ECLI:NL:RBHAA:2010:BO9284

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
24 december 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
15/700107-10
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot plofkraak en poging doodslag op politieambtenaren in Schoonhoven

In deze zaak, gewezen door de Rechtbank Haarlem op 24 december 2010, zijn acht verdachten vervolgd in een mega-zaak rondom plofkraken. De rechtbank behandelt de poging tot plofkraak op 12 februari 2010 in Schoonhoven, waarbij de verdachten slangen in een geldautomaat hebben gestoken met de intentie een explosie te veroorzaken. Dit leidde tot gemeen gevaar voor goederen. Tijdens de actie van het arrestatieteam is de verdachte met een auto op leden van het arrestatieteam ingereden, wat resulteerde in een poging tot doodslag. De rechtbank oordeelt dat de dagvaarding geldig is en dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in de vervolging. De rechtbank concludeert dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de poging tot plofkraak en poging tot doodslag, en legt een gevangenisstraf van 35 maanden op. De rechtbank wijst ook schadevergoedingsmaatregelen toe aan de benadeelde politieambtenaren.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector Strafrecht
Locatie Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/700107-10
Uitspraakdatum: 24 december 2010
Tegenspraak
Strafvonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 20 mei 2010, 16 augustus 2010, 11 november 2010, 22 november 2010, 29 november 2010 en 10 december 2010 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] (Spanje),
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande,
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Almere.
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is, na toegestane wijziging van de tenlastelegging ex artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering, ten laste gelegd dat:
Feit 1
(poging plofkraak Schoonhoven, zaaksdossier 31a)
primair
hij in of omstreeks de periode van 11 februari 2010 tot en met 12 februari 2010 te Schoonhoven, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk een ontploffing teweeg te brengen in een geldautomaat, terwijl daarvan gemeen gevaar voor die geldautomaat en/of het gebouw waarin die geldautomaat zich bevond, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was, een of meerdere slangen, die verbonden waren met (gas)flessen en/of een ontstekingsmechanisme in (de uitgifteklep van) die geldautomaat heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
en/of
hij in of omstreeks de periode van 11 februari 2010 tot en met 12 februari 2010 te Schoonhoven,in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een geldautomaat weg te nemen (een hoeveelheid) geld, geheel of ten dele toebehorende aan een ander of anderen dan verdachte en/of zijn mededaders en zich daarbij de toegang tot die geldautomaat en/of dat geld te verschaffen en/of dat geld onder zijn bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking, (de uitgifteklep van) die geldautomaat heeft geforceerd en/of een of meerdere slangen, die verbonden waren met (gas)flessen en/of een ontstekingsmechanisme in (de uitgifteklep van) die geldautomaat heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid, welke poging tot diefstal werd vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen leden van een arrestatieteam van de politie, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan een (andere) deelnemer(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededader(s) met een of meer motorvoertuigen op die leden van dat arrestatieteam van de politie zijn ingereden;
subsidiair
hij in of omstreeks de periode van 11 februari 2010 tot en met 12 februari 2010 te Schoonhoven, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen ter voorbereiding van het misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk een ontploffing teweeg te brengen in een geldautomaat, terwijl daarvan gemeen gevaar voor die geldautomaat en/of het gebouw waarin die geldautomaat zich bevond, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was, opzettelijk een of meer motorvoertuigen en/of een of meer (gas)flessen met toebehoren en/of een ontstekingsmechanisme en/of een of meer bivakmutsen bestemd tot het begaan van dat/die misdrijf/misdrijven, heeft verworven en/of vervaardigd en/of ingevoerd en/of doorgevoerd en/of uitgevoerd en/of voorhanden heeft gehad;
Feit 2
(poging tot doodslag politieambtenaren, zaaksdossier 31b)
hij in of omstreeks de periode van 11 februari 2010 tot en met 12 februari 2010 te Schoonhoven, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk ter uitvoering van het voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk een of meer leden van een arrestatieteam, in ieder geval ambtenaren van de politie van het leven te beroven, met een of meer motorvoertuigen is ingereden op die leden van dat arrestatieteam, in ieder geval die politieambtenaren, terwijl de uitvoering van dat misdrijf niet is voltooid, welke vorenomschreven poging tot doodslag werd vergezeld en/of voorafgegaan van enig strafbaar feit, te weten het medeplegen van een poging tot het teweegbrengen van een ontploffing (artikel 157 wetboek van strafrecht) en/of van diefstal door middel van braak/verbreking (artikel 311 wetboek van strafrecht), althans voorbereidingshandelingen daartoe (zoals beschreven in het onder 1 tenlastegelegde), en welke poging tot doodslag werd gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat feit/die feiten voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of aan de andere deelnemer(s) straffeloosheid en/of het bezit van het wederrechtelijk verkregene te verzekeren.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, leest de rechtbank de tenlastelegging verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
2. Voorvragen
De raadsman heeft aangevoerd dat de dagvaarding onder 1., eerste gedeelte partieel nietig dient te worden verklaard, aangezien er gelet op de gebruikte middelen sprake is van een ondeugdelijke poging tot het teweegbrengen van een ontploffing, in geval de tenlastegelegde handelingen bewezen kunnen worden verklaard.
De rechtbank stelt voorop dat in het geval van een poging als bedoeld in artikel 45 van het Wetboek van Strafrecht in de regel (nog) niet alle handelingen zullen zijn verricht die voor voltooiing van het delict vereist zijn. Voldoende is immers dat door de verdachte(n) een begin van uitvoering is gemaakt van het (voltooide) delict en dat dit tot uitdrukking is gebracht door één of meer handelingen. Gelet op hetgeen de rechtbank hierna onder 4.1. zal overwegen over de door verdachte en zijn mededaders gehanteerde methode, kunnen de in de tenlastelegging beschreven handelingen en gebruikte goederen naar het oordeel van de rechtbank een begin van uitvoering van een ‘plofkraak’ (dat wil zeggen het teweegbrengen van een ontploffing in een geldautomaat) inhouden. Dat de in de tenlastelegging omschreven middelen tot het bereiken van dat doel, de ‘plof- en ramkraak’, (absoluut) ondeugdelijk zouden zijn, is ook overigens niet gebleken. Naar het oordeel van de rechtbank is, zoals hierna zal worden overwogen, door het teweegbrengen van een ontploffing ook gemeen gevaar voor goederen te duchten geweest. De rechtbank verwerpt daarom het op dit onderdeel door de raadsman gevoerde verweer.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1 primair en onder 2 ten laste gelegde feiten en gevorderd dat verdachte ter zake zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren met aftrek van de tijd die verdachte reeds in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht en, ter zake van het onder 2 ten laste gelegde, tot ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van 2 jaren.
4. Bewijs
4.1. Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit op grond van de navolgende bewijsmiddelen:
Algemene overwegingen
Methode
Voorafgaand aan de zaaks gerelateerde feiten en omstandigheden, zal de rechtbank uiteen zetten van welke methode zij bij de ten lastegelegde ‘plofkraken’ in zijn algemeenheid is uitgegaan.
Uit de diverse bevindingen in het Havanna-onderzoek leidt de rechtbank af dat de volgende (‘plof- en ramkraak’)methode steeds wordt gehanteerd (zie onder meer: proces-verbaal bevindingen onderzoek Snellerwaardgracht d.d. 4 november 2008, Map 3, p. 849-851; proces-verbaal uitkijken camerabeelden d.d. 11 oktober 2008, Map 3, p. 871-872; proces-verbaal bevindingen Hoofdstraat Rolde d.d. 16 juli 2009, Map 4, p. 1371-1372; proces-verbaal sporenonderzoek Rolde d.d. 21 juli 2009, Map 4, p. 1381-1383; proces-verbaal uitkijken camerabeelden d.d. 18 november 2010, 5e aanvulling, p. 4958-4981).
Eerst wordt in de gelduitgifteklep van de desbetreffende pinautomaat zodanig met behulp van gereedschap en/of een metalen staaf of buis gewrikt dat er een ‘opening’ ontstaat. In die opening wordt een slang gebracht, waardoor uit een gasfles met acetyleen en een fles met zuurstof een bepaalde hoeveelheid van een mengsel van die beide gassen in de automaat wordt gebracht. Het kennelijke doel is om het gasmengsel in de kluis te brengen, waarna het met een vonk uit een stroomstootwapen of ander ontstekingsmechanisme, overgebracht via een elektriciteitsdraad, tot ontploffing wordt gebracht. Het beoogde effect is het openspringen van de kluis in de geldautomaat, waarin zich de geldcassettes bevinden.
Om daadwerkelijk toegang te krijgen tot het geld, dient vervolgens de deur van de bevoorradingsruimte te worden geopend. Daartoe wordt deze deur geforceerd door hier hard tegen aan te rijden (rammen) met een (gestolen) personenauto. Zodra men hierin geslaagd is, kan men de bevoorradingsruimte betreden om (de cassettes met) het geld uit de opengesprongen kluis weg te nemen.
