Parketnummer: 15/700106-10 en 13/410898-09
Uitspraakdatum: 24 december 2010
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 20 mei 2010, 16 augustus 2010, 11 november 2010, 22 november 2010, 29 november 2010, 30 november 2010 en 10 december 2010 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [adres en woonplaats].
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is, na toegestane wijziging van de tenlastelegging ex artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering, tenlastegelegd dat:
(poging plofkraak Schoonhoven op 11/12 februari 2010, zaaksdossier 31a)
primair
hij in of omstreeks de periode van 11 februari 2010 tot en met 12 februari 2010 te Schoonhoven, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk een ontploffing teweeg te brengen in een geldautomaat, terwijl daarvan gemeen gevaar voor die geldautomaat en/of het gebouw waarin die geldautomaat zich bevond, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was, een of meerdere slangen, die verbonden waren met (gas)flessen en/of een ontstekingsmechanisme in (de uitgifteklep van) die geldautomaat heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
hij in of omstreeks de periode van 11 februari 2010 tot en met 12 februari 2010 te Schoonhoven,in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een geldautomaat weg te nemen (een hoeveelheid) geld, geheel of ten dele toebehorende aan een ander of anderen dan verdachte en/of zijn mededaders en zich daarbij de toegang tot die geldautomaat en/of dat geld te verschaffen en/of dat geld onder zijn bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking, (de uitgifteklep van) die geldautomaat heeft geforceerd en/of een of meerdere slangen, die verbonden waren met (gas)flessen en/of een ontstekingsmechanisme in (de uitgifteklep van) die geldautomaat heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
subsidiair
hij in of omstreeks de periode van 11 februari 2010 tot en met 12 februari 2010 te Schoonhoven tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen ter voorbereiding van het misdrijf om
- tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk een ontploffing teweeg te brengen in een geldautomaat, terwijl daarvan gemeen gevaar voor die geldautomaat en/of het gebouw waarin die geldautomaat zich bevond, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was,
opzettelijk een of meer motorvoertuigen en/of een of meer (gas)flessen met toebehoren en/of een ontstekingsmechanisme en/of een of meer bivakmutsen bestemd tot het begaan van dat/die misdrijf/misdrijven, heeft verworven en/of vervaardigd en/of ingevoerd en/of doorgevoerd en/of uitgevoerd en/of voorhanden heeft gehad;
meer subsidiair
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 5] in of omstreeks de periode van 11 februari 2010 tot en met 12 februari 2010 te Schoonhoven, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 5] en/of diens mededader(s) voorgenomen misdrijf om opzettelijk een ontploffing teweeg te brengen in een geldautomaat, terwijl daarvan gemeen gevaar voor die geldautomaat en/of het gebouw waarin die geldautomaat zich bevond, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was, een of meerdere slangen, die verbonden waren met (gas)flessen en/of een ontstekingsmechanisme in de geldlade of uitgifteklep van die geldautomaat heeft gestoken en/of die (geldlade of uitgifteklep van die) geldautomaat heeft geforceerd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf hij, verdachte [verdachte], op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 11 februari 2010 tot en met 12 februari 2010 te Schoonhoven en/of Almere, in elk geval in Nederland (telkens) opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door mee te rijden (als navigator) met een (vlucht)auto en/of zich gereed te houden om (als navigator) de weg te wijzen (voor de terugtocht) en/of op de uitkijk te staan bij voornoemde geldautomaat,
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 5] in of omstreeks de periode van 11 februari 2010 tot en met 12 februari 2010 te Schoonhoven, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 5] en/of diens mededader(s) voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een geldautomaat, gelegen aan de openbare weg, Albert Plesmanstraat, weg te nemen (een hoeveelheid) geld, geheel of ten dele toebehorende aan een ander of anderen dan aan die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 5] en/of diens mededaders en/of verdachte, en zich daarbij de toegang tot die geldautomaat en/of dat geld te verschaffen en/of dat geld onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking, een of meerdere slangen, die verbonden waren met (gas)f lessen en/of een ontstekingsmechanisme in de geldlade of uitgifteklep van die geldautomaat heeft gestoken en/of (de uitgifteklep van) die geldautomaat heeft geforceerd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf hij, verdachte [verdachte], op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 11 februari 2010 tot en met 12 februari 2010 te Schoonhoven en/of Almere, in elk geval in Nederland (telkens) opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door mee te rijden (als navigator) met een (vlucht)auto en/of zich gereed te houden om (als navigator) de weg te wijzen (voor de terugtocht) en/of op de uitkijk te staan bij voornoemde geldautomaat.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in
zijn verdediging.
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het primair tenlastegelegde feit en gevorderd dat verdachte terzake zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden met aftrek van de tijd die verdachte reeds in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Voorts heeft de officier van justitie de tenuitvoerlegging gevorderd van de aan verdachte bij vonnis van de politierechter te Amsterdam op 30 oktober 2009 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van twee weken.
4.1. Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het tenlastegelegde feit op grond van de navolgende bewijsmiddelen:
Algemene overwegingen
Methode
Voorafgaand aan de zaaksgerelateerde feiten en omstandigheden, zal de rechtbank uiteen zetten van welke methode zij bij de ten lastegelegde 'plofkraken' in zijn algemeenheid is uitgegaan.
Uit de diverse bevindingen in het Havanna-onderzoek leidt de rechtbank af dat de volgende ('plof- en ramkraak')methode steeds wordt gehanteerd (zie onder meer: proces-verbaal bevindingen onderzoek Snellerwaardgracht d.d. 4 november 2008, Map 3, p. 849-851; proces-verbaal uitkijken camerabeelden d.d. 11 oktober 2008, Map 3, p. 871-872; proces-verbaal bevindingen Hoofdstraat Rolde d.d. 16 juli 2009, Map 4, p. 1371-1372; proces-verbaal sporenonderzoek Rolde d.d. 21 juli 2009, Map 4, p. 1381-1383; proces-verbaal uitkijken camerabeelden d.d. 18 november 2010, 5e aanvulling, p. 4958-4981).
Eerst wordt in de gelduitgifteklep van de desbetreffende pinautomaat zodanig met behulp van gereedschap en/of een metalen staaf of buis gewrikt dat er een 'opening' ontstaat. In die opening wordt een slang gebracht, waardoor uit een gasfles met acetyleen en een fles met zuurstof een bepaalde hoeveelheid van een mengsel van die beide gassen in de automaat wordt gebracht. Het kennelijke doel is om het gasmengsel in de kluis te brengen, waarna het met een vonk uit een stroomstootwapen of ander ontstekingsmechanisme, overgebracht via een elektriciteitsdraad, tot ontploffing wordt gebracht. Het beoogde effect is het openspringen van de kluis in de geldautomaat, waarin zich de geldcassettes bevinden.
Om daadwerkelijk toegang te krijgen tot het geld, dient vervolgens de deur van de bevoorradingsruimte te worden geopend. Daartoe wordt deze deur geforceerd door hier hard tegen aan te rijden (rammen) met een (gestolen) personenauto. Zodra men hierin geslaagd is, kan men de bevoorradingsruimte betreden om (de cassettes met) het geld uit de opengesprongen kluis weg te nemen.
