ECLI:NL:RBHAA:2010:BO9055

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
2 december 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
15/700561-10
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • W.A.F. Jansen
  • F.F.W. Brouwer
  • A.M.S.P. Evers-Ederveen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in zaak van poging doodslag en zware mishandeling met vuurwapen

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Haarlem, stond de verdachte terecht voor poging tot doodslag en zware mishandeling. De zaak vond zijn oorsprong in een geweldsincident op 9 augustus 2010, waarbij de verdachte en de aangever, de heer [naam slachtoffer], in een handgemeen verwikkeld raakten. De verklaringen van beide partijen stonden lijnrecht tegenover elkaar, en getuigen konden niet vaststellen wie de schoten had afgevuurd. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen. De verdachte had zich in eerste instantie op zijn zwijgrecht beroepen en pas later een verklaring afgelegd, maar dit werd niet als voldoende bewijs voor een leugenachtige verklaring beschouwd. De rechtbank oordeelde dat de feiten niet wettig en overtuigend bewezen konden worden, en sprak de verdachte vrij van de hem ten laste gelegde feiten. De uitspraak vond plaats op 2 december 2010, na een openbare terechtzitting op 18 november 2010, waar de verdachte zijn verklaring handhaafde. De rechtbank benadrukte dat de onduidelijkheid over de gebeurtenissen op de bewuste datum leidde tot de vrijspraak.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector Strafrecht
Locatie Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/700561-10
Uitspraakdatum: 2 december 2010
Tegenspraak
Strafvonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 18 november 2010 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te ([adres en woonplaats]
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd:
feit 1:
Primair
hij op of omstreeks 09 augustus 2010 te [plaatsnaam] ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en/of al dan niet met
voorbedachten rade [naam slachtoffer] van het leven te beroven,althans zwaar
lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet en/of al dan niet na kalm
beraad en rustig overleg, een vuurwapen op die [naam slachtoffer] heeft gericht en/of
met dit vuurwapen in de richting van die [naam slachtoffer] gezwaaid en/of dit
vuurwapen op het hoofd van die [naam slachtoffer] gezet en/of (tijdens de daarna
ontstane worsteling) de trekker van dit vuurwapen heeft overgehaald en/of met
dit vuurwapen op die [naam slachtoffer] heeft geschoten, terwijl de uitvoering van dat
voorgenomen misdrijf niet is voltooid; art 287 Wetboek van Strafrecht art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht;
feit 1:
Subsidiair
hij op of omstreeks 09 augustus 2010 te [plaatsnaam] [naam slachtoffer] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling,
immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een vuurwapen op die [naam slachtoffer]
heeft gericht en/of met dit vuurwapen in de richting van die [naam slachtoffer]
gezwaaid en/of dit vuurwapen op het hoofd van die [naam slachtoffer] gezet en/of
(tijdens de daarna ontstane worsteling) de trekker van dit vuurwapen heeft
overgehaald en/of (daarbij) deze [naam slachtoffer] dreigend de woorden toegevoegd :
"Ik maak je kapot" en/of "Er zit er nog eentje in", althans woorden van
gelijke dreigende aard of strekking.
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het primair tenlastegelegde feit en gevorderd dat verdachte terzake zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van dertig (30) maanden, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
4. Bewijs
4.1. Vrijspraak
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte onder feit 1, primair en subsidiair, is ten laste gelegd. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.
In zijn aangifte heeft de heer [naam slachtoffer] verklaard dat hij op 9 augustus 2010 met verdachte verwikkeld is geraakt in een geweldsincident op de [adres] te [plaatsnaam]. Verdachte was degene die als eerste contact met aangever zocht. Op die bewuste dag spraken zij over een ex-vriendin van verdachte genaamd [naam ex-vriendin]. Verdachte was boos en heeft hem, aangever, vervolgens bedreigd met een vuurwapen. Daarna raakte hij met verdachte in een worsteling. Tijdens de worsteling zijn twee schoten gelost en zijn over en weer klappen en schoppen uitgedeeld. Na enige tijd heeft aangever verdachte kunnen overmeesteren en hem het wapen afhandig kunnen maken. Na de worsteling is verdachte gewond op de weg blijven liggen en is de politie te plaatse gekomen.