Koppelen telefoonnummers aan verdachten
In het onderhavige dossier zijn diverse telefoongesprekken van en tussen de (mede)verdachten opgenomen en uitgeluisterd. Aan de hand van de namen waaronder bepaalde nummers vermeld stonden in de telefoons van de (mede)verdachten, de in de gesprekken gebruikte bijnamen, de inhoud van die gesprekken en de verklaringen van medeverdachten en getuigen, hebben verbalisanten herleid wie de gebruiker van het desbetreffende telefoonnummer was. Naar het oordeel van de rechtbank zijn deze gesprekken ook daadwerkelijk door de in de processen verbaal aan het nummer gekoppelde gebruiker gevoerd. Verdachte heeft ook niet ontkend dat hij de aan hem gekoppelde telefoongesprekken heeft gevoerd.
In de onderstaande tabel is weergegeven welke verdachte (voor zover van toepassing) voor welke periode aan welk telefoonnummer is gekoppeld.
Verdachte,
Telefoonnummer, Periode
[medeverdachte 2] 2 ,
[telefoonnummer 1, t/m 12 februari 2010
[medeverdachte 4] 3
[telefoonnummer 2],
[telefoonnummer 3],
[telefoonnummer 4],
[medeverdachte 5] 4, [telefoonnummer 5], t/m 12 februari 2010
[medeverdachte 6] 5, [telefoonnummer 6], [telefoonnummer 7]
[medeverdachte 1] 6, 7,
[telefoonnummer 8], 17 februari 2009 t/m 1 juni 2009
[telefoonnummer 9], 12 juni 2009 t/m 21 augustus 2009
[telefoonnummer 10], 23 juli 2009 t/m 18 augustus 2009
[telefoonnummer 11], 7 september 2009 t/m 11 november 2009
[telefoonnummer 12], 16 december 2009 t/m 23 december 2009
[telefoonnummer 13], 4 december 2009 t/m 31 januari 2010
[telefoonnummer 14] , 31 januari 2010 t/m 12 februari 2010
[medeverdachte 7] 8,
[telefoonnummer 15]
[telefoonnummer 16]
[telefoonnummer 17]
[telefoonnummer 18]
[telefoonnummer 15]
Feit 1: poging ‘plofkraak’ Schoonhoven, zaaksdossier 31A
Inleiding
Op 12 februari 2010 worden de verdachten [medeverdachte 1], [medeverdachte 2], [medeverdachte 3], [verdachte] en [medeverdachte 5] in Schoonhoven aangehouden tijdens een actie van het arrestatieteam (hierna te noemen het AT), kort nadat twee van hen een slang in de geldautomaat van de SNS-bank aan de Albert Plesmanstraat hebben gebracht. In de aanloop naar die 12e februari 2010 zijn door de politie diverse observaties verricht en telefoongesprekken opgenomen en uitgeluisterd. In de tapgesprekken wordt veel gebruik gemaakt van straattaal. Bij de uitleg hiervan is de rechtbank uitgegaan van de volgende betekenissen, zoals die ook zijn weergegeven in het dossier:
Straattaal – Betekenis
arbitten - werken
chappie - gast (de rechtbank begrijpt: man, persoon)
cellie - GSM (mobiele telefoon)
dagoe - hond
faya - moeilijk
gehosseld - geregeld, gedaan
kil - gozer (de rechtbank begrijpt: man, persoon)
leipe - gek
mattie – vriend
Mocro – Marokkaan
osso - huis
para – gek
tamara - morgen
waggie - auto
Vervoer
Vanaf 5 februari 2010 zijn tapgesprekken opgenomen waarin [medeverdachte 1] met verschillende onbekende mannen belt om ‘vervoer’ te regelen. Op 5 februari zegt hij bijvoorbeeld tegen een onbekend gebleven man: “Kijk als je vervoer nog kan vinden, je weet toch?” Waarop de man zegt dat hij er zelf wel eentje gaat “halen”, want “dan kunnen we werken”. [medeverdachte 1] merkt daarover nog op: “Kijk uit dat ie geen gps heb.” Een dag later wordt hij gebeld door een andere, eveneens onbekend gebleven man die het gesprek opent met “Check dan. Ik heb vervoertje.” Hij vervolgt: “ (…) hij is gewoon van iemand, je weet toch. Maar hij is ook coureur.” [medeverdachte 1] vraagt dan: “Diezelfde chappie als vorige keer”. De man antwoordt dat het heel iemand anders is en dat het “een 6” is. [medeverdachte 1] vraagt of hij wil “arbitten” en de man bevestigt dit. [medeverdachte 1] vraagt verder nog naar de afkomst (van de coureur), de man zegt “zelfde” als de vorige keer en [medeverdachte 1] antwoordt dan: “Mocro, ook weer”. [medeverdachte 1] zegt dat hij die chappie wel “tamarra (fon)” (naar de rechtbank begrijpt: tamara) wil zien. In de avond van 9 februari wordt [medeverdachte 1] weer gebeld door de eerste onbekende man, die zegt: “Hij stuurt eentje, maar hij is wel een beetje duur man.” Het blijkt te gaan om “een zesje” voor “5”. [medeverdachte 1] vindt dit te duur: “Als ie het halveert, zou ik het kunnen betalen, maar die prijs is para.” De onbekende man belooft dat hij nog even met ‘hem’ gaat praten, kijken wat ie zegt. [medeverdachte 1] zegt dat hij eerst even met die andere gaat kijken. Een klein half uur later belt [medeverdachte 1] met een derde, onbekende man, die zegt: “En die kil zegt trouwens “voor 3 kan het ook””. [medeverdachte 1] zegt dat hij dan even moet kijken. Na zijn aanhouding verklaarde [medeverdachte 3] dat hij was gevraagd om te rijden en dat hij dat had gedaan, omdat hij geld nodig had.
Voorverkenningen
Op 4 februari 2010 wordt gezien dat [medeverdachte 1] samen met een andere, onbekend gebleven persoon van de [adres] in Almere, waar hij verblijft, naar de Albert Plesmanstraat in Schoonhoven rijdt, waar zij omstreeks 12.38 uur de auto parkeren. De twee blijven ongeveer een uur in Schoonhoven, waarbij onder meer gezien wordt dat zij enkele malen in de richting van de pinautomaat van de SNS-bank op de Albert Plesmanstraat kijken.
[medeverdachte 6] zegt tegen [medeverdachte 1], in een telefoongesprek kort na middernacht in de nacht van 7 op 8 februari 2010, dat hij ‘tamara’ met die ‘chappie’ meegaat, waarop [medeverdachte 1] antwoordt: “dan moet je dinges, [voornaam 1], ook mee nemen. Dan ziet ie dinges ook gelijk.” [medeverdachte 6] zegt dit te zullen doen. Op 8 februari belt [medeverdachte 6] naar [medeverdachte 1] en zegt hem: “Laat ie zich klaarmaken. Ik kom er zo aan met die chappie.” Een kwartier later belt [medeverdachte 1] met zijn vriendin [medeverdachte 7] en antwoordt op haar vraag of ze nog plannen hebben voor vanavond dat hij thuisblijft, maar dat [voornaam 1] zo wordt opgehaald, die gaat een paar dingen doen. Dit gaat echter kennelijk niet door, aangezien [medeverdachte 6] kort daarna [medeverdachte 1] weer opbelt en zegt: “Die chappie zegt tamara man. Hij moet nu effe naar het ziekenhuis man. Naar z’n pa.” [medeverdachte 1] laat blijken hier niet gelukkig mee te zijn en voegt daaraan toe: “Ja maar je moet tegen hem zeggen als jij woe als die woensdag wil arbitte, dan haal je dat niet. (…) Je moet voorbereiden, planning maken, kijken wat ze doen. (…) Je moet tegen hem zeggen tis geen brakkie.” [medeverdachte 6] antwoordt vervolgens: “daarom…daarom moet tamara komen. Als die niet eh als die niet tamara komt ja dan eh” en “ik heb ook tegen hem gezegd weet je, maar tamara honderd procent dan toen zei die “ja man zeker”. Dus ja”. In de avond van de volgende dag, 9 februari 2010, wordt [medeverdachte 6] gebeld door een onbekend gebleven man, terwijl zijn telefoon aanstraalt in de Spoorstraat te Schoonhoven. [medeverdachte 6] zegt dat hij iets aan het checken is. De afstand tussen de Spoorstraat en de Albert Plesmanstraat te Schoonhoven hemelsbreed bedraagt ongeveer 465 meter (bron: maps.google.nl).
In de vroege avond van 11 februari 2010 belt [medeverdachte 1] met een onbekend gebleven persoon en zegt hem: “Ik ga zo ook die kant op om effe te kijken, als alles goed is staat vanavond toch.” De andere persoon zegt dat het goed is en dat hij hem zo een sms’je zal sturen. Drie minuten later volgt er een sms’je van deze onbekende persoon aan [medeverdachte 1], met daarin de tekst: “Als je daar bent dan moet je Nieuwpoort, goudriaan, noordeloos volgen die brengt je sneller na highway kyk ff of ie goed is…” Om 18.58.09 en 19.10.04 uur sms’en [medeverdachte 1] en [medeverdachte 7] met elkaar. Daarbij straalt de telefoon van [medeverdachte 1] een tweetal locaties in Schoonhoven aan, te weten de Vrouwenmantel en de Carillonstraat. , De afstand tussen de Vrouwenmantel en de Albert Plesmanstraat te Schoonhoven bedraagt hemelsbreed ongeveer 1800 meter en tussen de Carrillonstraat en de Albert Plesmanstraat in Schoonhoven ongeveer 190 meter (zie maps.google.nl).
Omstreeks 19.34 uur belt [medeverdachte 1] met de onbekende man en zegt hem dat hij de weg niet kon vinden, omdat hij nergens borden met namen zag. De door de onbekende man via sms verstrekte route blijkt een route te zijn om van Schoonhoven binnendoor naar de A27 te rijden.
Overige voorbereidingen
Na de aanhouding van verdachten werd bij de doorzoeking van de woning aan de [adres] te Almere een kassabon van een Gamma-winkel aangetroffen, gedateerd op 11 februari 2010 om 20.41 uur. De bon betreft een aantal goederen, soortgelijk aan de goederen die na aanhouding van de verdachten zijn aangetroffen in de buurt van de pinautomaat aan de Albert Plesmanstraat in Schoonhoven. , Bij het uitkijken van de beelden van de desbetreffende winkel op de bewuste avond, herkent de verbalisant [medeverdachte 5] als één van de twee personen die om 20.34.44 uur de winkel betreden en om 20.41.28 uur bij de kassa staan.
In de avond van 10 februari 2010 belt [medeverdachte 6] met [medeverdachte 1]. [medeverdachte 6] zegt dat hij ziek is en verder dat het “gewoon goed” is: “ik heb benzine enzo je weet toch.” [medeverdachte 1] vraagt of de auto vandaag getankt is. [medeverdachte 6] bevestigt dat. [medeverdachte 1] zegt dan: “Daarom was voor vandaag die arbitte bedoeld.” [medeverdachte 6] reageert met: “Ja maar hoe wil jij met de motro in de sneeuw rijden.” [medeverdachte 1] bevestigt dat dit niet gaat. Ongeveer twintig minuten later belt [medeverdachte 6] een onbekend gebleven man, die vraagt of het vandaag nog doorgaat of dat [medeverdachte 6] morgen wil gaan. [medeverdachte 6] antwoordt: “Kijk die sneeuw jongen.” “Ja is veel he” zegt de onbekende man, die vervolgens zegt dat ‘hij’ (een derde persoon) niet per se mee hoeft, “dan kan die andere gast mee. (…) Ja man ik heb voor hem geregeld.” Bijna twee uur later geeft [medeverdachte 6] dit door aan [medeverdachte 1]: “We kunnen zonder die chappie gaan he. (…) Dinges heeft geregeld man die rat.” [medeverdachte 1] zegt even later “Dat as ie voor tamara die (…onverstaanbaar…) kan vullen.” Even later zegt hij het nog eens: “laat hem zich tamara wel vullen.” [medeverdachte 6] zegt dat het goed is en vraagt [medeverdachte 1] om tamara (morgen) in de middag zijn kant op te komen. [medeverdachte 1] zegt dat dit goed is.
In de avond van 11 februari 2010 belt [medeverdachte 1] naar [medeverdachte 6], zegt eerst iets wat onverstaanbaar is en vraagt hem verderop in het gesprek of hij die heeft “gehosseld”. [medeverdachte 6] zegt van niet, maar dat hij dat wel kan doen “als we zeker gaan kan ik ze wel hossele”. [medeverdachte 1] zegt: “ja… hossel ze…” [medeverdachte 6] zegt dat te zullen doen. Diezelfde avond omstreeks 23.30 uur belt [medeverdachte 1] [medeverdachte 6] om te zeggen dat hij bijna bij de “osso” van [medeverdachte 6] is. Ze spreken af bij station Diemen Zuid. Omstreeks 23.36 uur wordt gezien dat de Ford Escort waarin [medeverdachte 1] zit bij station Diemen Zuid stopt. Omstreeks 23.46 uur komt de Volkswagen Golf van [medeverdachte 6] (kenteken [kenteken Volkswagen Golf]) aanrijden. De persoon die aan de bestuurderskant uitstapt, wordt door verbalisant herkend als [medeverdachte 6]. [medeverdachte 1] stapt uit de auto waarin hij zit. [medeverdachte 6] opent de kofferbak van de Volkswagen Golf en te zien is dat [medeverdachte 1] een zwartkleurige, kennelijk zwaar gevulde tas uit de kofferbak pakt en de inhoud ervan bekijkt. De tas wordt vervolgens weer teruggelegd in de Golf, waarna [medeverdachte 1] en [medeverdachte 6] allebei teruggaan naar de auto waarin zij gekomen zijn en wegrijden. ,
Poging ‘plofkraak’
Op 12 februari 2010 omstreeks 03.19 uur wordt gezien dat een zwarte Audi parkeert op de parkeerplaats aan de achterzijde van het gebouw waarin ook de woning [adres] [huisnummer] te Almere is gevestigd, in de nabijheid van de Ford Escort waarin [medeverdachte 1] regelmatig is gezien. Ook wordt in de nabijheid daarvan een Mitsubishi Colt geparkeerd. Vervolgens wordt gezien dat twee personen over de galerij lopen uit de richting van de woning op het adres [adres] [huisnummer]. Zij zijn donker gekleed, zij dragen een tas bij zich. Twee personen stappen uit de Audi. Ook zij zijn donker gekleed en ze hebben hun gezicht bedekt met een donkere stof. De twee mannen van de galerij komen bij de Audi en leggen de tas in de kofferbak van de Audi. Vervolgens stappen de vier mannen (de rechtbank begrijpt: de twee inzittenden van de Audi en de twee mannen van de galerij) in de Audi. De Audi en Colt rijden vervolgens weg, richting Schoonhoven. Omstreeks 04.27 uur wordt gezien dat de beide auto’s Schoonhoven binnenrijden. De Audi rijdt vervolgens door naar de Albert Plesmanstraat, waar hij parkeert vlakbij een vrijstaand gebouw waarin een grillroom is gevestigd en in de buitenmuur een geldautomaat is geplaatst. Een van de inzittenden stapt linksachter uit de Audi en loopt naar de pinautomaat. Terwijl hij daar staat, gaat het licht bij de geldautomaat uit. Deze eerste persoon is donker gekleed en draagt een capuchon over zijn hoofd. Een tweede persoon, eveneens donker gekleed, voegt zich bij de eerste. De achterklep van de Audi wordt geopend. De tweede persoon loopt terug naar de Audi en haalt samen met een derde persoon zwarte sporttassen uit de auto. Deze worden naast de auto neergezet. Op dat moment komt de Mitsubishi Colt aanrijden en parkeert naast de Audi. Nadat de tassen snel weer in de Audi zijn gedaan, kennelijk – zo begrijpt de rechtbank – omdat men gealarmeerd is doordat een andere auto langsrijdt, worden de tassen weer uit de auto gehaald en naar de geldautomaat gebracht door twee van de mannen. Eén van hen haalt een slang uit de tas en stopt deze in de pinautomaat. Een derde persoon staat naast de Audi. , Zij kunnen hun handelingen niet verder vervolgen, omdat op dat moment het ter plaatse aanwezige arrestatieteam tot actie overgaat. Na een korte vluchtpoging in de Mitsubishi Colt, wordt verdachte als bestuurder en enige inzittende van deze auto nog in de Albert Plesmanstraat aangehouden. Twee verdachten proberen te voet te ontkomen. Eén van hen wordt met behulp van de politiehond aangehouden: dat blijkt [medeverdachte 5] te zijn. De ander stapt verderop, om de hoek met de Edelsmidsdreef, in de Audi, die daarheen is gereden en vervolgens wegrijdt. De hiervoor als derde aangeduide persoon naast de Audi is direct nadat het sein tot actie is gegeven, in de Audi op de bijrijdersstoel gestapt.
De Audi wordt met behulp van een helikopter gevolgd, waarbij wordt gezien dat onderweg een aantal voorwerpen uit de auto wordt gegooid. Nadat de Audi vanwege een lekke achterband tot stilstand is gekomen bij een boerderij in de buurt van Linschoten, worden daar [medeverdachte 3] (die op de bestuurdersplaats van de Audi zat) en [medeverdachte 2] (op de bijrijdersplaats) aangehouden. Vanuit de lucht is gezien dat een derde persoon uit de Audi is gestapt en een nabijgelegen schuur in is gevlucht. Aldaar wordt verdachte [medeverdachte 1] aangehouden.
Onderzoek na de poging
Namens SNS-bank wordt later aangifte gedaan van de gepoogde ‘plofkraak’. De gelduitgifteklep van de pinautomaat was vernield c.q. beschadigd.
In de buurt van de pinautomaat werd een stroomstootwapen gevonden, waarvan aan de elektrapolen met rood tape een kort stuk twee-aderig zwart elektrasnoer was bevestigd. Dit snoer was met twee witte kroonsteentjes verbonden aan een lang stuk twee-aderig elektrasnoer, waarvan het andere uiteinde met zwarte tape aan een transparante plastic slang was bevestigd en gekoppeld aan twee blauwe elektradaden. De slang en elektradraden waren bevestigd aan een koperen buis, de buis en elektradraden waren omwikkeld met tape. De blauwe elektradraden liepen door tot het uiteinde van de koperen buis. Rechts van de geldautomaat werd op het trottoir een zwarte sporttas van het merk Puma aangetroffen, met daarin een zaklamp, een vaatdoek en een onderbroek. Deze tas is veiliggesteld als sporendrager onder nummer AABR9073NL. Van de hengsels van deze tas werden monsters genomen. Een van die monsters ([AABR9073NL]#02) bevat een zogenaamd ‘complex DNA-mengprofiel’ van minimaal drie personen, onder wie minimaal één man. De DNA-profielen van verdachte en van [medeverdachte 5] matchen met dit mengprofiel. Dit betekent dat zij beiden celdonoren kunnen zijn van (een deel) van het celmateriaal in deze bemonstering, terwijl deze daarnaast celmateriaal bevat van minimaal één andere (onbekend gebleven) persoon. De DNA-profielen van [medeverdachte 3], [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] matchen niet met het mengprofiel, terwijl het mengprofiel in de bemonstering onvoldoende informatief is om te kunnen zeggen of dit matcht met het DNA-profiel van [medeverdachte 6].
Ook lag op het trottoir, tegen de gevel, een grote zwarte tas met daarin twee stalen gasflessen, te weten een grote zuurstoffles en een kleinere acetyleenfles. Aan de zuurstoffles was een reduceerventiel gekoppeld met twee drukmeters, die beide een werkdruk aangaven. De hoofdkraan van de zuurstoffles stond open. Aan de gasfles met acetyleen was eveneens een reduceerventiel aangebracht met twee drukmeters, die eveneens beide een werkdruk aangaven. Van beide flessen werd de hoofdkraan dichtgedraaid, waarbij de respectievelijke drukmeters een werkdruk aan bleven geven. Vanaf de reduceerventielen van zowel de gas- als de zuurstoffles liep een blauwe gasslang, die beide gekoppeld waren aan een mengkraan, die met grijze tape aan de zuurstoffles bevestigd was. Beide kranen op de mengkraan waren gesloten. Aan de mengkraan was een transparante slang gekoppeld, die aan het andere uiteinde gekoppeld was aan de eerder genoemde koperen buis met elektradraden. Bij het openen van de kranen op de mengkraan liepen de drukmeters op de zuurstoffles en de gasfles terug en gaven ze geen werkdruk meer aan. Uit de koperen buis ontsnapte een mengsel van gas en zuurstof. Rechts van de tassen lag, op het trottoir, een rode zaklamp. De lichtbalk boven de geldautomaat met het opschrift ‘SNS-bank’ brandde niet. De afdichtklep van de gelduitgifteopening was in de sluitnaad open gewrikt, waarbij in het midden van de klep een beschadiging zichtbaar was, die waarschijnlijk was veroorzaakt door een breekvoorwerp, vermoedelijk een schroevendraaier.
Bij doorzoeking van de woning aan de [adres] [huisnummer] te Almere en de bijbehorende kelderbox werd onder meer aangetroffen:
- een bedrag van € 660,- in biljetten van € 20,-, in een cv-kast, in een zwarte schoudertas van het merk Lacoste;
- 5 routes naar en 24 adressen van verschillende SNS-geldautomaten in verschillende gemeentes in Nederland;
- diverse goederen, soortgelijk aan die als aangetroffen in Schoonhoven, zoals een plastic slang, verschillende (stukken van) koperen pijpen, elektriciteitsdraad, een doos met een acetyleenreduceerventiel van het merk Kayser, een twee-aderig elektrasnoer, twee gasslangen, een kop van een snijbrander, twee aansluitstukjes met twee stukjes gasslang, een gasfles acetyleen, drukmeters.
Feit 2: poging doodslag, Schoonhoven, zaaksdossier 31B
Uitgangssituatie
Voor een goed begrip van het tenlastegelegde is het van belang de situatie ter plaatse kort te schetsen. Aan één zijde van de Albert Plesmanstraat te Schoonhoven bevond zich ten tijde van het tenlastegelegde een rij winkels. Daarvoor stonden – aan de straatzijde, maar in een voetgangersgebied – drie gebouwen (het desbetreffende proces-verbaal maakt melding van ‘vier’ gebouwen, maar spreekt tevens over ‘het middelste gebouw’, terwijl op de foto’s die onderdeel uitmaken van het proces-verbaal slechts drie gebouwen zichtbaar zijn). In het middelste gebouw was een chinees restaurant (‘Mei Mie’, gebouw ‘B’) gevestigd. In het gebouw daarnaast, het dichtst bij de kruising met de Edelsmidsdreef, was een grillhouse gevestigd (gebouw ‘A’). Aan de binnen zijkant van dat laatste gebouw – dus tegenover gebouw B – bevond zich een geldautomaat van de SNS-bank. , , Voor het arrestatieteam in actie kwam, bevonden de verschillende leden van het arrestatieteam zich op verschillende locaties in de buurt: twee verbalisanten ([verbalisant 2] en [verbalisant 6]) lagen op het dak van het Chinese restaurant, Mei Mie, dus naast het gebouw waarin de geldautomaat zich bevond. , Een viertal verbalisanten hield zich op in een bakkerij in het winkelcentrum, van waaruit ze zicht hadden op de geldautomaat,( [verbalisant 11], [verbalisant 5], [verbalisant 1] en [verbalisant 3]) , , , . Vier anderen zaten in een witte bus van het merk Mercedes die schuin tegenover de pinautomaat geparkeerd stond aan de Albert Plesmanstraat ([verbalisant 8], [verbalisant 9], [verbalisant 7] en [verbalisant 12])- , , , en ten slotte zaten er nog drie verbalisanten in een grijze Mercedesbus die om de hoek, op de Edelsmidsdreef geparkeerd stond (onder wie [verbalisant 4] en [verbalisant 13]). ,
Gebeurtenissen bij actie arrestatieteam
Zoals hierboven bij de bespreking van het onder 1 primair ten laste gelegde feit is opgemerkt, kwam het arrestatieteam in actie op het moment dat de verdachten slangen in de uitgifteklep van de geldautomaat hadden aangebracht: op dat moment werd het sein ‘Actie, nu!’ gegeven aan alle aanwezige leden van het arrestatieteam. Direct daarna wierpen [verbalisant 2] en [verbalisant 6], beiden zonder te kijken een stungranaat (geluidsgranaat) in de richting van de pinautomaat. Hierop rende een tweetal verdachten weg, waarop [verbalisant 6] en [verbalisant 2] zogenaamde beanbags (zakjes met korreltjes; door daarmee op de benen te vuren kan iemand tijdelijk uitgeschakeld worden ) afschoten in hun richting, nadat zij hen hadden toegeroepen “politie, politie, stop, staan blijven.” , ,
Verdachte heeft ter terechtzitting van 22 november 2010 verklaard dat hij op dat moment in een Mitsubishi Colt (personenauto) zat. Deze stond volgens verdachte op de stoep, parallel aan gebouw ‘A’ en met de neus in de richting van gebouw ‘B’. Een andere auto, de Audi, stond op dezelfde hoogte, op straat, met de neus de andere richting op: richting Edelsmidsdreef.
In de bakkerij zat [verbalisant 3], die als eerste de bakkerij verliet en een traangasgranaatwerper droeg. [verbalisant 1] verbleef daar eveneens en ging als tweede naar buiten, gevolgd door [verbalisant 10] en [verbalisant 5]. De verbalisanten liepen tussen de grillroom en het Chinese restaurant door in de richting van de Albert Plesmanstraat, achter de wegrennende verdachten aan. [verbalisant 10] verklaarde dat hij op dat moment iets inhield om weer overzicht over de situatie te krijgen. Daarbij zag hij dat links van hem de Mitsubishi Colt stond, met de voorzijde in zijn richting. Hij hoorde de Mitsubishi extra gas geven en de wielen spinnen. Vervolgens zag hij de Mitsubishi op hem afkomen. Hij zag dat deze vol gas op hem afreed. [verbalisant 10] verklaarde dat hij op dat moment dacht ‘ik moet nu wegspringen, anders lig ik eronder.’ Hij sprong weg in de richting van de Albert Plesmanstraat Vanwege deze gebeurtenissen heeft [verbalisant 10] aangifte gedaan van poging tot doodslag.
[verbalisant 5], die achter hem liep, beschrijft dat hij, nadat hij zelf bijna onder de Mitsubishi terecht gekomen was (zie hierna), zich realiseerde dat [verbalisant 10] voor hem had gelopen en vreesde dat deze door de personenauto was geschept. Dit bleek niet het geval.
[verbalisant 5], die achter [verbalisant 10] liep, zag de Mitsubishi Colt eveneens van links komen, op het moment dat hij bij de hoek van het gebouwtje met de geldautomaat kwam. De auto kwam vol gas aanrijden en reed op zeer korte afstand, naar zijn schatting zo’n 30 a 50 centimeter, voor hem langs. [verbalisant 5] moest als gevolg hiervan afremmen en was bang dat hij onderuit zou gaan vanwege de gladde ondergrond als gevolg van sneeuw en ijzel. [verbalisant 5] verklaarde hierover: “het voertuig kwam voor mij totaal onverwacht over een stuk trottoir aanrijden en ik verwachtte die daar niet. Het is mogelijk dat de bestuurder van de Mitsubishi, gezien mijn positie, mij pas op het laatste moment zag. Hij heeft geen enkele actie ondernomen om te stoppen nadat hij mij wel kon zien.” [verbalisant 2] zag dit vanuit zijn positie op het dak van Mei Mie (gebouw ‘B’) gebeuren. Hij verklaarde dat hij een kleine donkere auto in zijn richting zag komen rijden, die behoorlijk accelereerde en met een hoog toerental reed. De auto reed over het trottoir in de richting van de beide gebouwen ‘A’ en ‘B’, met een boog, komende vanuit de richting van het weggedeelte van de Albert Plesmanstraat. Op dat moment zag hij [verbalisant 5] van links komen, tussen de gebouwen ‘A’ en ‘B’ door. [verbalisant 5] liep net voorbij de pinautomaat aan gebouw ‘A’ en wilde de hoek omgaan, toen hij werd geconfronteerd met de auto. De afstand tussen [verbalisant 5] en de auto was volgens [verbalisant 2] “ongeveer enkele tientallen centimeters”, terwijl de auto ongeveer een meter van gebouw ‘A’ af reed. [verbalisant 2] zag dat zijn collega [verbalisant 5] achteruit deinsde en moest wegspringen. Als hij niet ‘weggedeinsd’ was, had die donkere auto zijn collega zeker overreden. Ook verbalisant [verbalisant 5] heeft aangifte gedaan van poging doodslag.
Over de snelheid van de Mitsubishi bij het passeren van gebouw ‘B’ (Mei Mie) heeft [verbalisant 6] verklaard dat die ongeveer 40 tot 45 kilometer per uur was. De [verbalisant 4], die in het busje op de Edelsmidsdreef had gezeten, heeft verklaard dat hij, terwijl hij langs de hoek Albert Plesmanstraat /Edelsmidsdreef rende, zag dat de achteruitrijdverlichting van de Mitsubishi brandde en daarna uitging. Vervolgens zag hij de Mitsubishi met hoge snelheid vooruit rijden. Hij hoorde daarbij ‘een hoop motorgeronk’. Hij zag dat de Mitsubishi tussen de Audi en het gebouw van de pinautomaat door reed en dat de Mitsubishi hiervoor rechts de stoep op moest draaien.
Ook [verbalisant 7], die in het witte busje op de Albert Plesmanstraat zat en daar als laatste uitstapte, heeft aangifte gedaan van poging tot doodslag tegen de bestuurder van de Mitsubishi. [verbalisant 7] verklaarde dat hij vanuit het busje de Albert Plesmanstraat over stak in de richting van de pinautomaat en een Mitsubishi voor hem van rechts zag komen aanrijden, waarbij het voertuig in zijn richting van zijn lijn afboog. Hierdoor heeft hij achterwaarts moeten wegspringen, om te voorkomen dat hij overhoop werd gereden.
Verdachte is kort hierop, verderop in de Albert Plesmanstraat, als bestuurder en enige inzittende van de Mitsubishi Colt aangehouden.
In het proces-verbaal van ongevalanalyse is het onderzoek naar bovenvermelde incidenten en het verkeersongeval tussen de Mitsubishi en een voertuig van het arrestatieteam dat op 12 februari 2010 heeft plaatsgevonden, gerelateerd. Op het trottoir gelegen tussen de rijbaan van de Albert Plesmanstraat en een restaurant Grillroom hebben verbalisanten bandensporen in de sneeuw aangetroffen, die afkomstig bleken te zijn van eerder genoemde Mitsubishi. Uit deze sporen leidden verbalisanten af dat de auto nabij de hoek van de Albert Plesmanstraat met de Edelsmidsdreef het trottoir (dat ongeveer 6 meter breed is) is opgereden. Vervolgens is de Mitsubishi er, na ongeveer 26 meter, weer vanaf gereden. De auto vervolgde zijn weg in westelijke richting, om na ongeveer 56 meter het links gelegen trottoir op te rijden en daar na nog eens 34 meter tot stilstand te komen, na een aanrijding met een auto van het arrestatieteam. Naar het oordeel van verbalisanten is dit met behoorlijke snelheid gebeurd, gezien de schade aan het straatmeubilair dat zich op het trottoir bevond (een afvalbak is omgereden en een fietsenrek is vernield).
Verdachte heeft op de terechtzitting van 22 november 2010 verklaard dat hij de bestuurder van de Mitsubishi was. Terwijl hij over het trottoir reed, heeft hij twee mensen gezien die voor hem van rechts kwamen. Hij verklaarde verder dat hij daarna naar links heeft gestuurd, de rijbaan van de Albert Plesmanstraat op. Verdachte verklaarde ten slotte dat de lichten van zijn voertuig op dat moment niet brandden.
4.2. Bewijsoverwegingen
Feit 1
Gemeen gevaar voor goederen
Door de verdediging is aangevoerd dat de hierboven onder 4.1 beschreven, door verdachten gehanteerde methode zeer gecontroleerd is, aangezien uitsluitend gas in de (betrekkelijk kleine) kluis van de pinautomaat wordt gebracht en de omvang van de explosie hierdoor sterk wordt beperkt. Voorts zouden de verdachten zeer zorgvuldig en beheerst te werk zijn gegaan. Daarom is in de visie van de verdediging geen gemeen gevaar voor goederen te duchten geweest, zoals bedoeld in artikel 157 van het Wetboek van Strafrecht.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het gemeen gevaar voor goederen in bedoelde zin intrinsiek is aan de door de dadergroep gehanteerde methode (het tot ontploffing brengen van een gasmengsel), mede vanwege de mogelijkheid dat te veel gas gebruikt wordt of het gas blijft doorstromen bij een eventuele vlucht van de daders. Voorts is gemeen gevaar voor goederen te duchten van stukken die door de lucht kunnen vliegen na de ontploffing, en zo de goederen kunnen beschadigen die in de buurt zijn.
De rechtbank stelt voorop dat een geldautomaat, naar algemene bekendheid, uit een aantal afzonderlijke delen bestaat: een gedeelte aan de voorzijde (buitenzijde) van de automaat, waar de klant zijn pas en pincode kan invoeren en waar het geld aan de klant via de uitgifteklep wordt uitgegeven, en twee onderscheiden gedeelten aan de binnenzijde, te weten de (doorgaans afgesloten) kluis, waarin zich de geldcassettes bevinden, en een ‘besturingsgedeelte’ met daarin onder meer een computer, een bedieningspaneel voor die computer en een apparaatje waarmee bonnen geprint kunnen worden.
Met het teweegbrengen van een ontploffing in het kluisgedeelte van de geldautomaat ligt in ieder geval schade aan goederen in de directe omgeving daarvan, met name aan de computer, het bedieningspaneel en de bonnenprinter, in de rede. Bovendien brengt het teweeg brengen van een ontploffing in de kluis ook gevaar voor de zich in die kluis bevindende goederen, met name de geldcassettes en -biljetten, met zich. Dat het opzet van degenen die een ‘plofkraak’ plegen daarop naar de aard der zaak niet gericht zal zijn, doet aan het bestaan van dat gevaar niet af, nu de omvang van de mogelijke schade aan de inhoud van het kluisgedeelte (en ook overigens het andere onderdeel van de automaat) zich tevoren niet laat berekenen. De rechtbank is van oordeel dat de gebruikte methode reeds om die reden gemeen gevaar voor – minst genomen – de zich in de geldautomaat bevindende goederen met zich brengt. Daarbij is overigens niet van belang of daadwerkelijk schade is ontstaan, zoals de raadsman betoogt. Het gemeen gevaar voor goederen moet immers, zoals in artikel 157 Wetboek van Strafrecht is bepaald, te duchten zijn.
Overigens acht de rechtbank het niet onwaarschijnlijk dat zich in de bevoorradingsruimte in Schoonhoven eveneens diverse goederen bevonden waarvoor gemeen gevaar te duchten is geweest. Nu zich over de aanwezigheid van dergelijke goederen in het voorliggende dossier echter geen gegevens bevinden, kan de vraag of tevens gemeen gevaar voor die (eventuele) goederen te duchten is geweest, niet worden beantwoord.
Aangezien evenmin gegevens voorhanden zijn over de mogelijke kracht van een ontploffing bij de hier gehanteerde methode, de daaraan klevende gevaren en de mogelijke gevolgen van het laten doorstromen of onjuist doseren van het gas, kan de rechtbank evenmin vaststellen in hoeverre schade had kunnen worden toegebracht aan eventuele zich buiten de bevoorradingsruimte van de geldautomaat bevindende goederen.
Feit 2
Uit de onder 4.2. met betrekking tot feit 2 beschreven feiten en omstandigheden leidt de rechtbank het volgende af.
Verdachte is, terwijl zijn voertuig (deels) op het trottoir stond, over het trottoir langs de gebouwen ‘A’ en ‘B’ gereden. Daarbij heeft hij [verbalisant 5] en [verbalisant 10], zoals blijkt uit hun beider aangiftes dan wel getuigenverklaring en de verklaring van [verbalisant 2], bijna aangereden.
Dat het niet tot een daadwerkelijke aanrijding is gekomen, is uitsluitend te danken aan het feit dat beide verbalisanten tijdig konden wegspringen. Uit de aangiftes en de diverse getuigenverklaringen blijkt dat de auto van verdachte op dat moment met een hoog toerental, spinnende wielen en een hard motorgeluid reed. Uit de beschadigingen aan het straatmeubilair op het trottoir aan de overzijde van de Albert Plesmanstraat, waar de Mitsubishi – zijn weg vervolgend – later reed, blijkt dat de auto aldaar behoorlijk veel snelheid moet hebben gehad.
Verdachte is aldus in de nachtelijke uren, terwijl het wegdek door sneeuw en ijs glad was geworden, sterk accelererend en met een voor die omstandigheden hoge snelheid over het trottoir gereden. Naar zijn eigen verklaring heeft hij wel twee figuren gezien die van rechts kwamen, maar op het moment dat hij hen zag is hij niet gestopt of uitgeweken. In tegendeel, hij is met kennelijk hoge snelheid doorgereden zonder uit te wijken voor of anderszins te anticiperen op personen die hij op dat moment op het trottoir op zijn route tegenkwam.
De rechtbank is van oordeel dat, ware het in de gegeven omstandigheden tot een aanrijding met (één van de) verbalisanten gekomen, de kans op een dodelijke afloop aanzienlijk was geweest. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat het algemeen bekend is dat voetgangers kwetsbare verkeersdeelnemers zijn, zeker wanneer deze aangereden worden door auto's. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte dan ook, door te handelen zoals hierboven is omschreven, willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat hij een of meer personen zou aanrijden en dat deze persoon of personen daardoor zouden komen te overlijden. De rechtbank acht het ten laste gelegde opzet derhalve bewezen.
Verdachte heeft verklaard dat hij op dat moment niet wist dat sprake was van een interventie door de politie. Daargelaten dat de leden van het arrestatieteam grotendeels vanwege hun kleding als politieambtenaar herkenbaar waren en zich bovendien luid en duidelijk kenbaar hebben gemaakt door bij herhaling te roepen “politie, politie, stop”, kon er naar het oordeel van de rechtbank bij verdachte redelijkerwijs geen enkele twijfel over bestaan dat hij met de politie te maken had. Verdachte was immers in het nachtelijk uur op straat om met anderen een geldautomaat open te breken en het behoort tot de primaire taak van de politie om dergelijk gedrag te bestrijden. Dat verdachte op dat moment van anderen dan de politie te vrezen had is ook overigens niet aannemelijk geworden. De rechtbank acht het niet onmogelijk dat verdachte in paniek is geraakt door het optreden van de leden van het arrestatieteam. Dat gaf hem evenwel geen vrijbrief om niets en niemand ontziend er in zijn auto vandoor proberen te gaan. Met zijn korte dollemansrit heeft verdachte het leven van leden van de arrestatieteams in de waagschaal gelegd.
Met betrekking tot [verbalisant 7] overweegt de rechtbank dat zich in het voorliggende dossier geen verklaringen bevinden van getuigen die hebben gezien dat [verbalisant 7] bijna werd aangereden. [verbalisant 2] verklaart weliswaar dat hij [verbalisant 7] op de linker achterband van de Mitsubishi zag schieten (iets waarover de [verbalisant 7] in zijn aangifte overigens niet verklaart), maar niet dat de Mitsubishi op [verbalisant 7] is ingereden, evenmin dat [verbalisant 7] heeft moeten wegspringen. [verbalisant 12] die bij [verbalisant 7] in het busje zat en van wie [verbalisant 7] verklaart dat hij er vlakbij stond, verklaart dat hij een traangasgranaat naar de Mitsubishi heeft afgeschoten, maar over de positie van [verbalisant 7] of het inrijden van de Mitsubishi op hem, verklaart hij niet. [verbalisant 8], die bij [verbalisant 7] in het busje zat, verklaart [verbalisant 7] na het uitstappen niet meer te hebben gezien, hoewel de [verbalisant 8] wel ziet dat de [verbalisant 12] een traangasgranaat op de Mitsubishi afvuurt. [verbalisant 9], die eveneens bij [verbalisant 7] in het busje zat, noemt [verbalisant 7] in zijn getuigenverklaring in het geheel niet. Verdachte zelf verklaart aan de linkerzijde van zijn voertuig überhaupt geen personen te hebben waargenomen – ook de persoon die de traangasgranaat afvuurde ([verbalisant 12]) niet. Gelet op de getuigenverklaringen van de diverse leden van het arrestatieteam is genoegzaam vast komen te staan dat [verbalisant 12] een traangasgranaat door het raampje van de Mitsubishi heeft afgeschoten en dat deze auto vol met witte rook was. Echter, het moment waarop dit is gebeurd, heeft de rechtbank niet met voldoende precisie kunnen vaststellen, met name niet in verhouding tot de handelingen van [verbalisant 7]. In samenhang met het hiervoor overwogene, namelijk dat de aangifte van [verbalisant 7] geen steun vindt in de overige zich in het dossier bevindende verklaringen, is de rechtbank dan ook van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte een poging tot doodslag op deze verbalisant heeft gepleegd. De rechtbank zal verdachte in die zin dus vrijspreken.
4.3. Bewezenverklaring
Gezien het bovenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan, in dier voege dat:
Feit 1
primair
hij op 12 februari 2010 te Schoonhoven tezamen en in vereniging met anderen ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededaders voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk een ontploffing teweeg te brengen in een geldautomaat, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten was, meerdere slangen, die verbonden waren met gasflessen en een ontstekingsmechanisme in de uitgifteklep van die geldautomaat heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
en
hij op 12 februari 2010 te Schoonhoven tezamen en in vereniging met anderen ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededaders voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een geldautomaat weg te nemen een hoeveelheid geld, toebehorende aan een ander dan verdachte en zijn mededaders en zich daarbij de toegang tot die geldautomaat en dat geld te verschaffen en dat geld onder hun bereik te brengen door middel van braak, de uitgifteklep van die geldautomaat heeft geforceerd en slangen die verbonden waren met gasflessen en een ontstekingsmechanisme in de uitgifteklep van die geldautomaat heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
welke poging tot diefstal werd gevolgd van geweld tegen leden van een arrestatieteam van de politie, gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken, welk geweld hierin bestond dat verdachte met een motorvoertuig op die leden van dat arrestatieteam van de politie is ingereden;
Feit 2
hij op 12 februari 2010 te Schoonhoven opzettelijk, ter uitvoering van het voorgenomen misdrijf om opzettelijk leden van een arrestatieteam van het leven te beroven, met een motorvoertuig is ingereden op die leden van dat arrestatieteam, terwijl de uitvoering van dat misdrijf niet is voltooid,
welke poging tot doodslag werd voorafgegaan van enig strafbaar feit, te weten het medeplegen van een poging tot het teweegbrengen van een ontploffing (artikel 157 Wetboek van Strafrecht) en van diefstal door middel van braak (artikel 312 Wetboek van Strafrecht) en welke poging tot doodslag werd gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf straffeloosheid te verzekeren.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
5. Strafbaarheid van de feiten
Volgens de raadsman kan het onder 2 bewezen verklaarde niet worden gekwalificeerd als enig strafbaar feit, aangezien deze handelingen geen ontploffing hebben kunnen teweegbrengen. De rechtbank verwerpt dit verweer op de gronden zoals die hiervoor in rubriek 2 van dit vonnis zijn verwoord.
Het bewezenverklaarde levert dan ook op:
Eendaadse samenloop van
Feit 1 primair:
medeplegen van poging tot medeplegen van het opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voorgoederen te duchten is
en
medeplegen van poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, gevolgd van geweld, gepleegd tegen personen om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken,
en
Feit 2:
poging tot doodslag, meermalen gepleegd, voorafgegaan van een strafbaar feit en gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf straffeloosheid te verzekeren.
Voor zover de verdediging heeft willen aanvoeren dat verdachte zich beroept op noodweer, waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou komen te ontvallen, kan dit beroep niet slagen. Er is immers geen sprake geweest van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding van de zijde van de leden van het arrestatieteam jegens verdachte. De diverse leden van het arrestatieteam waren voor het merendeel aan hun kleding herkenbaar als politieambtenaren. Daarbij komt dat zij na het starten van de actie zich ook verbaal als politieambtenaren bekend hebben gemaakt door te roepen “politie, politie, stop” of woorden van dergelijke strekking. Zij handelden in het kader van hun ambtsuitoefening. Dat verdachte het schieten met stungranaten en beanbags wellicht ervaren heeft als een wederrechtelijke agressie jegens hem, doet aan dat oordeel niet af. Ook dit is geen wederrechtelijke aanranding geweest, maar gebeurd in het kader van het gerechtvaardigde streven de ‘plof- en ramkraak’ te voorkomen en de verdachten aan te houden. De rechtbank wijst daartoe ook op de hiervoor onder 4.2. opgenomen overwegingen.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.
6. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.
7. Motivering van sanctie
Strafmaatverweer – geweldgebruik door de politie
Door de raadsman is niet zozeer de inzet van het arrestatieteam zelf (hierna te noemen: het AT) bij de actie in Schoonhoven op 12 februari 2010 ter discussie gesteld, maar veeleer de door het AT bij die inzet gebruikte middelen en de wijze waarop deze middelen zijn gebruikt. De raadsman heeft dit aangeduid als een ‘poging tot doodslag’ op zijn cliënt, aangezien het AT volledig ‘los’ is gegaan, kennelijk uit angst dat verdachte en zijn mededaders zouden ontkomen. Vooral vanwege het feit dat met scherp op de auto, waarin verdachte reed, is geschoten en gelet op de plek waar verschillende kogelinslagen te zien zijn, is, zo stelt de raadsman, het gebruikte geweld gevaarlijk en disproportioneel geweest. Dit dient te leiden tot strafvermindering. Voorts heeft hij naar voren gebracht dat verdachte na zijn aanhouding, terwijl hij geboeid was, vol in zijn gezicht is geschopt. Hiervan is door of namens verdachte aangifte gedaan op 9 september 2010, aldus de raadsman.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het AT terecht is ingezet. Voorts kan hetgeen leden van het AT aan handelingen hebben verricht, niet tot de conclusie leiden dat het door hen toegepaste geweld disproportioneel is geweest, zeker niet nadat de politieambtenaren hebben ervaren dat er op hen is ingereden. Artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering is niet aan de orde, en er kan dan ook geen sprake zijn van strafvermindering, aldus de officier van justitie.
Bij de bespreking van de standpunten en conclusies van de verdediging zal de rechtbank twee situaties onderscheiden: enerzijds het geweld gepleegd door leden van het AT tijdens de actie in Schoonhoven zelf en anderzijds het geweld dat bij de aanhouding van verschillende verdachten gepleegd zou zijn door leden van het AT.
Met betrekking tot het geweld ten tijde van de actie in Schoonhoven, waarbij in feite ook een tweetal fases is te onderscheiden, overweegt de rechtbank als volgt.
In een op ambtseed opgemaakt proces-verbaal is door de ploegchef [verbalisant 5], (ook wel [functie verbalisant 5] in Map 9 genoemd), op de pagina’s 1853 en 1854 (Map 6) de inzet van het AT in Schoonhoven om te voorkomen dat er een ‘plofkraak’ zou plaatsvinden én om diverse verdachten die bij deze ‘plofkraak’ en mogelijk andere plofkraken betrokken zouden zijn, aan te houden, verantwoord. De inzet van het AT staat op zich zelf genomen ook niet ter discussie.
De rechtbank hanteert derhalve als uitgangspunt dat de inzet van het AT in Schoonhoven op 12 februari 2010 terecht is geweest.
Door twee leden van het AT ([verbalisant 2] en [verbalisant 6]) zijn stungranaten vanaf het dak van gebouw B (Mei Mie) geworpen richting de verdachten die zich op dat moment bij de pinautomaat ophielden. Verder is er door diverse leden van het AT met beanbags (zakjes met korreltjes; door daarmee op de benen te vuren kan iemand tijdelijk uitgeschakeld worden) richting verdachten geschoten en dienden twee leden van het AT volgens opdracht een traangasgranaat af te vuren. Voorts is er met scherp geschoten. Echter, dit heeft plaatsgevonden, zo blijkt uit de diverse getuigenverklaringen in het dossier, nadat verschillende leden van het AT hebben moeten wegspringen om te voorkomen dat er op hen werd ingereden. Niet gebleken is dat er door leden van het AT gericht met scherp is geschoten tijdens de eerste fase.
De Aanwijzing handelwijze bij geweldsaanwending (politie)ambtenaren (Stcrt. 2006, nr. 143, p. 7) geldt in bepaalde gevallen van geweldsaanwending, te weten bij vuurwapengebruik met de dood of enig lichamelijk letsel tot gevolg dan wel overige geweldsaanwendingen met de dood of zwaar lichamelijk letsel tot gevolg (gedacht moet worden aan de dood of zwaar lichamelijk letsel tengevolge van het gebruik van de wapenstok, de diensthond of de dienstauto). In die gevallen dient er een onafhankelijk overheidsonderzoek plaats te vinden. De Aanwijzing is derhalve niet op het afschieten van de stungranaten, beanbags en traangasgranaten in Schoonhoven van toepassing. Gesteld dan wel onderbouwd noch gebleken is dat deze middelen op zichzelf genomen onjuist of onterecht zijn ingezet. Uitgaande van een marginale toetsing in deze ligt het dan ook niet op de weg van de rechtbank in het kader van het strafproces dit nader te onderzoeken en te toetsen. De rechter zou daarmee ook teveel op de stoel van het opsporingsapparaat gaan zitten.
Met betrekking tot het geweld in de tweede fase neemt de rechtbank met name de hiervoor reeds genoemde Aanwijzing in ogenschouw. Het van toepassing zijnde toetsingskader wordt gevormd door artikel 8 van de Politiewet 1993. Het uitgangspunt is dat de politie geweld mag gebruiken bij naleving van de geldende voorwaarden. Van de politie mag worden verwacht dat geweld slechts wordt toegepast binnen de grenzen van de proportionaliteit, de subsidiariteit en de kaders van de geldende geweldsinstructies. Artikel 8 bevat voorts de voorwaarden waaronder die bevoegdheid tot het gebruiken van geweld mag worden toegepast. Ter invulling van die voorwaarden is de Ambtsinstructie voor de politie, de Koninklijke Marechaussee en andere opsporingsambtenaren (hierna: Ambtsinstructie 1994) opgesteld. Daaruit blijkt, voor zover hier van belang, dat het gebruik van een vuurwapen is toegestaan om een persoon aan te houden die zich aan zijn aanhouding tracht te onttrekken en die verdacht wordt van het plegen van een misdrijf waarop een gevangenisstraf van 4 jaar of meer is gesteld, en dat door zijn gevolg, bedreigend voor de samenleving is of kan zijn. Het is alleen toegestaan te schieten op personen en op vervoermiddelen waarin zich personen bevinden. Voorts is bepaald dat van het vuurwapen geen gebruik mag worden gemaakt, indien de identiteit van de aan te houden persoon bekend is en redelijkerwijs mag worden aangenomen dat het uitstellen van de aanhouding geen onaanvaardbaar te achten gevaar voor de rechtsorde met zich brengt.
Het schieten door leden van het AT op wegvluchtende verdachten, nadat deze geprobeerd hadden een ‘plofkraak’ op een pinautomaat van een bank te plegen en vervolgens in waren gereden op politieambtenaren in hun haast om weg te komen, voldoet naar het oordeel van de rechtbank aan de in de Ambtsinstructie 1994 genoemde voorwaarden voor het gebruik van geweld door de politie.
Gelet op de tekst van de Aanwijzing waarbij een onderzoek door de overheid moet plaatsvinden in de hiervoor reeds weergegeven gevallen, heeft er in de onderhavige zaak terecht geen onafhankelijk overheidsonderzoek naar het schieten door leden van het AT op wegrijdende auto’s met daarin verdachten plaatsgevonden. Er is immers geen letsel bij de verdachten tengevolge van het schieten met scherp door de politie ontstaan. Ook overigens is niet gebleken van letsel, ontstaan tijdens dan wel tengevolge van de actie in Schoonhoven. Naar het oordeel van de rechtbank hebben de politieambtenaren mede gelet op de onder 4.1. geschetste omstandigheden in redelijkheid van de hen gegeven bevoegdheid gebruik gemaakt. In het kader van het strafproces ligt het voor het overige niet op de weg van de rechtbank een en ander meer diepgaand te onderzoeken.
Met betrekking tot het gepleegde geweld bij de aanhouding van diverse verdachten overweegt de rechtbank het volgende.
Door zowel [medeverdachte 3] als [verdachte] en [medeverdachte 1] is ter zitting melding gemaakt van jegens hen uitgeoefend geweld van de zijde van leden van het AT bij hun aanhouding. [medeverdachte 3] is volgens eigen zeggen meerdere keren geschopt terwijl hij geboeid op de grond lag en niets meer kon doen. Hij heeft zich onder behandeling moeten stellen in het Spaarneziekenhuis, ten bewijze waarvan een nota betrekking hebbend op het verlenen van specialistische hulp op 12 februari 2010 is overgelegd. Er is door zijn raadsman een klacht bij de politie ingediend. [medeverdachte 1] heeft geen klacht ingediend, omdat er, naar eigen zeggen, toch niets mee gedaan wordt. Maar ook hij klaagt over fors uitgeoefend geweld jegens hem door leden van het AT na zijn aanhouding. De raadsman van [verdachte] heeft de foto die kort na de aanhouding van verdachte is gemaakt, opgevraagd en ter zitting getoond. Op deze foto is een forse zwelling en bloeduitstorting bij het linkeroog van verdachte en een rode verwonding die naar beneden loopt, tot aan de mond, te zien. Desgevraagd heeft [verdachte] verklaard dat dit letsel is ontstaan tengevolge van het schoppen tegen zijn hoofd door leden van het AT. Hiervan is door of namens verdachte aangifte gedaan. Een klacht c.q. aangifte kan pas nader worden onderzocht, zo hebben zij te horen gekregen, nadat de onderhavige strafzaak afgerond zou zijn. Wat daarvan ook zij, de rechtbank zal een en ander bij de op te leggen straf betrekken om de navolgende redenen.
In de processen-verbaal van aanhouding van de verschillende verdachten is niets gerelateerd over uitgeoefend geweld tijdens dan wel na de aanhouding. Pas tijdens de verhoren bij de rechter-commissaris van [verbalisant 11] en [verbalisant 4] als getuigen is echter desgevraagd door hen verklaard dat zij jegens de bestuurder van de Audi geweld hebben gebruikt. Zoals hiervoor overwogen is de bestuurder van de Audi [medeverdachte 3] geweest. [verbalisant 11] verklaart dat de bestuurder na zijn aanhouding lachte en zei dat hij alleen maar gereden had. [verbalisant 11] heeft, zo verklaart hij, de bestuurder de boeien om gedaan en toegevoegd dat hij zijn bek moest houden, omdat verdachte bijna een collega had dood gereden. Met de binnenkant van zijn rechterhand heeft hij de bestuurder vervolgens een attentieklap gegeven tegen de linkerzijkant van het hoofd. Ook [verbalisant 4] maakt bij de rechter-commissaris tijdens zijn verhoor als getuige melding van geweld jegens de bestuurder van de Audi, namelijk een schop tegen de bovenarm terwijl deze geboeid op de grond lag.
Uit beide verklaringen blijkt dat er geweld is gebruikt nadat de verdachten reeds aangehouden waren en geboeid op de grond lagen. Gelet hierop alsmede gelet op de verklaringen van de verdachten – beide in onderlinge samenhang bezien met de nota met betrekking tot specialistische ziekenhuishulp voor [medeverdachte 3] en de foto met daarop te zien letsel bij [verdachte] – acht de rechtbank de verklaringen van verdachten over het door leden van het AT tegen hen uitgeoefend geweld na hun aanhouding zeer aannemelijk.
In tegenstelling tot de officier van justitie die ter terechtzitting heeft aangegeven het voor de rechtbank niet relevant te achten wat er na de aanhouding met verdachten is gebeurd, ziet de rechtbank mede gelet op deze deels nieuwe informatie die relevantie wel. De rechtbank kan er begrip voor hebben dat emoties een rol spelen na het inrijden op collega leden van een AT. Het is echter niet gerechtvaardigd deze op die manier te uiten. De rechtbank acht dit geweld, gelet op het moment waarop het plaatsvond, disproportioneel. De rechtbank ziet hierin aanleiding als compensatie van het geweld in het kader van artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering de op te leggen straf met een maand te verminderen.
Sanctie
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft, samen met zijn mededaders getracht zich het in de kluis van een geldautomaat bevindende geldbedrag toe te eigenen door een ontploffing in de kluis teweeg te brengen en vervolgens met een auto de deur naar de bevoorradingsruimte open te rammen. Hoewel het niet gelukt is om daadwerkelijk een ontploffing in de kluis teweeg te brengen, rekent de rechtbank het verdachte zwaar aan dat hij heeft geprobeerd om met behulp van gas een explosie te veroorzaken, terwijl daarbij in ieder geval gevaar voor de goederen in de directe nabijheid van de kluis te duchten was.
De aan verdachte ten laste gelegde poging is er een in een reeks van voltooide en onvoltooide plofkraken, die in de samenleving sterke gevoelens van angst en onrust hebben teweeggebracht. De rechtbank rekent ook dit verdachte zwaar aan, met name vanwege de brutaliteit waarmee is gehandeld en het gewelddadige karakter van een plof- en ramkraak.
Uit het kennelijke gemak waarmee verdachte en zijn mededaders tot deze poging zijn overgegaan, blijkt dat zij uitsluitend oog hebben gehad voor hun eigen financieel gewin en zich in het geheel niet hebben bekommerd om de eigendommen van een ander. Dit zijn feiten die naast angst voor een gasontploffing, onrustgevoelens en ergernis ook grote financiële schade voor derden met zich brengen.
Daarnaast is verdachte, nadat hij en zijn mededaders op heterdaad waren betrapt bij de bovenomschreven poging tot plof- en ramkraak, met de auto die hij bestuurde op een tweetal leden van het arrestatieteam ingereden. De rechtbank rekent het de verdachte in ernstige mate aan dat hij het door hem bestuurde voertuig als een wapen in de strijd heeft geworpen. Gelet op de omstandigheden waaronder een en ander plaatsvond (met name het gladde wegdek), mag verdachte van geluk spreken dat hierbij niemand dodelijk of ernstig gewond is geraakt. De verdachte heeft, door aldus te handelen, het hoogste rechtsgoed dat door de wet wordt beschermd, het menselijk leven, op het spel gezet; hij heeft de persoonlijke veiligheid van de leden van het arrestatieteam in gevaar gebracht. Voorts heeft hij, blijkens de aangiftes, gevoelens van angst en schrik veroorzaakt bij de betrokken leden van het arrestatieteam, die zich sterk in hun leven bedreigd voelden.
De rechtbank is, gelet op het voorgaande, van oordeel dat voor een ‘plof- en ramkraak’ volgens de hier beschreven methode een gevangenisstraf van 18 maanden passend is. Waar het, zoals in de onderhavige gevallen, bij een poging is gebleven, is naar het oordeel van de rechtbank een gevangenisstraf van 15 maanden op zijn plaats.
De rechtbank acht voor een (enkelvoudige) poging tot gekwalificeerde doodslag, eveneens een gevangenisstraf van 18 maanden gepast. Nu de rechtbank bewezen acht dat de poging tot doodslag door verdachte op twee personen betrekking heeft gehad, is naar het oordeel van de rechtbank voor dit feit een gevangenisstraf van 21 maanden op zijn plaats, aangezien bij bewezenverklaring van meerdere, soortgelijke feiten de straf niet lineair wordt vermenigvuldigd.
Op grond van het vorenoverwogene is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd.
Voor het opleggen van de door de officier van justitie gevorderde bijkomende straf ziet de rechtbank geen aanleiding. Mede gelet op de wijze waarop de pogingen tot gekwalificeerde doodslag kort na elkaar hebben plaatsgevonden, alsmede gelet op het bepaalde in lid 7 van artikel 180 van de Wegenverkeerswet 1994 acht de rechtbank een ontzegging van de rijbevoegdheid na tenuitvoerlegging van hierna op te leggen gevangenisstraf niet passend.
8. Vorderingen van benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregel
De Politie Haaglanden heeft zowel namens benadeelde partij [verbalisant 5] als namens [verbalisant 10] en [verbalisant 7] een vordering tot schadevergoeding van elk € 350,- ingediend tegen verdachte wegens immateriële schade die zij als gevolg van het onder 2 tenlastegelegde feit zouden hebben geleden.
Benadeelde partij niet-ontvankelijk
De rechtbank is van oordeel dat, nu verdachte van de poging tot doodslag op [verbalisant 7] wordt vrijgesproken, de benadeelde partij niet in de vordering zal kunnen worden ontvangen.
Toewijzing vorderingen benadeelde partij
De rechtbank is van oordeel dat de immateriële schade van [verbalisant 10] en [verbalisant 5] rechtstreeks voortvloeit uit het onder 2 bewezenverklaarde feit. Gelet op de onderbouwing van de vorderingen en het verhandelde ter terechtzitting komt de rechtbank het gevorderde bedrag van € 350,- als vergoeding van de schade van de afzonderlijke verbalisant billijk voor. De vorderingen zullen derhalve worden toegewezen tot dit bedrag. Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partijen hebben gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moeten maken, tot op heden begroot op nihil.
Maatregel schadevergoeding
De rechtbank stelt vast dat verdachte jegens de benadeelde partij [verbalisant 10] naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde feit is toegebracht.
Daarom zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte opleggen tot het bedrag waartoe de vordering van de benadeelde partij is toegewezen, te weten € 350,-.
De rechtbank stelt vast dat verdachte jegens de benadeelde partij [verbalisant 5] naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde feit is toegebracht. Daarom zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte opleggen tot het bedrag waartoe de vordering van de benadeelde partij is toegewezen, te weten € 350,-.
9. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikelen 36f, 45, 47, 55, 157, 288, 312 van het Wetboek van Strafrecht.
10. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte de tenlastegelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 4.3. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat de bewezenverklaarde feiten de hierboven onder 5. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 35 (VIJF EN DERTIG) MAANDEN.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de thans opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij [verbalisant 5], Politie Haaglanden geleden schade tot een bedrag van € 350,- en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag aan Politie Haaglanden, voornoemd, rekeningnummer [nummer rekening] t.n.v. Politie Haaglanden, kenmerk [nummer kenmerk], tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij [verbalisant 10], Politie Haaglanden geleden schade tot een bedrag van € 350,- en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag aan Politie Haaglanden, voornoemd, rekeningnummer [nummer rekening] t.n.v. Politie Haaglanden, kenmerk [nummer kenmerk], tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Verklaart benadeelde partij [verbalisant 7], Politie Haaglanden, niet-ontvankelijk in de vordering.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van het slachtoffer [verbalisant 5], Politie Haaglanden de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 350,- (driehonderd en vijftig euro), bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door 7 (zeven) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van deze vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet opheft.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij, voornoemd, in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van het slachtoffer [verbalisant 10], Politie Haaglanden de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 350,- (driehonderd en vijftig euro), bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door 7 (zeven) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van deze vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet opheft.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij, voornoemd, in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. Ph. Burgers, voorzitter,
mrs. J. Snitker en I.H. Lips, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. C.M. Brugman,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 24 december 2010.