Koppelen telefoonnummers aan verdachten
In het onderhavige dossier zijn diverse telefoongesprekken van en tussen de (mede)verdachten opgenomen en uitgeluisterd. Aan de hand van de namen waaronder bepaalde nummers vermeld stonden in de telefoons van de (mede)verdachten, de in de gesprekken gebruikte bijnamen, de inhoud van die gesprekken en de verklaringen van medeverdachten en getuigen, hebben verbalisanten herleid wie de gebruiker van het desbetreffende telefoonnummer was. Naar het oordeel van de rechtbank zijn deze gesprekken ook daadwerkelijk door de in de processen-verbaal aan het nummer gekoppelde gebruiker gevoerd.
In de onderstaande tabel is weergegeven welke verdachte (voor zover van toepassing) voor welke periode aan welk telefoonnummer is gekoppeld.
Verdachte,
Telefoonnummer, Periode
[medeverdachte 2] 2 ,
[telefoonnummer 1, t/m 12 februari 2010
[medeverdachte 4] 3
[telefoonnummer 2],
[telefoonnummer 3],
[telefoonnummer 4],
[medeverdachte 5] 4, [telefoonnummer 5], t/m 12 februari 2010
[medeverdachte 6] 5, [telefoonnummer 6], [telefoonnummer 7]
[medeverdachte 1] 6, 7,
[telefoonnummer 8], 17 februari 2009 t/m 1 juni 2009
[telefoonnummer 9], 12 juni 2009 t/m 21 augustus 2009
[telefoonnummer 10], 23 juli 2009 t/m 18 augustus 2009
[telefoonnummer 11], 7 september 2009 t/m 11 november 2009
[telefoonnummer 12], 16 december 2009 t/m 23 december 2009
[telefoonnummer 13], 4 december 2009 t/m 31 januari 2010
[telefoonnummer 14] , 31 januari 2010 t/m 12 februari 2010
[medeverdachte 7] 8,
[telefoonnummer 15]
[telefoonnummer 16]
[telefoonnummer 17]
[telefoonnummer 18]
[telefoonnummer 15]
Poging plofkraak Schoonhoven, zaaksdossier 31A
Inleiding
Op 12 februari 2010 worden de verdachten [medeverdachte 1], [verdachte], [medeverdachte 3], [medeverdachte 2] en [medeverdachte 5] in Schoonhoven aangehouden tijdens een actie van het arrestatieteam (hierna te noemen het AT), kort nadat twee van hen een slang in de geldautomaat van de SNS-bank aan de Albert Plesmanstraat hebben gebracht. In de aanloop naar die 12e februari 2010 zijn door de politie diverse observaties verricht en telefoongesprekken opgenomen en uitgeluisterd. In de tapgesprekken wordt veel gebruik gemaakt van straattaal. Bij de uitleg hiervan is de rechtbank uitgegaan van de volgende betekenissen, zoals die ook zijn weergegeven in het dossier:
Straattaal - Betekenis
arbitten - werken
chappie - gast (de rechtbank begrijpt: man, persoon)
cellie - GSM (mobiele telefoon)
dagoe - hond
faya - moeilijk
gehosseld - geregeld, gedaan
kil - gozer (de rechtbank begrijpt: man, persoon)
leipe - gek
mattie - vriend
Mocro - Marokkaan
osso - huis
para - gek
tamara - morgen
waggie - auto
Vervoer
Vanaf 5 februari 2010 zijn tapgesprekken opgenomen waarin [medeverdachte 1] met verschillende onbekende mannen belt om 'vervoer' te regelen. Op 5 februari zegt hij bijvoorbeeld tegen een onbekend gebleven man: "Kijk als je vervoer nog kan vinden, je weet toch?" Waarop de man zegt dat hij er zelf wel eentje gaat "halen", want "dan kunnen we werken". [medeverdachte 1] merkt daarover nog op: "Kijk uit dat ie geen gps heb."
Een dag later wordt hij gebeld door een andere, eveneens onbekend gebleven man die het gesprek opent met "Check dan. Ik heb vervoertje." Hij vervolgt: " (...) hij is gewoon van iemand, je weet toch. Maar hij is ook coureur." [medeverdachte 1] vraagt dan: "Diezelfde chappie als vorige keer". De man antwoordt dat het heel iemand anders is en dat het "een 6" is. [medeverdachte 1] vraagt of hij wil "arbitten" en de man bevestigt dit. [medeverdachte 1] vraagt verder nog naar de afkomst (van de coureur), de man zegt "zelfde" als de vorige keer en [medeverdachte 1] antwoordt dan: "Mocro, ook weer". [medeverdachte 1] zegt dat hij die chappie wel "tamarra (fon)" (naar de rechtbank begrijpt: tamara) wil zien.
In de avond van 9 februari wordt [medeverdachte 1] weer gebeld door de eerste onbekende man, die zegt: "Hij stuurt eentje, maar hij is wel een beetje duur man." Het blijkt te gaan om "een zesje" voor "5". [medeverdachte 1] vindt dit te duur: "Als ie het halveert, zou ik het kunnen betalen, maar die prijs is para." De onbekende man belooft dat hij nog even met "hem" gaat praten, kijken wat ie zegt. [medeverdachte 1] zegt dat hij eerst even met die andere gaat kijken. Een klein half uur later belt [medeverdachte 1] met een derde, onbekende man, die zegt: "En die kil zegt trouwens 'voor 3 kan het ook'". [medeverdachte 1] zegt dat hij dan even moet kijken. Na zijn aanhouding verklaarde [medeverdachte 3] dat hij was gevraagd om te rijden en dat hij dat had gedaan, omdat hij geld nodig had.
Voorverkenningen
Op 4 februari 2010 wordt gezien dat [medeverdachte 1] samen met een andere, onbekend gebleven persoon van de [adres 1] in Almere, waar hij verblijft, naar de Albert Plesmanstraat in Schoonhoven rijdt, waar zij omstreeks 12.38 uur de auto parkeren. De twee blijven ongeveer een uur in Schoonhoven, waarbij onder meer gezien wordt dat zij enkele malen in de richting van de pinautomaat van de SNS-bank op de Albert Plesmanstraat kijken. [medeverdachte 6] zegt tegen [medeverdachte 1], in een telefoongesprek kort na middernacht in de nacht van 7 op 8 februari 2010, dat hij 'tamara' met die 'chappie' meegaat, waarop [medeverdachte 1] antwoordt: "dan moet je dinges, [voornaam 1] ook mee nemen. Dan ziet ie dinges ook gelijk." [medeverdachte 6] zegt dit te zullen doen. Op 8 februari belt [medeverdachte 6] naar [medeverdachte 1] en zegt hem: "Laat ie zich klaarmaken. Ik kom er zo aan met die chappie." Een kwartier later belt [medeverdachte 1] met zijn vriendin [medeverdachte 7] en antwoordt op haar vraag of ze nog plannen hebben voor vanavond dat hij thuisblijft, maar dat [voornaam 1] zo wordt opgehaald, die gaat een paar dingen doen. Dit gaat echter kennelijk niet door, aangezien [medeverdachte 6] kort daarna [medeverdachte 1] weer opbelt en zegt: "Die chappie zegt tamara man. Hij moet nu effe naar het ziekenhuis man. Naar z'n pa." [medeverdachte 1] laat blijken hier niet gelukkig mee te zijn en voegt daaraan toe: "Ja maar je moet tegen hem zeggen als jij woe als die woensdag wil arbitte, dan haal je dat niet. (...) Je moet voorbereiden, planning maken, kijken wat ze doen. (...) Je moet tegen hem zeggen tis geen brakkie." [medeverdachte 6] antwoordt vervolgens: "daarom...daarom moet tamara komen. Als die niet eh als die niet tamara komt ja dan eh" en "ik heb ook tegen hem gezegd weet je, maar tamara honderd procent dan toen zei die 'ja man zeker'. Dus ja". In de avond van de volgende dag, 9 februari 2010, wordt [medeverdachte 6] gebeld door een onbekend gebleven man, terwijl zijn telefoon aanstraalt in de Spoorstraat te Schoonhoven. [medeverdachte 6] zegt dat hij iets aan het checken is. De afstand tussen de Spoorstraat en de Albert Plesmanstraat te Schoonhoven hemelsbreed bedraagt ongeveer 465 meter (bron: maps.google.nl).
In de vroege avond van 11 februari 2010 belt [medeverdachte 1] met een onbekend gebleven persoon en zegt hem: "Ik ga zo ook die kant op om effe te kijken, als alles goed is staat vanavond toch." De andere persoon zegt dat het goed is en dat hij hem zo een sms'je zal sturen. Drie minuten later volgt er een sms'je van deze onbekende persoon aan [medeverdachte 1], met daarin de tekst: "Als je daar bent dan moet je Nieuwpoort, goudriaan, noordeloos volgen die brengt je sneller na highway kyk ff of ie goed is..." Om 18.58.09 en 19.10.04 uur sms'en [medeverdachte 1] en [medeverdachte 7] met elkaar. Daarbij straalt de telefoon van [medeverdachte 1] een tweetal locaties in Schoonhoven aan, te weten de Vrouwenmantel en de Carillonstraat. De afstand tussen de Vrouwenmantel en de Albert Plesmanstraat te Schoonhoven bedraagt hemelsbreed ongeveer 1800 meter en tussen de Carrillonstraat en de Albert Plesmanstraat in Schoonhoven ongeveer 190 meter (zie maps.google.nl). Omstreeks 19.34 uur belt [medeverdachte 1] met de onbekende man en zegt hem dat hij de weg niet kon vinden, omdat hij nergens borden met namen zag. De door de onbekende man via sms verstrekte route blijkt een route te zijn om van Schoonhoven binnendoor naar de A27 te rijden.
Overige voorbereidingen
Na de aanhouding van verdachten werd bij de doorzoeking van de woning aan de [adres 1] te Almere een kassabon van een Gamma-winkel aangetroffen, gedateerd op 11 februari 2010 om 20.41 uur. De bon betreft een aantal goederen, soortgelijk aan de goederen die na aanhouding van de verdachten zijn aangetroffen in de buurt van de pinautomaat aan de Albert Plesmanstraat in Schoonhoven. Bij het uitkijken van de beelden van de desbetreffende winkel op de bewuste avond, herkent de verbalisant [medeverdachte 5] als één van de twee personen die om 20.34.44 uur de winkel betreden en om 20.41.28 uur bij de kassa staan.
In de avond van 10 februari 2010 belt [medeverdachte 6] met [medeverdachte 1]. [medeverdachte 6] zegt dat hij ziek is en verder dat het 'gewoon goed' is: "ik heb benzine enzo je weet toch." [medeverdachte 1] vraagt of de auto vandaag getankt is. [medeverdachte 6] bevestigt dat. [medeverdachte 1] zegt dan: "Daarom was voor vandaag die arbitte bedoeld." [medeverdachte 6] reageert met: "Ja maar hoe wil jij met de motro in de sneeuw rijden." [medeverdachte 1] bevestigt dat dit niet gaat. Ongeveer twintig minuten later belt [medeverdachte 6] een onbekend gebleven man, die vraagt of het vandaag nog doorgaat of dat [medeverdachte 6] morgen wil gaan. [medeverdachte 6] antwoordt: "Kijk die sneeuw jongen." "Ja is veel he" zegt de onbekende man, die vervolgens zegt dat 'hij' (een derde persoon) niet per se mee hoeft, "dan kan die andere gast mee. (...) Ja man ik heb voor hem geregeld." Bijna twee uur later geeft [medeverdachte 6] dit door aan [medeverdachte 1]: "We kunnen zonder die chappie gaan he. (...) Dinges heeft geregeld man die rat." [medeverdachte 1] zegt even later "Dat as ie voor tamara die (...onverstaanbaar...) kan vullen." Even later zegt hij het nog eens: "laat hem zich tamara wel vullen." [medeverdachte 6] zegt dat het goed is en vraagt [medeverdachte 1] om tamara (morgen) in de middag zijn kant op te komen. [medeverdachte 1] zegt dat dit goed is.
In de avond van 11 februari 2010 belt [medeverdachte 1] naar [medeverdachte 6], zegt eerst iets wat onverstaanbaar is en vraagt hem verderop in het gesprek of hij die heeft 'gehosseld'. [medeverdachte 6] zegt van niet, maar dat hij dat wel kan doen "als we zeker gaan kan ik ze wel hossele". [medeverdachte 1] zegt: "ja... hossel ze..." [medeverdachte 6] zegt dat te zullen doen. Diezelfde avond omstreeks 23.30 uur belt [medeverdachte 1] [medeverdachte 6] om te zeggen dat hij bijna bij de 'osso' van [medeverdachte 6] is. Ze spreken af bij station Diemen Zuid. Omstreeks 23.36 uur wordt gezien dat de Ford Escort waarin [medeverdachte 1] zit bij station Diemen Zuid stopt. Omstreeks 23.46 uur komt de Volkswagen Golf van [medeverdachte 6] (kenteken [kenteken Volkswagen Golf]) aanrijden. De persoon die aan de bestuurderskant uitstapt, wordt door verbalisant herkend als [medeverdachte 6]. [medeverdachte 1] stapt uit de auto waarin hij zit. [medeverdachte 6] opent de kofferbak van de Volkswagen Golf en te zien is dat [medeverdachte 1] een zwartkleurige, kennelijk zwaar gevulde tas uit de kofferbak pakt en de inhoud ervan bekijkt. De tas wordt vervolgens weer teruggelegd in de Golf, waarna [medeverdachte 1] en [medeverdachte 6] allebei teruggaan naar de auto waarin zij gekomen zijn en wegrijden.