Verdachte heeft tijdens het vooronderzoek geen verklaring afgelegd. Bij de rechter-commissaris heeft verdachte op 15 november 2010 verklaard dat de heer [naam slachtoffer] met hem contact opnam omdat [naam slachtoffer] hem wilde spreken. Verdachte en de heer [naam slachtoffer] hadden namelijk een zakelijke overeenkomst en [naam slachtoffer] vond dat verdachte hem bedonderd had. Verdachte wil liever niet toelichten waar het zakelijk conflict over ging en of er getuigen zijn die het verhaal kunnen bevestigen. Verdachte heeft voorts verklaard dat het conflict niets met zijn ex-vriendin [naam ex-vriendin] te maken had. Op die bewuste 9 augustus 2010 trok de heer [naam slachtoffer] volgens verdachte opeens een wapen te voorschijn. Vervolgens ontstond een worsteling tussen beiden. Het wapen ging daarbij twee keer af. De heer [naam slachtoffer] won de worsteling en richtte het wapen vervolgens op verdachte en haalde de trekker over, maar er kwam niets uit. De heer [naam slachtoffer] heeft verdachte daarna drie keer met het wapen op zijn hoofd geslagen. Verdachte viel op de grond en werd pas weer in het ziekenhuis wakker. Ten slotte heeft verdachte verklaard dat hij onlangs is veroordeeld en dat zijn medeverdachte in die zaak [naam broer] was, te weten de broer van de heer [naam slachtoffer].
Ter terechtzitting op 18 november 2010 heeft verdachte zijn verklaring bij de rechter-commissaris gehandhaafd. Voorts heeft verdachte verklaard dat hij niet eerder een verklaring omtrent de gebeurtenissen op 9 augustus 2010 heeft afgelegd omdat hij na zijn ziekenhuisopname langere tijd last heeft gehad van een bij de worsteling opgelopen hersenschudding.
De rechtbank stelt vast dat de verklaring van aangever, de heer [naam slachtoffer], en die van verdachte lijnrecht tegenover elkaar staan. Uit de verklaringen die door de getuigen zijn afgelegd is niet af te leiden door welke van de betrokkenen de schoten zijn afgevuurd. Men heeft gezien dat aangever en verdachte in een handgemeen verwikkeld waren en men heeft twee knallen gehoord. De rechtbank is van oordeel dat noch daaruit, noch uit de overige zich in het procesdossier bevindende stukken, noch uit hetgeen ter zitting is gebleken de ware toedracht van de gebeurtenissen op de 9e augustus 2010 zijn komen vast te staan.
Het enkele feit dat verdachte in tegenstelling tot aangever [naam slachtoffer], ervoor heeft gekozen zich in eerste instantie te beroepen op zijn zwijgrecht en pas bij de rechter-commissaris een verklaring af te leggen omtrent hetgeen op 9 augustus 2010 heeft plaatsgevonden, acht de rechtbank onvoldoende om op grond daarvan vast te stellen dat de verklaring van verdachte kennelijk leugenachtig is.
Verdachte moet daarom worden vrijgesproken van de hem ten laste gelegde feiten.
5. Beslissing
De rechtbank:
Spreekt verdachte vrij van het hem tenlastegelegde feit.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. W.A.F. Jansen, voorzitter,
mr. F.F.W. Brouwer en mr. A.M.S.P. Evers-Ederveen, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. A.W. Martens,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 2 december 2010.
mr. F.F.W. Brouwer is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
mr. A.M.S.P. Evers-Ederveen is eveneens buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.