het onder 2 primair ten laste gelegde.
[12] De verklaring van verdachte ter terechtzitting afgelegd.
[13] Dossier II, proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 4 mei 2010.