Poging plofkraak
Op 12 februari 2010 omstreeks 03.19 uur wordt gezien dat een zwarte Audi parkeert op de parkeerplaats aan de achterzijde van het gebouw waarin ook de woning [adres 1] [huisnummer] te Almere is gevestigd, in de nabijheid van de Ford Escort waarin [medeverdachte 1] regelmatig is gezien. Ook wordt in de nabijheid daarvan een Mitsubishi Colt geparkeerd. Vervolgens wordt gezien dat twee personen over de galerij lopen uit de richting van de woning op het adres [adres 1] [huisnummer]. Zij zijn donker gekleed, zij dragen een tas bij zich. Twee personen stappen uit de Audi. Ook zij zijn donker gekleed en ze hebben hun gezicht bedekt met een donkere stof. De twee mannen van de galerij komen bij de Audi en leggen de tas in de kofferbak van de Audi. Vervolgens stappen de vier mannen (de rechtbank begrijpt: de twee inzittenden van de Audi en de twee mannen van de galerij) in de Audi. De Audi en Colt rijden vervolgens weg, richting Schoonhoven. Omstreeks 04.27 uur wordt gezien dat de beide auto's Schoonhoven binnenrijden. De Audi rijdt vervolgens door naar de Albert Plesmanstraat, waar hij parkeert vlakbij een vrijstaand gebouw waarin een grillroom is gevestigd en in de buitenmuur een geldautomaat is geplaatst. Een van de inzittenden stapt linksachter uit de Audi en loopt naar de pinautomaat. Terwijl hij daar staat, gaat het licht bij de geldautomaat uit. Deze eerste persoon is donker gekleed en draagt een capuchon over zijn hoofd. Een tweede persoon, eveneens donker gekleed, voegt zich bij de eerste. De achterklep van de Audi wordt geopend. De tweede persoon loopt terug naar de Audi en haalt samen met een derde persoon zwarte sporttassen uit de auto. Deze worden naast de auto neergezet. Op dat moment komt de Mitsubishi Colt aanrijden en parkeert naast de Audi. Nadat de tassen snel weer in de Audi zijn gedaan, kennelijk - zo begrijpt de rechtbank - omdat men gealarmeerd is doordat een andere auto langsrijdt, worden de tassen weer uit de auto gehaald en naar de geldautomaat gebracht door twee van de mannen. Eén van hen haalt een slang uit de tas en stopt deze in de pinautomaat. Een derde persoon staat naast de Audi. Zij kunnen hun handelingen niet verder vervolgen, omdat op dat moment het ter plaatse aanwezige arrestatieteam tot actie overgaat. Na een korte vluchtpoging in de Mitsubishi Colt, wordt [medeverdachte 2] als bestuurder en enige inzittende van deze auto nog in de Albert Plesmanstraat aangehouden. Twee verdachten proberen te voet te ontkomen. Eén van hen wordt met behulp van de politiehond aangehouden. Dat blijkt [medeverdachte 5] te zijn. De ander stapt verderop, om de hoek met de Edelsmidsdreef, in de Audi, die daarheen is gereden en vervolgens wegrijdt. De hiervoor als derde aangeduide persoon naast de Audi is direct nadat het sein tot bovenvermelde actie is gegeven, in de Audi op de bijrijderstoel gestapt.
De Audi wordt met behulp van een helikopter gevolgd, waarbij wordt gezien dat onderweg een aantal voorwerpen uit de auto wordt gegooid. Nadat de Audi vanwege een lekke achterband tot stilstand is gekomen bij een boerderij in de buurt van Linschoten, worden daar [medeverdachte 3] (die op de bestuurdersplaats van de Audi zat) en verdachte (op de bijrijderplaats) aangehouden. Vanuit de lucht is gezien dat een derde persoon uit de Audi is gestapt en een nabijgelegen schuur in is gevlucht. Aldaar wordt medeverdachte [medeverdachte 1] aangehouden.
Onderzoek na de poging
Namens SNS-bank wordt later aangifte gedaan van de gepoogde 'plofkraak'. De gelduitgifteklep van de pinautomaat was vernield c.q. beschadigd.
In de buurt van de pinautomaat werd een stroomstootwapen gevonden, waarvan aan de elektrapolen met rood tape een kort stuk twee-aderig zwart elektrasnoer was bevestigd. Dit snoer was met twee witte kroonsteentjes verbonden aan een lang stuk twee-aderig elektrasnoer, waarvan het andere uiteinde met zwarte tape aan een transparante plastic slang was bevestigd en gekoppeld aan twee blauwe elektradaden. De slang en elektradraden waren bevestigd aan een koperen buis, de buis en elektradraden waren omwikkeld met tape. De blauwe elektradraden liepen door tot het uiteinde van de koperen buis. Rechts van de geldautomaat werd op het trottoir een zwarte sporttas van het merk Puma aangetroffen, met daarin een zaklamp, een vaatdoek en een onderbroek. Deze tas is veiliggesteld als sporendrager onder nummer AABR9073NL. Van de hengsels van deze tas werden monsters genomen. Een van die monsters ([AABR9073NL]#02) bevat een zogenaamd 'complex DNA-mengprofiel' van minimaal drie personen, onder wie minimaal één man. De DNA-profielen van medeverdachten [medeverdachte 5] en [medeverdachte 2] matchen met dit mengprofiel. Dit betekent dat zij beiden celdonoren kunnen zijn van (een deel) van het celmateriaal in deze bemonstering, terwijl deze daarnaast celmateriaal bevat van minimaal één andere (onbekend gebleven) persoon. De DNA-profielen van verdachte en medeverdachten [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] matchen niet met het mengprofiel, terwijl het mengprofiel in de bemonstering onvoldoende informatief is ten aanzien van de vergelijking met het DNA-profiel van medeverdachte [medeverdachte 6].
Ook lag op het trottoir, tegen de gevel, een grote zwarte tas met daarin twee stalen gasflessen, te weten een grote zuurstoffles en een kleinere acetyleenfles. Aan de zuurstoffles was een reduceerventiel gekoppeld met twee drukmeters, die beide een werkdruk aangaven. De hoofdkraan van de zuurstoffles stond open. Aan de gasfles met acetyleen was eveneens een reduceerventiel aangebracht met twee drukmeters, die eveneens beide een werkdruk aangaven. Van beide flessen werd de hoofdkraan dichtgedraaid, waarbij de respectievelijke drukmeters een werkdruk aan bleven geven. Vanaf de reduceerventielen van zowel de gas- als de zuurstoffles liep een blauwe gasslang, die beide gekoppeld waren aan een mengkraan, die met grijze tape aan de zuurstoffles bevestigd was. Beide kranen op de mengkraan waren gesloten. Aan de mengkraan was een transparante slang gekoppeld, die aan het andere uiteinde gekoppeld was aan de eerder genoemde koperen buis met elektradraden. Bij het openen van de kranen op de mengkraan liepen de drukmeters op de zuurstoffles en de gasfles terug en gaven ze geen werkdruk meer aan. Uit de koperen buis ontsnapte een mengsel van gas en zuurstof. Rechts van de tassen lag, op het trottoir, een rode zaklamp. De lichtbalk boven de geldautomaat met het opschrift 'SNS-bank' brandde niet. De afdichtklep van de gelduitgifteopening was in de sluitnaad open gewrikt, waarbij in het midden van de klep een beschadiging zichtbaar was, die waarschijnlijk was veroorzaakt door een breekvoorwerp, vermoedelijk een schroevendraaier.
Bij doorzoeking van de woning aan de [adres 1] [huisnummer] te Almere en de bijbehorende kelderbox werd onder meer aangetroffen:
- een bedrag van € 660,- in biljetten van € 20,-, in een cv-kast, in een zwarte schoudertas van het merk Lacoste;
- 5 routes naar en 24 adressen van verschillende SNS-geldautomaten in verschillende gemeentes in Nederland;
- diverse goederen, soortgelijk aan die als aangetroffen in Schoonhoven, zoals een plastic slang, verschillende (stukken van) koperen pijpen, elektriciteitsdraad, een doos met een acetyleenreduceerventiel van het merk Kayser, een twee-aderig elektrasnoer, twee gasslangen, een kop van een snijbrander, twee aansluitstukjes met twee stukjes gasslang, een gasfles acetyleen, drukmeters.
Gemeen gevaar voor goederen
Door de verdediging is aangevoerd dat de hierboven onder 4.1 beschreven, door de verdachten gehanteerde methode zeer gecontroleerd is, aangezien uitsluitend gas in de (betrekkelijk kleine) kluis van de pinautomaat wordt gebracht en de omvang van de explosie hierdoor sterk wordt beperkt. Voorts zouden de verdachten zeer zorgvuldig en beheerst te werk zijn gegaan. Daarom is in de visie van de verdediging geen gemeen gevaar voor goederen te duchten geweest, zoals bedoeld in artikel 157 van het Wetboek van Strafrecht.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het gemeen gevaar voor goederen in bedoelde zin intrinsiek is aan de door de dadergroep gehanteerde methode (het tot ontploffing brengen van een gasmengsel), mede vanwege de mogelijkheid dat te veel gas gebruikt wordt of het gas blijft doorstromen bij een eventuele vlucht van de daders. Voorts is gemeen gevaar voor goederen te duchten van stukken die door de lucht kunnen vliegen na de ontploffing, en zo de goederen kunnen beschadigen die in de buurt zijn.
De rechtbank stelt voorop dat een geldautomaat, naar algemeen bekend is, uit een aantal afzonderlijke delen bestaat: een gedeelte aan de voorzijde (buitenzijde) van de automaat, waar de klant zijn pas en pincode kan invoeren en waar het geld aan de klant via de uitgifteklep wordt uitgegeven, en twee onderscheiden gedeelten aan de binnenzijde, te weten de (doorgaans afgesloten) kluis, waarin zich de geldcassettes bevinden, en een 'besturingsgedeelte' met daarin onder meer een computer, een bedieningspaneel voor die computer en een apparaatje waarmee bonnen geprint kunnen worden.
Met het teweegbrengen van een ontploffing in het kluisgedeelte van de geldautomaat ligt in ieder geval schade aan goederen in de directe omgeving daarvan, met name aan de computer, het bedieningspaneel en de bonnenprinter, in de rede. Bovendien brengt het teweeg brengen van een ontploffing in de kluis ook gevaar voor de zich in die kluis bevindende goederen, met name de geldcassettes en -biljetten, met zich. Dat het opzet van degenen die een plofkraak plegen daarop naar de aard der zaak niet gericht zal zijn, doet aan het bestaan van dat gevaar niet af, nu de omvang van de mogelijke schade aan de inhoud van het kluisgedeelte (en ook overigens het andere onderdeel van de automaat) zich tevoren niet laat berekenen. De rechtbank is van oordeel dat de gebruikte methode reeds om die reden gemeen gevaar voor - minst genomen - de zich in de geldautomaat bevindende goederen met zich brengt. Daarbij is overigens niet van belang of daadwerkelijk schade is ontstaan, zoals de raadsvrouw betoogt. Het gemeen gevaar voor goederen moet immers, zoals in artikel 157 Wetboek van Strafrecht is bepaald, te duchten zijn.
Overigens acht de rechtbank het niet onwaarschijnlijk dat zich in de bevoorradingsruimte in Schoonhoven eveneens diverse goederen bevonden waarvoor gemeen gevaar te duchten is geweest. Nu zich over de aanwezigheid van dergelijke goederen in het voorliggende dossier echter geen gegevens bevinden, kan de vraag of tevens gemeen gevaar voor die goederen te duchten is geweest, niet worden beantwoord.
Aangezien evenmin gegevens voorhanden zijn over de mogelijke kracht van een ontploffing bij de hier gehanteerde methode, de daaraan klevende gevaren en de mogelijke gevolgen van het laten doorstromen of onjuist doseren van het gas, kan de rechtbank evenmin vaststellen in hoeverre schade had kunnen worden toegebracht aan eventuele zich buiten de bevoorradingsruimte van de geldautomaat bevindende goederen.
Opzet van verdachte
Op de terechtzitting van 22 november 2010 heeft verdachte verklaard dat hij geen antwoord wenste te geven op de vraag wie hem had gevraagd om mee te doen en wanneer hem dat was gevraagd. Wel verklaarde verdachte dat hij was gevraagd voor een 'gewone inbraak of kraak', wat hetzelfde zou zijn. Van zogenaamde 'plofkraken' had verdachte, naar eigen zeggen, nog nooit gehoord: "Het ging om een ouderwetse inbraak, met een breekijzer."
Op diezelfde terechtzitting heeft medeverdachte [medeverdachte 1], gehoord als getuige in de zaak van verdachte, verklaard dat hij tegen verdachte en medeverdachte [medeverdachte 3] niet gezegd had dat het om een 'plofkraak' ging. Zij hadden gesproken over een inbraak "en daar bleef het bij". Verdere vragen hieromtrent weigerde getuige [medeverdachte 1] met een beroep op zijn verschoningsrecht te beantwoorden.
De raadsvrouwe van verdachte heeft in het licht van het voorgaande betoogd dat verdachte geen opzet heeft gehad op overtreding van artikel 157 van het Wetboek van Strafrecht, aangezien hij geen wetenschap had van het voornemen om een 'plofkraak' te plegen en hij in de veronderstelling verkeerde dat het om een 'kraak dan wel inbraak' zou gaan. Verdachte hoefde ook niet te veronderstellen dat zijn medeverdachten andere feiten zouden plegen of andere handelingen dan die handelingen, nodig voor een 'kraak' dan wel inbraak, zouden verrichten. Hij was gevraagd voor een inbraak en had daarop niet verder gevraagd - dit is de in het 'criminele milieu' gebruikelijke gang van zaken. De raadsvrouwe heeft onder meer benadrukt dat niet is gebleken dat verdachte betrokken is geweest bij de voorbereiding van de 'plofkraak' en dat er geen bewijsmiddelen zijn waaruit blijkt dat haar cliënt wel op de hoogte was van de plannen van zijn medeverdachten. Voorts is niet gebleken dat hij de slangen en gasflessen heeft waargenomen, hetgeen ook niet verwonderlijk is aangezien deze zich in een zwarte sporttas bevonden, terwijl geen DNA van verdachte op de tas is aangetroffen en verdachte bij de auto op de uitkijk stond op het moment dat er handelingen werden verricht bij de pinautomaat. Zo hij de gasflessen en slangen op dat moment al wel zou hebben gezien, heeft verdachte te weinig tijd gehad om een keuze te maken zich hiervan al dan niet te distantiëren, aangezien het arrestatieteam vrijwel direct hierop in actie is gekomen. Ter ondersteuning van de stelling van haar cliënt heeft zij voorts gewezen op het 'inbrekersmateriaal' dat na de aanhouding in de kofferbak van de Audi is aangetroffen: hieruit zou kunnen worden afgeleid dat verdachte inderdaad dacht te gaan inbreken.
De officier van justitie heeft aangevoerd dat dit opzet bij verdachte wel aanwezig moet zijn geweest. Dit in de eerste plaats gezien de intensieve voorbereiding, waarover verdachte zou hebben gezegd dat je een risico neemt, je leven ervoor weggeeft "want er kan van alles gebeuren en ook met 280 km/u rijden is risico nemen". De officier van justitie concludeert hieruit dat het overdacht is, en dus besproken. Voorts heeft hij gesteld dat het eigenlijk niet anders kan dan dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte 3] de gasflessen en slangen gezien zullen hebben. Bovendien kan het niet anders dan dat zij geïnformeerd waren, aangezien het buitengewoon onhandig is om met een chauffeur (medeverdachte [medeverdachte 3]) en een uitkijk annex navigator (verdachte) te werken die niet weten wat hen te wachten staat. Zij zouden immers vreselijk schrikken van een ontploffing, wellicht gepaard met tumult en alarmering daarna. In deze stellingen heeft de officier van justitie betrokken dat verdachte zich in zijn verhoren bij de politie en ter terechtzitting met grote regelmaat op zijn zwijgrecht heeft beroepen.
De rechtbank overweegt hieromtrent het volgende.
In de tapgesprekken die in de aanloop naar de poging tot 'plofkraak' op 12 februari 2010 zijn opgenomen, komt verdachte niet voor. Ook tijdens observaties voorafgaande aan de 12e februari wordt verdachte niet waargenomen. Van enige betrokkenheid van verdachte in de voorbereidende fase blijkt ook overigens niet uit het dossier. Uit de getuigenverklaringen aangaande de gebeurtenissen in Schoonhoven op 12 februari 2010 en de wijze waarop de slangen en vooral de gasflessen ter plekke zijn aangetroffen (de flessen zaten in een zwarte tas), kan de rechtbank ook niet afleiden dat verdachte deze moet hebben gezien. Geen van de aanwezige verbalisanten (die in het doen van dergelijke waarnemingen getraind zijn) meldt immers dat hij gasflessen heeft gezien. Derhalve is niet duidelijk op grond van welke omstandigheden verdachte deze waarneming wel zou moeten hebben gedaan, te meer daar hij - blijkens zijn eigen verklaring en die van enkele verbalisanten - op enige afstand van de pinautomaat op straat, naast de Audi, op de uitkijk is blijven staan. De rechtbank acht de stelling van de officier van justitie dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte 3] tevoren geïnformeerd zijn over de aanwezigheid van gasflessen en andere attributen nodig voor een 'plofkraak', te speculatief alsmede te weinig concreet en onvoldoende gebaseerd op feitelijke grondslag. De opmerkingen van verdachte tijdens verhoren bij de politie over het nemen van risico's zien, naar het oordeel van de rechtbank, veel meer op het gebeuren na het verijdelen van de 'plofkraak' door (het handelen van) leden van het AT, namelijk de rit met de Audi in een poging te ontkomen aan aanhouding door leden van het AT. De rechtbank kan hierin dan ook geen basis vinden om opzet op het medeplegen van een 'plofkraak' aanwezig te achten.
Gelet op de wijze waarop de slangen zijn aangetroffen (gestoken in de uitgifteklep van de pinautomaat) en het feit dat deze wel door enkele aanwezige verbalisanten zijn waargenomen, had verdachte deze naar het oordeel van de rechtbank wel kunnen zien op het moment dat deze in de pinautomaat werden gestoken. Voor zover verdachte zich daardoor wel bewust is geworden van de voorgenomen 'plofkraak', was de tijd die hem op dat moment restte tot aan het moment waarop het arrestatieteam in actie kwam dermate kort, dat niet gesteld kan worden dat hij in de gelegenheid was om zich hiervan te distantiëren.
Het voorgaande, in combinatie met de verklaring die getuige [medeverdachte 1] ter terechtzitting heeft afgelegd, brengt de rechtbank tot de conclusie dat er onvoldoende wettig bewijs is voor het opzet van verdachte op (het medeplegen van) het opzettelijk teweeg brengen van een ontploffing in de geldautomaat. Verdachte zal van dit deel van de tenlastelegging dan ook worden vrijgesproken.
De rol van verdachte
De raadsvrouwe heeft aangevoerd dat het handelen van verdachte in de onderhavige zaak niet als medeplegen, maar slechts als medeplichtigheid te kwalificeren is. Hij vervulde een duidelijk ondergeschikte rol door op de uitkijk te staan en hij was over de ware toedracht van de 'kraak' niet geïnformeerd, zodat niet kan worden vastgesteld dat sprake is geweest van de voor medeplegen noodzakelijke nauwe en bewuste samenwerking tussen hem en medeverdachten [medeverdachte 1], [medeverdachte 2] en [medeverdachte 5].
De officier van justitie heeft gesteld dat gelet op de door hem hiervoor reeds weergegeven opmerkingen verdachtes aandeel wel als medeplegen is aan te merken.
Verdachte heeft zowel bij de politie op 18 februari 2010 (Map 2, p. 471) en 9 maart 2010 (Map 2, p. 485) als ter terechtzitting verklaard dat het zijn taak was om op de uitkijk te staan en dat hij daarmee wat zou verdienen. Verdachte heeft aanvankelijk verklaard dat hij ook als navigator optrad (Map 2, p. 466), maar later verklaarde hij dat dit niet waar was en dat hij dit alleen had gezegd 'om de rechercheur te pesten' (Map 2, p. 472).
De rechtbank stelt voorop dat de rol van uitkijk bij een 'plofkraak', anders dan bijvoorbeeld bij een woninginbraak het geval kan zijn, zeer belangrijk is. Pinautomaten bevinden zich immers over het algemeen in de openbare ruimte, op een plek die over het algemeen goed zichtbaar is vanaf de openbare weg, zo ook in Schoonhoven. De handelingen aan de pinautomaat om eerst een ontploffing in de kluisruimte teweeg te brengen en vervolgens de toegangsdeur tot de bevoorradingsruimte zodanig te rammen dat men vrij toegang tot de kluisruimte heeft, worden dus in zijn geheel op straat verricht, in volledige openbaarheid. Bovendien bevond de automaat zich in een omgeving waar - ook 's nachts - voorbijgangers verwacht kunnen worden. De rol van uitkijk is aldus essentieel. De omstandigheid dat verdachte niet het opzet op het plegen van een 'plofkraak' had, maakt dat niet anders. Dat verdachte een rol van betekenis speelde, blijkt ook uit het feit dat diens medeverdachten de tassen weer in de kofferbak van de Audi legden toen een passerende auto werd gesignaleerd, om deze pas weer uit te laden, toen deze voorbij was. Zijn rol werd als zodanig ook door zijn medeverdachten op waarde geschat, wat niet alleen blijkt uit het feit dat verdachte (blijkens zijn eigen verklaring) specifiek voor deze taak is meegevraagd, maar ook uit het feit dat hij hiervoor een beloning zou krijgen. Anders dan de verdediging is de rechtbank daarom van oordeel dat de rol van verdachte geen zuiver ondersteunende is geweest, maar dat verdachte een actieve en essentiële functie vervulde bij de poging tot '(ram)kraak', waarbij van nauwe en bewuste samenwerking sprake is geweest. De rechtbank is daarom van oordeel dat verdachte niet als medeplichtige, maar als medepleger aan de poging tot diefstal met braak moet worden aangemerkt. Dit brengt met zich dat de in de tenlastelegging vermelde uitvoeringshandelingen, namelijk het forceren van de uitgifteklep van de geldautomaat en het steken van slangen daarin (hetgeen feitelijk door de medeplegers is verricht), aan verdachte kunnen worden toegerekend.
4.3. Bewezenverklaring
Gezien het bovenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, in dier voege dat
primair
hij op 12 februari 2010 te Schoonhoven tezamen en in vereniging met anderen ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededaders voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een geldautomaat weg te nemen een hoeveelheid geld, toebehorende aan een ander dan verdachte en zijn mededaders en zich daarbij de toegang tot die geldautomaat en dat geld te verschaffen en dat geld onder zijn bereik te brengen door middel van braak, de uitgifteklep van die geldautomaat heeft geforceerd en slangen, die verbonden waren met gasflessen en een ontstekingsmechanisme in de uitgifteklep van die geldautomaat heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
5. Strafbaarheid van het feit
Het bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.
6. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.
7. Motivering van de sanctie
Strafmaatverweer - geweldgebruik door de politie
Door de raadsvrouw is niet zozeer de inzet van het arrestatieteam zelf (hierna te noemen: het AT) bij de actie in Schoonhoven op 12 februari 2010 ter discussie gesteld, maar veeleer de door het AT bij die inzet gebruikte middelen en de wijze waarop deze middelen zijn gebruikt. Er was weliswaar een plan voor de actie opgesteld, waarin was vermeld wie welke taak/handeling diende te verrichten, maar vervolgens heeft elk lid van het team na aanvang van de actie naar willekeur gehandeld. Er zijn stungranaten gegooid, er is een traangasgraat afgeschoten, er is met beanbags op rennende verdachten geschoten en tenslotte is er met dienstpistolen op auto's gevuurd. Dit geweld is disproportioneel en gevaarlijk geweest en dient te leiden tot strafvermindering, aldus de raadsvrouw. Voorts heeft zij naar voren gebracht dat verdachte na zijn aanhouding weliswaar een klap van een lid van het AT heeft gehad; de medeverdachten zijn echter, zo is haar stelling, meer toegetakeld.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het AT terecht is ingezet. Voorts kan hetgeen leden van het AT aan handelingen hebben verricht, niet tot de conclusie leiden dat het door hen toegepaste geweld disproportioneel is geweest, zeker niet nadat de politieambtenaren hebben ervaren dat er op hen is ingereden. Artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering is niet aan de orde, en er kan dan ook geen sprake zijn van strafvermindering, aldus de officier van justitie.
Bij de bespreking van de standpunten en conclusies van de verdediging zal de rechtbank twee situaties onderscheiden: enerzijds het geweld gepleegd door leden van het AT tijdens de actie in Schoonhoven zelf en anderzijds het geweld dat bij de aanhouding van verschillende verdachten gepleegd zou zijn door leden van het AT.
Met betrekking tot het geweld ten tijde van de actie in Schoonhoven, waarbij in feite ook een tweetal fases is te onderscheiden, overweegt de rechtbank als volgt.
In een op ambtseed opgemaakt proces-verbaal is door de ploegchef, [verbalisant 5] (ook wel [naam functie verbalisant] in Map 9 genoemd), op de pagina's 1853 en 1854 (Map 6) de inzet van het AT in Schoonhoven om te voorkomen dat er een plofkraak zou plaatsvinden én om diverse verdachten die bij deze plofkraak en mogelijk andere plofkraken betrokken zouden zijn, aan te houden, verantwoord. De inzet van het AT staat op zich zelf genomen ook niet ter discussie. De rechtbank hanteert derhalve als uitgangspunt dat de inzet van het AT in Schoonhoven op 12 februari 2010 terecht is geweest.
Door twee leden van het AT ([verbalisant 2] en [verbalisant 6]) zijn stungranaten vanaf het dak van gebouw 'B' (Mei Mie, gelegen tegenover gebouw 'A', waarin de pinautomaat was gevestigd) geworpen richting de verdachten die zich op dat moment bij de pinautomaat ophielden. Verder is er door diverse leden van het AT met beanbags (zakjes met korreltjes; door daarmee op de benen te vuren kan iemand tijdelijk uitgeschakeld worden) richting verdachten geschoten en dienden twee leden van het AT volgens opdracht een traangasgranaat af te vuren. Voorts is er met scherp geschoten. Echter, dit heeft plaatsgevonden, zo blijkt uit de diverse getuigenverklaringen in het dossier, nadat verschillende leden van het AT hebben moeten wegspringen om te voorkomen dat er op hen werd ingereden. Niet gebleken is dat er door leden van het AT gericht met scherp is geschoten tijdens de eerste fase.
De Aanwijzing handelwijze bij geweldsaanwending (politie)ambtenaren (Stcrt. 2006, nr. 143, p. 7) geldt in bepaalde gevallen van geweldsaanwending, te weten bij vuurwapengebruik met de dood of enig lichamelijk letsel tot gevolg dan wel overige geweldsaanwendingen met de dood of zwaar lichamelijk letsel tot gevolg (gedacht moet worden aan de dood of zwaar lichamelijk letsel tengevolge van het gebruik van de wapenstok, de diensthond of de dienstauto). In die gevallen dient er een onafhankelijk overheidsonderzoek plaats te vinden. De Aanwijzing is derhalve niet op het afschieten van de stungranaten, beanbags en traangasgranaten in Schoonhoven van toepassing. Gesteld dan wel onderbouwd noch gebleken is dat deze middelen op zichzelf genomen onjuist of onterecht zijn ingezet. Uitgaande van een marginale toetsing in deze ligt het dan ook niet op de weg van de rechtbank in het kader van het strafproces dit nader te onderzoeken en te toetsen. De rechter zou daarmee ook teveel op de stoel van het opsporingsapparaat gaan zitten.
Met betrekking tot het geweld in de tweede fase neemt de rechtbank met name de hiervoor reeds genoemde Aanwijzing in ogenschouw. Het van toepassing zijnde toetsingskader wordt gevormd door artikel 8 van de Politiewet 1993. Het uitgangspunt is dat de politie geweld mag gebruiken bij naleving van de geldende voorwaarden. Van de politie mag worden verwacht dat geweld slechts wordt toegepast binnen de grenzen van de proportionaliteit, de subsidiariteit en de kaders van de geldende geweldsinstructies. Artikel 8 bevat voorts de voorwaarden waaronder die bevoegdheid tot het gebruiken van geweld mag worden toegepast. Ter invulling van die voorwaarden is de Ambtsinstructie voor de politie, de Koninklijke Marechaussee en andere opsporingsambtenaren (hierna: Ambtsinstructie 1994) opgesteld. Daaruit blijkt, voor zover hier van belang, dat het gebruik van een vuurwapen is toegestaan om een persoon aan te houden die zich aan zijn aanhouding tracht te onttrekken en die verdacht wordt van het plegen van een misdrijf waarop een gevangenisstraf van 4 jaar of meer is gesteld en dat door zijn gevolg, bedreigend voor de samenleving is of kan zijn. Het is alleen toegestaan te schieten op personen en op vervoermiddelen waarin zich personen bevinden. Voorts is bepaald dat van het vuurwapen geen gebruik mag worden gemaakt, indien de identiteit van de aan te houden persoon bekend is en redelijkerwijs mag worden aangenomen dat het uitstellen van de aanhouding geen onaanvaardbaar te achten gevaar voor de rechtsorde met zich brengt.
Het schieten door leden van het AT op wegvluchtende verdachten, nadat deze geprobeerd hadden een plofkraak op een pinautomaat van een bank te plegen en vervolgens in waren gereden op politieambtenaren in hun haast om weg te komen, voldoet naar het oordeel van de rechtbank aan de in de Ambtsinstructie 1994 genoemde voorwaarden voor het gebruik van geweld door de politie.
Gelet op de tekst van de Aanwijzing waarbij een onderzoek door de overheid moet plaatsvinden in de hiervoor reeds weergegeven gevallen, heeft er in de onderhavige zaak terecht geen onafhankelijk overheidsonderzoek naar het schieten door leden van het AT op wegrijdende auto's met daarin verdachten plaatsgevonden. Er is immers geen letsel bij de verdachten tengevolge van het schieten met scherp door de politie ontstaan. Ook overigens is niet gebleken van letsel, ontstaan tijdens dan wel tengevolge van de actie in Schoonhoven. Naar het oordeel van de rechtbank hebben de politieambtenaren mede gelet op de onder 4.1. geschetste omstandigheden in redelijkheid van de hen gegeven bevoegdheid gebruik gemaakt. In het kader van het strafproces ligt het voor het overige niet op de weg van de rechtbank een en ander meer diepgaand te onderzoeken.
Met betrekking tot het gepleegde geweld bij de aanhouding van diverse verdachten overweegt de rechtbank het volgende.
Door zowel [medeverdachte 3] als [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] is ter zitting melding gemaakt van jegens hen uitgeoefend geweld van de zijde van leden van het AT bij hun aanhouding. [medeverdachte 3] is volgens eigen zeggen meerdere keren geschopt terwijl hij geboeid op de grond lag en niets meer kon doen. Hij heeft zich onder behandeling moeten stellen in het Spaarneziekenhuis, ten bewijze waarvan een nota betrekking hebbend op het verlenen van specialistische hulp op 12 februari 2010 is overgelegd. Er is door zijn raadsman een klacht bij de politie ingediend. [medeverdachte 1] heeft geen klacht ingediend, omdat er, naar eigen zeggen, toch niets mee gedaan wordt. Maar ook hij klaagt over fors uitgeoefend geweld jegens hem door leden van het AT na zijn aanhouding. De raadsman van [medeverdachte 2] heeft de foto die kort na de aanhouding van verdachte is gemaakt, opgevraagd en ter zitting getoond. Op deze foto is een forse zwelling en bloeduitstorting bij het linkeroog van verdachte en een rode verwonding die naar beneden loopt, tot aan de mond, te zien. Desgevraagd heeft [medeverdachte 2] verklaard dat dit letsel is ontstaan tengevolge van het schoppen tegen zijn hoofd door leden van het AT. Hiervan is door of namens verdachte aangifte gedaan. Een klacht c.q. aangifte kan pas nader worden onderzocht, zo hebben zij te horen gekregen, nadat de onderhavige strafzaak afgerond zou zijn. Wat daarvan ook zij, de rechtbank zal een en ander bij de op te leggen straf betrekken om de navolgende redenen.
In de processen-verbaal van aanhouding van de verschillende verdachten is niets gerelateerd over uitgeoefend geweld tijdens dan wel na de aanhouding. Pas tijdens de verhoren bij de rechter-commissaris van [verbalisant 11] en [verbalisant 4] als getuigen is echter desgevraagd door hen verklaard dat zij jegens de bestuurder van de Audi geweld hebben gebruikt. Zoals hiervoor overwogen is de bestuurder van de Audi [medeverdachte 3] geweest. [verbalisant 11] verklaart dat de bestuurder na zijn aanhouding lachte en zei dat hij alleen maar gereden had. [verbalisant 11] heeft, zo verklaart hij, de bestuurder de boeien om gedaan en toegevoegd dat hij zijn bek moest houden, omdat verdachte bijna een collega had dood gereden. Met de binnenkant van zijn rechterhand heeft hij de bestuurder vervolgens een attentieklap gegeven tegen de linkerzijkant van het hoofd. Ook [verbalisant 4] maakt bij de rechter-commissaris tijdens zijn verhoor als getuige melding van geweld jegens de bestuurder van de Audi, namelijk een schop tegen de bovenarm terwijl deze geboeid op de grond lag.
Uit beide verklaringen blijkt dat er geweld is gebruikt nadat de verdachten reeds aangehouden waren en geboeid op de grond lagen. Gelet hierop alsmede gelet op de verklaringen van de verdachten - beide in onderlinge samenhang bezien met de nota met betrekking tot specialistische ziekenhuishulp voor [medeverdachte 3] en de foto met daarop te zien letsel bij [medeverdachte 2] - acht de rechtbank de verklaringen van verdachten over het door leden van het AT tegen hen uitgeoefend geweld na hun aanhouding zeer aannemelijk.
In tegenstelling tot de officier van justitie die ter terechtzitting heeft aangegeven het voor de rechtbank niet relevant te achten wat er na de aanhouding met verdachten is gebeurd, ziet de rechtbank mede gelet op deze deels nieuwe informatie die relevantie wel. De rechtbank kan er begrip voor hebben dat emoties een rol spelen na het inrijden op collega leden van een AT. Het is echter niet gerechtvaardigd deze op die manier te uiten. De rechtbank acht dit geweld, gelet op het moment waarop het plaatsvond, disproportioneel. De rechtbank ziet hierin aanleiding als compensatie van het geweld in het kader van artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering de aan de medeverdachten [medeverdachte 3], [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] op te leggen straf met een maand te verminderen. Gelet op hetgeen verdachte over de aard en ernst van het op hem uitgeoefende geweld zelf heeft verklaard, ziet de rechtbank in het geval van verdachte echter geen aanleiding om tot strafvermindering over te gaan.
Sanctie
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft, samen met zijn mededaders, geprobeerd om een (aanzienlijk) geldbedrag weg te nemen uit de kluis van een geldautomaat. Hiermee hebben verdachte en zijn mededaders getracht een ernstige inbreuk te plegen op het eigendomsrecht van een ander. Een 'kraak', zoals door verdachte beoogd, veroorzaakt in het algemeen niet alleen aanzienlijke schade voor de benadeelden, maar ook ergernis en maatschappelijke onrust. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan.
Daar komt bij dat verdachte blijkens zijn justitiële documentatie eerder met politie en justitie in aanraking is geweest, onder meer ter zake van diefstal in vereniging met braak en inklimming.
Ten voordele van verdachte houdt de rechtbank rekening met de omstandigheid dat zijn opzet niet tevens was gericht op het teweegbrengen van een ontploffing in de geldautomaat, waarbij gemeen gevaar voor goederen te duchten was. Daarnaast weegt de rechtbank bij de bepaling van de aan verdachte op te leggen straf in het voordeel van de verdachte mee dat zijn rol geringer was dan die van zijn mededaders. Ten slotte houdt de rechtbank nog rekening met het feit dat de situatie als bedoeld in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht zich hier voordoet.
De rechtbank is, gelet op het voorgaande, van oordeel dat voor poging tot diefstal in vereniging met braak zoals ten aanzien van verdachte is bewezen verklaard een gevangenisstraf voor de duur van 7 maanden passend is.
8. Vordering tenuitvoerlegging
Bij vonnis van 30 oktober 2009 in de zaak met parketnummer 13/410898-09 heeft de politierechter te Amsterdam verdachte ter zake van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, vernieling en belediging van een ambtenaar in functie, meermalen gepleegd, veroordeeld tot - onder meer - een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee weken. Ten aanzien van die voorwaardelijke straf is de proeftijd op twee jaren bepaald onder de algemene voorwaarde dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De officier van justitie vordert thans dat de rechtbank zal gelasten dat die voorwaardelijke straf alsnog zal worden ten uitvoer gelegd.
De rechtbank heeft bij het onderzoek ter terechtzitting bevonden dat zij bevoegd is over de vordering te oordelen en dat de officier van justitie daarin ontvankelijk is.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering kan worden toegewezen, nu uit de overige inhoud van dit vonnis blijkt dat verdachte niet heeft nageleefd de voorwaarde dat hij zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Om die reden zal de rechtbank, gelet op artikel 14g van het Wetboek van Strafrecht, de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijke gevangenisstraf gelasten.
9. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikelen 45, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
10. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte het feit heeft begaan zoals hiervoor onder 4.3. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde feit het hierboven onder 5. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens dit feit tot een gevangenisstraf voor de duur van 7 (ZEVEN) MAANDEN.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de thans opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Wijst toe de vordering tot tenuitvoerlegging van de officier van justitie en gelast de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 (TWEE) WEKEN, opgelegd bij vonnis van de politierechter te Amsterdam d.d. 30 oktober 2009 in de zaak met parketnummer 13/410898-09.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. Ph. Burgers, voorzitter,
mrs. J. Snitker en I.H. Lips, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. C.M. Brugman,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 24 december 2010.