ECLI:NL:RBHAA:2010:BO9372

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
22 november 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
482705-VV EXPL 10-263
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Concurrentiebeding en geheimhoudingsplicht in arbeidsovereenkomst

In deze zaak heeft de Rechtbank Haarlem op 22 november 2010 uitspraak gedaan in een geschil tussen de besloten vennootschap AIRCARGO.NL B.V. en [A.], die eerder in dienst was bij Aircargo. De zaak betreft een voorlopige voorziening waarbij Aircargo vorderingen heeft ingesteld tegen [A.] op basis van een concurrentiebeding en een geheimhoudingsbeding in de arbeidsovereenkomst. Aircargo vorderde onder andere dat [A.] zich zou houden aan het concurrentiebeding en zijn werkzaamheden bij Kuehne + Nagel, een directe concurrent, zou staken. De rechtbank heeft vastgesteld dat [A.] in strijd heeft gehandeld met het concurrentiebeding door bij Kuehne + Nagel in dienst te treden en klanten van Aircargo te benaderen. De rechtbank oordeelde dat Aircargo niet voldoende bewijs had geleverd dat [A.] daadwerkelijk klanten had benaderd die op de aan zijn arbeidsovereenkomst gehechte lijst stonden. De vordering van Aircargo tot het opleggen van een voorlopige voorziening werd dan ook afgewezen. In reconventie heeft [A.] betaling van zijn salaris over juli en augustus 2010 gevorderd, wat door de rechtbank werd toegewezen. De rechtbank oordeelde dat Aircargo de arbeidsovereenkomst niet rechtsgeldig had beëindigd en dat [A.] recht had op zijn loon. De proceskosten werden gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten droeg. De uitspraak benadrukt de noodzaak van duidelijke afspraken in arbeidsovereenkomsten en de rol van bewijsvoering in geschillen over concurrentiebedingen.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector kanton
Locatie Haarlem
Zaak/rolnummer: 482705/VV EXPL 10-263
Datum uitspraak: 22 november 2010
VONNIS VAN DE KANTONRECHTER IN KORT GEDING
inzake
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid AIRCARGO.NL B.V.,
gevestigd te Aalsmeer,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
hierna te noemen: Aircargo,
gemachtigde: mr. L. Bijl,
tegen
[A.],
gevestigd te [woonplaats],
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
hierna te noemen: [A.],
gemachtigde: mr. C.S.M. Allegra.
De procedure in conventie en in reconventie
Aircargo heeft [A.] op 6 oktober 2010 gedagvaard. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 2 november 2010. [A.] heeft een tegenvordering ingediend. De gemachtigden hebben pleitnotities overgelegd. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen verder naar voren hebben gebracht. Beide partijen hebben producties in het geding gebracht.
De feiten in conventie en in reconventie
a. Aircargo is een op 23 augustus 2006 opgerichte onderneming die zich bezighoudt met luchtvracht expeditie. Bij Aircargo zijn acht medewerkers werkzaam.
b. [A.], 49 jaar oud, was vanaf 1 september 2008 tot en met 31 augustus 2010 bij Aircargo in dienst, laatstelijk in de functie van branchemanager tegen een basissalaris van € 5.412,-- bruto per maand exclusief 8% vakantietoeslag en overige emolumenten. In zijn functie was [A.] verantwoordelijk voor het binnenhalen van opdrachten van klanten. Bij zijn indiensttreding heeft [A.] aan Aircargo een overzicht verstrekt van de klanten die hij reeds bediende.
c. In de arbeidsovereenkomst van partijen zijn onder meer de volgende artikelen opgenomen: 13. Geheimhouding Het is de werknemer verboden, hetzij gedurende de dienstbetrekking, hetzij na beëindiging hiervan, op enigerlei wijze aan derden, direct of indirect, in welke vorm ook en in welker voege ook, enige mededeling te doen van of aangaande enige bijzonderheden betreffende het bedrijf van de werkgever. 15.Concurrentiebeding Het is de medewerker zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de werkgever niet toegestaan om (…) gedurende een periode van één jaar na het einde van het dienstverband, hetzij zelfstandig voor eigen rekening en risico, hetzij in dienst van, ten behoeve van, namens of in combinatie met derden, binnen een straal van 20 km rondom de vestigingsplaats van de werkgever, activiteiten te verrichten die concurrerend zijn aan de activiteiten van de werkgever. Dit verbod geldt met betrekking tot:
a. werkzaamheden in de bedrijven eigendom van werkgever, waarin de werknemer de laatste twee jaar, voorafgaande aan het einde van het dienstverband, zijn(…) werkzaamheden uitoefende;
b. het onderhouden van zakelijke contacten, direct of indirect, met personen, die in verband met de uitoefening van de(…) functie tot de relaties van de werknemer behoorden.
Tot de werkzaamheden worden gerekend te behoren die, welke verband houden met de uitoefening van:
a. het expeditiebedrijf.
b. andere vormen van dienstverlening, die door ondernemingen welke behoren tot de werkgever ten tijde van de beëindiging van het dienstverband worden uitgeoefend, met inbegrip van de bemiddeling bij het tot stand komen van de overeenkomsten op dit gebied.
Het bovenstaande concurrentiebeding is alleen van toepassing op het bestaande klantenpakket, en de bestaande transportroutes en dienstverleningen aan deze klanten, van werkgever per datum van ingang van deze arbeidsovereenkomst, volgens aangehechte lijst.
De strekking van het concurrentiebeding is slechts ter bescherming van het bestaande klantenpakket van werkgever ten tijde van indiensttreding werknemer.
d. [A.] heeft op 23 juni 2010 de arbeidsovereenkomst opgezegd tegen 31 augustus 2010.
e. [A.] is op 1 september 2010 in dienst getreden bij Kuehne + Nagel N.V. (hierna: Kuehne+Nagel), een directe concurrent van Aircargo met meerdere vestigingen in Nederland, onder andere één tegenover het kantoor van Aircargo.
f. Een eveneens bij Aircargo werkzame luchtvrachtexpediteur, [Y.], heeft op en tegen dezelfde datum als [A.] zijn arbeidsovereenkomst opgezegd en hij is ook op 1 september 2010 in dienst getreden bij Kuehne+Nagel.
g. Op 27 augustus 2010 heeft Kuehne+Nagel een e-mail naar diverse bedrijven gestuurd, waaronder nagenoeg alle klanten van Aircargo. De inhoud van deze e-mail luidt onder meer als volgt: “It is our pleasure to inform you that [A.] and [Y.] wil join the Kuehne + Nagel office in Aalsmeer as per September 1st. [A.] en [Y.] have many years of experience in international transportation especially in handling and forwarding of horticultural products. [A.], an Aalsmeer professional for over 30 years will join us as Sr. Manager Busines Development. [Y.] with vast experience in perishable forwarding at Schiphol and Aalsmeer will be an asset to our operations team as Supervisor. Please feel free to contact these gentlemen (…).”
h. [Y.] heeft op 3 september 2010 een e-mail gestuurd aan Ed de Groot B.V., zijnde een klant van Aircargo. De inhoud van deze e-mail luidt: “Zoals je wellicht hebt gehoord zijn [A.] en ik gestopt bij Aircargo (….). Nu wil ik toch graag dat je de gegevens hebt zodat je ons kunt bereiken.”.
i. Bij brief van 14 juli 2010 heeft Aircargo [A.] onder meer verzocht om binnen zeven dagen na dagtekening van de brief te bevestigen dat hij zich zal houden aan het concurrentiebeding, dat hij niet bij Kuehne+Nagel in dienst zal treden, dat hij zich zal onthouden van het benaderen van klanten van Aircargo en dat hij geen zakelijke betrekkingen met klanten van Aircargo zal onderhouden en/of aangaan.
j. [A.] heeft niet voldaan aan dit verzoek.
k. Op verzoek van [A.] hebben partijen op 7 september 2010 met elkaar gesproken in aanwezigheid van de wederzijdse advocaten. De bespreking had ten doel om te bezien of partijen een minnelijke regeling zouden kunnen treffen. Dat is echter niet gelukt.
l. Bij brief van 21 september 2010 heeft Aircargo [A.] onder meer verzocht om binnen zeven dagen na dagtekening van de brief te bevestigen dat hij zich zal houden aan het concurrentiebeding, dat hij zijn werkzaamheden bij Kuehne+Nagel met onmiddellijke ingang zal staken, dat hij zich voortaan zal onthouden van het (direct of indirect) benaderen van klanten van Aircargo en dat hij geen zakelijke betrekkingen met klanten van Aircargo zal onderhouden en/of aangaan.
m. [A.] heeft niet voldaan aan dit verzoek en hij heeft ook niet op andere wijze op de brief van 21 september 2010 gereageerd.
De vordering in conventie
Aircargo vordert bij wijze van voorlopige voorziening (samengevat) [A.] te gebieden om binnen twee dagen na betekening van het in deze zaak te wijzen vonnis:
1. zich te houden aan artikel 15 van de arbeidsovereenkomst (concurrentiebeding);
2. zijn werkzaamheden bij Kuehne+Nagel te staken;
3. zich (direct en indirect) voor een periode van een jaar te onthouden van het benaderen van klanten van Aircargo;
4. voor een periode van een jaar (direct of indirect) geen zakelijke betrekkingen met klanten van Aircargo te onderhouden en/of aan te gaan;
5. zich te houden aan artikel 13 van de arbeidsovereenkomst (geheimhoudingsbeding);
6. geen vertrouwelijke informatie van Aircargo aan derden, waaronder Kuehne+Nagel ter beschikking te stellen;
7. zich te onthouden van het benaderen van werknemers van Aircargo teneinde hen te bewegen het dienstverband met Aircargo te beëindigen en/of met werknemers (de kantonrechter neemt aan: van Aircargo) samen te werken,
dit alles op straffe van een dwangdom van € 10.000,-- ten faveure van Aircargo voor iedere overtreding van dit gebod, alsmede een dwangsom van € 5.000,-- voor iedere dag of dagdeel dat deze overtreding voortduurt.
Aircargo legt aan haar vordering (samengevat) ten grondslag dat [A.] in strijd heeft gehandeld met het in de arbeidsovereenkomst opgenomen concurrentiebeding, althans dat [A.] in strijd heeft gehandeld met goed werknemerschap in de zin van artikel 7:611 BW, althans dat [A.] onrechtmatig jegens Aircargo heeft gehandeld.
[A.] is binnen een jaar na het einde van het dienstverband bij een concurrerende onderneming in dienst getreden, die vestiging houdt binnen een straal van 20 kilometer van Aircargo en [A.] verricht daar concurrerende activiteiten. [A.] heeft tevens in strijd met de arbeidsovereenkomst van partijen gehandeld door klanten van Aircargo te benaderen, teneinde hen te bewegen naar Kuehne en Nagel over te stappen en hij heeft zijn geheimhoudingsplicht geschonden. [A.] heeft [Y.] er toe bewogen zijn dienstverband met Aircargo op de zeggen en hij heeft [Y.] verzocht om met hem mee te gaan naar Kuehne + Nagel. [Y.] zou [A.] immers perfect kunnen ondersteu- nen bij de uitoefening van zijn werkzaamheden. [A.] heeft een management rapport van Aircargo aan Kuehne+Nagel verstrekt. In dit rapport zijn onder meer alle inkoop- en verkoopcijfers van Aircargo vermeld. Door toedoen van [A.] heeft Aircargo ernstige schade geleden.
Het verweer in conventie
[A.] betwist de vordering en voert (samengevat) aan dat aan het onderhavige geschil een arbeidsconflict ten grondslag ligt. [A.] werkt al 30 jaar in de luchtvrachtexpeditie, waarvan de laatste twee jaren bij Aircargo. Hij heeft in die periode zijn kennis en kunde aangewend voor Aircargo. Hij heeft met Aircargo een conflict gekregen over zijn functieomschrijving en de uitvoering daarvan. Dat heeft zelfs - naar de mening van [A.] volkomen ten onrechte - tot een officiële waarschuwing van Aircargo aan [A.] geleid. [A.] heeft vervolgens de eer aan zichzelf gehouden en hij heeft opgezegd. Hij is direct na het einde van de arbeidsovereenkomst met Aircargo in dienst getreden bij de concurrent Kuehne+Nagel, maar hij heeft daarbij niet in strijd gehandeld met het relatiebeding van artikel 15 dan wel met goed werknemerschap. Ook heeft hij jegens Aircargo niet onrechtmatig gehandeld. Het conflict met Aircargo zat hem zo hoog, dat hij zelfs een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd heeft opgegeven voor een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd bij een derde. Hij heeft tevergeefs in alle redelijkheid getracht om afspraken te maken met Aircargo over klanten waarover mogelijkheid enige onduidelijkheid zou kunnen bestaan. Aircargo heeft hem op 29 juni 2010 op non-actief gesteld en zij heeft tevens zonder deugdelijke reden zijn salarisbetalingen gestaakt. Het lijkt erop alsof Aircargo een persoonlijke vendetta tegen [A.] aan het voeren is en dat het haar niet zozeer te doen is om de zogenaamde overtredingen van het relatiebeding. [A.] is inmiddels een bodemprocedure gestart tegen Aircargo, waarin hij een loonvordering heeft ingesteld.
Het vereiste spoedeisende belang in deze procedure ontbreekt. Al vanaf 8 juli 2010, zijnde de dag waarop Aircargo met Kuehne+Nagel een gesprek heeft gevoerd, is Aircargo op de hoogte van de overstap van [A.] per 1 september 2010. Niet goed valt in te zien, waarom Aircargo vier maanden heeft gewacht met het aanbrengen van deze zaak. Aircargo stelt ernstige schade te hebben, maar zij heeft deze op geen enkele wijze onderbouwd.
Bij de indiensttreding van [A.] zijn partijen overeengekomen dat [A.] bij een eventueel vertrek zijn eigen klanten, die hij als jarenlang bedient, zou meenemen.
Dat dit gevolgen heeft voor de omzet van Aircargo is irrelevant. [A.] heeft niet in strijd gehandeld met de met Aircargo gemaakte afspraken.
Artikel 15 van de arbeidsovereenkomst wordt een concurrentiebeding genoemd, maar het is zeer warrig geformuleerd en is eigenlijk een relatiebeding. [A.] heeft bij Kuehne+ Nagel een andere functie gekregen. In die functie verricht hij werkzaamheden, waarvan mogelijk gezegd zou kunnen worden dat deze concurrerend zijn, maar zoals uit het beding zelf volgt, is dat in deze zaak niet relevant. De in het beding genoemde aangehechte lijst is een lijst van Aircargo, waarop haar klanten staan. Die klanten heeft [A.] niet direct of indirect benaderd sinds zijn non-actiefstelling. Ook de klanten waarover bij hem met het oog op het beding twijfel bestond, heeft hij met rust gelaten. Hij heeft uitsluitend zijn eigen klanten geïnformeerd over zijn vertrek en deze klanten heeft hij ook benaderd. Deze klanten vallen niet onder het beding. De klantenbestanden van Aircargo en Kuehne+Nagel hebben een grote overlap, maar dat is niet vreemd. In de luchtvrachtexpeditie is het gebruikelijk dat één bedrijf soortgelijke diensten afneemt van meerdere luchtvrachtexpediteurs. Vaak kiest een klant voor verschillende transportroutes verschillende expediteurs. Gevolg daarvan is dat Kuehne+Nagel klanten bedient, die ook klant van Aircargo zijn.
Van der Scheur betwist dat hij [Y.] heeft verzocht met hem mee te gaan naar Kuehne+ Nagel. Ook heeft hij [Y.] nimmer verzocht met klanten van Aircargo te mailen. Zowel voor het handelen van [Y.] als voor het versturen van de e-mail van 21 september 2010 door Kuehne+Nagel kan hij niet aansprakelijk worden gehouden.
Van een schending van de geheimhoudingsplicht door [A.] is geen sprake geweest. Hij betwist niet dat hij een managementrapport van Aircargo heeft geprint, maar wel dat hij dat aan Kuehne+Nagel zou hebben verstrekt, zoals ten onrechte en zonder enig bewijs door Aircargo wordt gesteld.
De vordering in reconventie
[A.] vordert veroordeling van Aircargo tot betaling aan hem van:
1. het salaris over juli en augustus 2010 van € 10.824,-- bruto;
2. de vakantietoeslag (8%) over de maanden mei tot en met augustus 2010 van € 1.731,84 bruto;
3. de opgebouwde, maar niet genoten vakantiedagen;
4. van de bonus over de periode van 1 augustus 2009 tot 1 augustus 2010 van € 9.960,--;
5. van de wettelijke verhoging van 50% over het hiervoor bij 1 tot en met 4 gevorderde.
6. van de wettelijke rente over het hiervoor bij 1 tot en met 5 gevorderde; over 1 en 5 vanaf de maandelijkse vervaldata toe aan de dag van de algehele voldoening en over 2 tot en met 5 vanaf 1 september 2010 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Tevens vordert [A.] veroordeling van Aircargo:
7. om binnen 10 dagen na betekening van dit vonnis aan [A.] deugdelijke salarisspecificaties te verstrekken op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,00 voor iedere dag dat Aircargo geen gehoor geeft aan deze veroordeling, met een maximum van € 7.500,--;
8. tot betaling van de proceskosten.
Ten slotte vordert [A.] subsidiair, voor het geval de kantonrechter van oordeel mocht zijn dat hij het concurrentiebeding c.q. het relatiebeding toch heeft geschonden:
artikel 15 van de arbeidsovereenkomst geheel of gedeeltelijk te schorsen, in die zin dat [A.] alle klanten die niet op de in het geding gebrachte verkorte lijst (productie 4 bij de dagvaarding) staan, mag benaderen.
[A.] legt (samengevat) aan zijn vordering ten grondslag dat hij op 29 juni 2010 door Aircargo op non-actief is gesteld. [A.] was het met deze non-actiefstelling niet eens, hij heeft daartegen bezwaar gemaakt en hij heeft zich beschikbaar gehouden om zijn werkzaamheden te verrichten. Aircargo heeft de salarisbetalingen aan [A.] ten onrechte gestaakt en daardoor [A.] genoodzaakt om op zijn spaargeld in te teren.
[A.] verzoekt de kantonrechter de door hem gevorderde wettelijke verhoging tot het maximale percentage van 50% toe te wijzen, nu Aircargo deze zaak onnodig op de spits heeft gedreven en zij [A.] tevens heeft genoodzaakt extra kosten te maken. Zowel deze procedure als de door hem aangespannen bodemprocedure dient [A.] zelf te financieren.
Het verweer in reconventie
Aircargo betwist de vordering. Zij doet een beroep op opschorting van haar betalingsverplichting c.q. op verrekening, primair omdat [A.], door het concurrentie- en geheimhoudingsbeding te overtreden, boetes heeft verbeurd, subsidiair omdat Aircargo als gevolg van die overtredingen schade heeft geleden. De vorderingen over de maand augustus 2010 dienen te worden afgewezen, omdat de arbeidsovereenkomst van partijen met ingang van 1 augustus 2010 al is geëindigd. [A.] heeft ten onrechte een opzegtermijn van twee maanden gehanteerd. Deze termijn is weliswaar in de arbeidsovereenkomst van partijen opgenomen, maar die termijn is strijdig met de wet en daarom nietig. Bij de gevorderde bonus is [A.] van een verkeerde grondslag uitgegaan. Aircargo is geen bonus aan [A.] verschuldigd geworden.
Omdat partijen in overleg waren over een minnelijke regeling heeft Aircargo nog geen
salarisspecificaties verstrekt. [A.] had daar tot voor kort ook nog niet om gevraagd. Aircargo zegt toe de salarisspecificaties zo spoedig mogelijk aan [A.] te doen toekomen.
De beoordeling in conventie
1. In zijn meest verstrekkende verweer tegen de vordering in conventie voert [A.] aan dat de vereiste spoedeisendheid ontbreekt. De kantonrechter verwerpt dit verweer. Partijen hebben begin september 2010 overleg gevoerd om te bezien of zij het geschil in onderling overleg zouden kunnen beslechten. Toen dit overleg niet tot het gewenste resultaat leidde, heeft Aircargo op 21 september 2010 een laatste sommatiebrief aan [A.] gestuurd. Kort nadat de daarin aan [A.] gegeven termijn was verstreken, heeft Aircargo [A.] gedagvaard. Bij deze omstandigheden kan niet gesteld worden dat Aircargo niet voortvarend te werk is gegaan en daaruit zou zijn af te leiden dat het spoedeisende belang ontbreekt.
2. Partijen zijn het erover eens dat het in artikel 15 opgenomen beding ten doel heeft het klantenbestand van Aircargo dat ten tijde van de indiensttreding van [A.] bestond, te beschermen. Ook is niet in geschil dat het [A.] was toegestaan, ook binnen een straal van 20 kilometer van de vestigingsplaats van Aircargo, concurrerende werkzaamheden uit te voeren, zolang hij daarbij de klanten van Aircargo maar niet benaderde. Ten slotte staat vast dat het [A.] vrij stond om de klanten die hij bij de indiensttreding bij Aircargo had meegenomen - zijn eigen klanten - te benaderen. In zoverre is inderdaad sprake van een relatiebeding.
Evenmin is in geschil dat klanten van Aircargo ook klant bij een andere luchtvracht-expediteur kunnen zijn en dat daarbij veelal maar niet altijd de transportroute de bepalende factor is.
3. Van belang is dan ook het antwoord op de vraag of [A.] klanten heeft benaderd die zijn vermeld op de aan zijn arbeidsovereenkomst gehechte lijst van klanten van Aircargo. Desgevraagd heeft Aircargo geen namen van klanten kunnen noemen die op deze lijst staan en door Van der Scheur zijn benaderd. In het kader van deze procedure is dan ook niet vast te stellen of [A.] het beding in artikel 15 van de arbeidsovereenkomst heeft overtreden.
4. Tegenover de gemotiveerde betwisting door [A.] is zonder bewijslevering niet vast te stellen of hij [Y.] heeft meegelokt naar Kuehne+Nagel. Voor bewijslevering leent de onderhavige procedure zich echter niet. Hetzelfde geldt ten aanzien van de stelling van Aircargo, dat [A.] haar managementrapportage aan Kuehne+Nagel ter beschikking heeft gesteld. In deze procedure is dan ook evenmin komen vast te staan dat [A.] een werknemer van Aircargo heeft meegenomen en dat hij zijn geheimhoudingsplicht heeft geschonden door een managementrapportage openbaar te maken. Dat hij [Y.] ertoe heeft bewogen de hiervoor onder h vermelde email te sturen heeft Aircargo desgevraagd niet kunnen onderbouwen.
5. De conclusie moet zijn dat, nu in het kader van deze procedure de gegrondheid van de vordering van Aircargo niet kan worden vastgesteld, de door Aircargo gevorderde voorlopige voorziening dient te worden geweigerd. Zij zal de kosten van de procedure dienen te dragen als de in het ongelijk gestelde partij.
De beoordeling in reconventie
6. In haar meest verstrekkende verweer doet Aircargo een beroep op verrekening, primair omdat [A.] door de overtreding van het concurrentiebeding en het geheim-houdingsbeding boetes heeft verbeurd en subsidiair omdat Aircargo door de overtreding van deze bedingen schade zou hebben geleden. Nu in deze procedure niet is komen vast te staan dat [A.] bedoelde bedingen heeft overtreden en bijgevolg evenmin dat Aircargo als gevolg van zodanige overtredingen schade heeft geleden dient dit verweer te stranden.
7. Dat brengt mee dat Aircargo in elk geval nog het loon aan [A.] verschuldigd is over de maand juli 2010 zodat de vordering in zoverre toewijsbaar is.
8. Aircargo voert aan dat de in de arbeidsovereenkomst bepaalde opzegtermijn van twee maanden wegens strijd met de wet en dus - nu [A.] op 23 juni 2010 heeft opgezegd - per 1 augustus 2010 een einde aan de arbeidsovereenkomst is gekomen. Dit verweer treft geen doel. Het staat de werknemer immers in beginsel vrij een langere opzegtermijn dan de wettelijke termijn of de door partijen overeengekomen termijn in acht te nemen. Indien de werkgever daartegen gegronde bezwaren heeft ligt het op diens weg om met de werknemer in overleg te treden en eventueel een eerdere datum van beëindiging van de arbeidsrelatie overeen te komen, dan wel zelf de overeenkomst op te zeggen met inachtneming van de daartoe bestaande vereisten, dan wel ontbinding van de arbeidsovereenkomst te vragen. Dat heeft Aircargo echter niet gedaan. Gelet hierop zal ook de loonvordering over de maand augustus 2010 worden toegewezen.
9. De gevorderde vakantietoeslag, opgebouwde doch niet genoten vakantiedagen, de bonus en de vordering met betrekking tot de salarisspecificaties zullen bij gebrek aan spoedeisend belang worden afgewezen. Dat geldt ook voor de gevorderde wettelijke verhoging.
10. De vordering tot verstrekking van een eindafrekening en salarisspecificaties wordt bij gebrek aan belang eveneens afgewezen. Gesteld noch gebleken is dat Aircargo weigerachtig is of zal zijn, deze te verstrekken. Een dwangsom is daarom evenmin aan de orde.
11. De gevorderde wettelijke rente zal alleen worden toegewezen over de toegewezen loonvordering. Voor overige wordt de gevorderde wettelijke rente afgewezen.
12. Gelet op wat hiervoor is overwogen in conventie komt de subsidiaire vordering niet aan de orde.
13. Nu beide partijen deels in het ongelijk zijn gesteld worden de proceskosten in reconventie gecompenseerd aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt.
De beslissing
De kantonrechter:
In conventie
- weigert de voorlopige voorziening;
- veroordeelt Aircargo tot betaling van de proceskosten, die aan de kant van [A.] tot en met vandaag worden begroot op € 400,-- aan salaris gemachtigde.
In reconventie
- veroordeelt Aircargo bij wijze van voorlopige voorziening:
tot betaling aan [A.] van het loon over de maanden juli en augustus 2010, zijnde in het totaal € 10.824, -- bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de maandelijkse vervaldata tot aan de dag van de voldoening;
- compenseert de proceskosten aldus, dat iedere partij de eigen kosten draagt;
- verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.E. van Oosten-van Smaalen, bijgestaan door mr. W.G. van Gastelen, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum.