ECLI:NL:RBHAA:2010:BO9350

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
21 oktober 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
zaak/rolnr.: 460328/ CV EXPL 10-3898
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verantwoording afleggen over de besteding van persoonsgebonden budgetten in het kader van zorgverlening

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Haarlem op 21 oktober 2010 uitspraak gedaan in een geschil tussen het Zorgkantoor en [A.], die een persoonsgebonden budget (PGB) had ontvangen. Het Zorgkantoor vorderde van [A.] de terugbetaling van een bedrag van € 4.066,27, omdat zij geen verantwoording had afgelegd over de besteding van een deel van het PGB ter waarde van € 3.487,18. De procedure begon op 8 maart 2010, toen het Zorgkantoor [A.] dagvaardde. [A.] had een coachingsovereenkomst met BenT, die haar financiën beheerde en het Zorgkantoor had de PGB's rechtstreeks aan BenT uitgekeerd. De kantonrechter oordeelde dat het Zorgkantoor op de hoogte was van de hulpbehoevendheid van [A.] en dat het Zorgkantoor niet had aangetoond dat [A.] op de hoogte was van haar verantwoordingsplicht. De kantonrechter vond het onaanvaardbaar om [A.] onverkort aan haar verantwoordingsplicht te houden, gezien de omstandigheden waaronder zij verkeerde. De kantonrechter wees de vordering van het Zorgkantoor af en veroordeelde het Zorgkantoor tot betaling van de proceskosten, die aan de kant van [A.] op nihil werden begroot.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector kanton
Locatie Haarlem
zaak/rolnr.: 460328/ CV EXPL 10-3898
datum uitspraak: 21 oktober 2010
VONNIS VAN DE KANTONRECHTER
inzake
de naamloze vennootschap ACHMEA ZORGKANTOOR N.V.
te Amsterdam
eiseres
hierna te noemen het Zorgkantoor
gemachtigde Swier & Van der Weijden
tegen
[A.]
te [woonplaats]
gedaagde
hierna te noemen [A.]
gemachtigde J.N. Groot
De procedure
Het Zorgkantoor heeft [A.] gedagvaard op 8 maart 2010. [A.] heeft schriftelijk geantwoord.
Nadat de kantonrechter had beslist dat de zaak zich niet leende voor een comparitie van partijen na antwoord, heeft het Zorgkantoor schriftelijk op het antwoord gereageerd, waarna [A.] nog een schriftelijke reactie heeft gegeven.
De feiten
1. Per 29 mei 2006 heeft [A.] een coachingsovereenkomst gesloten met BenT te Hillegom, een firma die onder meer het beheer ging voeren over haar financiën. Zij heeft BenT daartoe schriftelijk gemachtigd.
2. Op aanvraag, namens [A.] door BenT verricht, heeft het Zorgkantoor bij beschikkingen van 12 februari 2007, nrs 2007/1 en 2007/2 aan haar een persoongebonden budget (PGB) toegekend en de in die beschikkingen genoemde bedragen aan [A.] uitgekeerd. BenT beheerde deze bedragen. Het Zorgkantoor heeft bericht dat deze bedragen rechtstreeks aan BenT werden betaald.
3. Ingevolge de beschikkingen diende [A.] binnen zes weken na het einde van een voorschotperiode een formulier aan het Zorgkantoor te verstrekken waarin zij verantwoording aflegde over de besteding van het PGB. [A.] heeft voor een bedrag van € 3.487,18 geen verantwoording afgelegd.
4. Op 26 mei 2008 heeft een manager Achmea Zorgkantoren een zogenoemde beschikking subsidievaststelling PGB 2007 afgegeven, inhoudende dat van het vastgestelde budget van € 7.266,48 een bedrag van € 3.779,30 is verantwoord zodat € 3.487,18 te veel is ontvangen. Tegen deze beschikking, verstuurd aan Postbus 229, 2180 AE Hillegom, is geen bezwaar gemaakt.
5. Op 2 juni 2009 heeft de rechtbank te ’s-Gravenhage het faillissement uitgesproken van BenT, met benoeming van mr D.A. Beck tot curator.
6. De curator heeft [A.] desgevraagd haar dossier ter beschikking gesteld; daarin bevond zich slechts één financiële verantwoording, te weten over de periode 7 december 2006 tot en met 3 januari 2007.
7. Het Zorgkantoor heeft [A.] bij herhaling gesommeerd het toegekende budget ten belope van € 3.487,18 terug te betalen; [A.] heeft geen betaling gedaan aan het Zorgkantoor.
De vordering
Het Zorgkantoor vordert veroordeling van [A.] tot betaling van € 4.066,27 met wettelijke rente over € 3.487,18 vanaf 11 februari 2010 tot de voldoening en legt aan de vordering het volgende ten grondslag. In de beschikkingen waarbij aan [A.] PGB’s zijn toegekend is uitdrukkelijk vermeld dat zij binnen zes weken na het einde van een voorschotperiode met een haar daartoe toegestuurd formulier aan het Zorgkantoor verantwoording dient af te leggen over de besteding van de toegekende bedragen. Zij heeft voor het laatstgenoemde bedrag geen verantwoording afgelegd, zodat ervan moet worden uitgegaan dat dit niet is besteed aan de zorg waarvoor het was toegekend. Daarom is het bedrag ten onrechte verstrekt en dus onverschuldigd betaald. [A.] dient dit bedrag terug te betalen aan het Zorgkantoor, met de wettelijke rente daarover. Omdat [A.] dat niet deed heeft zij het Zorgkantoor genoodzaakt de vordering ter incassering uit handen te geven. De daarmee gemoeide kosten belopen € 535,50, aldus het Zorgkantoor.
Het verweer
[A.] betwist de vordering en voert aan dat het Zorgkantoor het PGB rechtstreeks aan BenT overmaakte en BenT alles regelde; dat was althans de bedoeling maar dat deed BenT niet, reden waarom [A.] medio 2007 heeft gevraagd haar financiën weer in eigen beheer te mogen nemen. [A.] heeft ook nimmer de door het Zorgkantoor bedoelde verantwoordingsformulieren ontvangen; zij neemt aan dat het Zorgkantoor die, net als de aan haar toegekende bedragen, rechtstreeks naar BenT stuurde. BenT is dan ook volgens [A.] degene die verantwoording diende af te leggen aan het Zorgkantoor en het Zorgkantoor is zelf in gebreke gebleven BenT te controleren.
Zij was er niet van op de hoogte dat geen verantwoording is afgelegd, en bovendien zijn de bedragen niet ten onrechte betaald, want besteed aan het doel waarvoor deze waren verstrekt. Omdat BenT failliet is, kon [A.] slechts met moeite aan de op haar betrekking hebbende boekhouding komen, en die blijkt vol hiaten te zitten.
De beoordeling van het geschil
Op zichzelf beschouwd is de stelling van het Zorgkantoor juist, dat degene aan wie een PGB wordt toegekend, ook degene is die verantwoording dient af te leggen over de besteding daarvan. Het was het Zorgkantoor echter bekend dat en waarom [A.] hulp en zorg behoefde met het op orde brengen van haar leven en haar financiën; daartoe was ook het PGB toegekend. Ook was zij ervan op de hoogte dat [A.] voor dat doel BenT had gemachtigd om haar financiële zaken te behartigen en haar te coachen. Het Zorgkantoor maakte immers het PGB rechtstreeks over aan BenT. [A.] heeft voorts aangevoerd dat zij nimmer een verantwoordingsformulier van het Zorgkantoor heeft ontvangen. Het Zorgkantoor heeft dit niet weersproken, hoewel in de beschikkingen is vermeld: “U ontvangt van het zorgkantoor de benodigde verantwoordingsformulieren.” Aannemelijk is dan ook dat het Zorgkantoor die formulieren nimmer aan haar, maar uitsluitend aan BenT heeft verstuurd. Het was dus aan het Zorgkantoor bekend dat een en ander geheel buiten [A.] zelf om ging. Dit klemt temeer nu het Zorgkantoor aan [A.] wèl rechtstreeks liet weten als er weer een PGB werd toegekend, met de mededeling erbij dat dit rechtstreeks aan BenT werd betaald, maar het kennelijk niet aan [A.] liet weten als niet (tijdig) een verantwoordingsformulier met betrekking tot dat PGB was ontvangen. Het had op de weg gelegen van het Zorgkantoor, [A.] ervan op de hoogte te stellen dat de vereiste verantwoording niet werd gedaan, opdat zij navraag bij BenT kon doen daarover en eventueel bewijs van die verantwoording kon verkrijgen.
Gelet op de hier geschetste omstandigheden acht de kantonrechter het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar, [A.] onverkort aan haar verantwoordingsplicht te houden en daarmee haar te verwijten dat zij haar coach, dus degene die voor haar juist de financiën op orde moest krijgen, niet controleerde respectievelijk op haar beurt coachte. Het moet ook het Zorgkantoor duidelijk geweest zijn dat [A.] daartoe niet in staat was. Bovendien heeft het Zorgkantoor pas op 23 januari 2009 voor het eerst een aanmaning (niet naar BenT maar) naar [A.] gestuurd, betreffende de verantwoording over een in 2007 toegekend PGB. De stelling dat degene aan wie een PGB wordt toegekend ook degene is die de verantwoording heeft af te leggen over de besteding daarvan, kan de vordering van het Zorgkantoor dan ook zonder meer niet dragen.
2. Het Zorgkantoor heeft voorts gesteld dat de beschikking van 2008 - weliswaar genaamd “Subsidievaststelling PGB 2007” maar in feite een bepaling van het bedrag dat volgens het Zorgkantoor moet worden terugbetaald omdat het niet is verantwoord - onherroepelijk is omdat daartegen niet binnen de daartoe gestelde termijn van zes weken bezwaar is gemaakt.
De kantonrechter acht van belang dat ook deze beschikking uitsluitend is gestuurd aan BenT, zodat het, gelet op hetgeen hiervoor werd overwogen, [A.] niet kan worden aangerekend dat zij van deze beslissing niet op de hoogte was en daartegen dus ook geen bezwaar heeft kunnen maken. De kantonrechter is dan ook van oordeel dat het Zorgkantoor op die onherroepelijkheid geen beroep toekomt.
3. Dit betekent dat ook op het inhoudelijke verweer van [A.] acht geslagen moet worden. [A.] heeft aangevoerd dat de PGB’s niet ten onrechte zijn toegekend en dus ook niet onverschuldigd zijn betaald, omdat deze zijn besteed aan hulp en zorg. Zij is echter buiten haar schuld, als gevolg van het faillissement van BenT, thans niet (meer) tot de vereiste verantwoording in staat. Zij is immers geconfronteerd met de gebrekkige boekhouding die de curator van BenT heeft aangetroffen. Of de diverse PGB’s zijn besteed aan het doel waartoe deze zijn verstrekt is dan ook niet vast te stellen. Echter evenmin is komen vast te staan dat de PGB’s daaraan niet zijn besteed en dus ook niet dat deze onverschuldigd zouden zijn verstrekt.
4. Gelet op al deze omstandigheden zal de kantonrechter de vordering van het Zorgkantoor afwijzen, waarbij de proceskosten voor rekening van het Zorgkantoor komen omdat deze in het ongelijk wordt gesteld.
De beslissing
De kantonrechter:
- wijst de vordering af;
- veroordeelt het Zorgkantoor tot betaling van de proceskosten, die aan de kant van [A.] tot en met vandaag worden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.E. van Oosten-van Smaalen en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum.