ECLI:NL:RBHAA:2010:BP0282

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
20 oktober 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
162500 / HA ZA 09-1471
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.E. van Praag
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen dwangbevel en kosten van bestuursdwang door gemeente Zaanstad

In deze zaak gaat het om een verzet tegen een dwangbevel dat door de gemeente Zaanstad is uitgevaardigd. Eiser, [A], heeft een onderneming geëxploiteerd in een gebouw dat door brand is getroffen, waardoor asbest is vrijgekomen. De gemeente heeft bestuursdwang toegepast om de asbest te saneren en heeft de kosten daarvan op eiser verhaald. Eiser heeft tegen het dwangbevel verzet aangetekend, waarbij hij aanvoert dat de kosten van de bestuursdwang niet op hem verhaald kunnen worden, omdat hem geen verwijt te maken valt. De rechtbank oordeelt dat de rechtmatigheid van het besluit van de gemeente als uitgangspunt moet gelden, aangezien het beroep van eiser bij de Raad van State ongegrond is verklaard. Het geschil concentreert zich op de redelijkheid en hoogte van de in rekening gebrachte saneringskosten. De rechtbank wijst het verzet tegen de hoogte van de saneringskosten af, maar verklaart het verzet gegrond voor wat betreft de invorderingskosten, die niet voldoende zijn onderbouwd door de gemeente. Eiser wordt veroordeeld in de proceskosten van de gemeente.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK HAARLEM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 162500 / HA ZA 09-1471
Vonnis van 20 oktober 2010
in de zaak van
[A],
wonende te Westzaan, gemeente Zaanstad,
eiser in het verzet,
advocaat mr. J.B.M. Vaessen te Cuijk,
tegen
de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE ZAANSTAD,
zetelend te Zaandijk, gemeente Zaanstad,
gedaagde in het verzet,
advocaat mr. A.C. Beck te Amsterdam.
Partijen zullen hierna [A] en gemeente Zaanstad genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 2 juni 2010
- het proces-verbaal van comparitie van 26 augustus 2010.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. [A] heeft vanuit een gebouw aan [adres] te [plaats] een onderneming geëxploiteerd die zich met name bezig hield met machinale houtbewerking. [A] was eigenaar van dit gebouw. Op 19 november 2008 is in het gebouw brand uitgebroken, ten gevolge waarvan asbest is vrijgekomen.
2.2. Op 20 november 2008 is door gemeente Zaanstad door middel van spoedeisende bestuursdwang opdracht verstrekt tot het ongedaan maken van alle nadelige milieugevolgen aangaande de asbestbesmetting. Aan onderzoeksbureau Search B.V. (hierna: Search) heeft gemeente Zaanstad de opdracht verstrekt een algehele asbestinventarisatie uit te voeren. Aan VKS Assendelft B.V. (hierna: VKS) is opdracht gegeven de asbestsanering uit te voeren.
2.3. Bij beschikking van 26 november 2008 heeft gemeente Zaanstad het besluit tot de (spoed)bestuursdwang nader gemotiveerd. In deze beschikking is voorts opgenomen dat de met de bestuursdwang gemoeide kosten op [A] zullen worden verhaald.
2.4. Bij brief van 19 maart 2009 heeft gemeente Zaanstad [A] medegedeeld dat de kosten van de inventarisatie € 1.180,48 bedroegen en die van de asbestsanering
€ 103.980,88. Op 10 augustus 2009 is tegen [A] een dwangbevel uitgevaardigd voornoemde bedragen te voldoen, welk dwangbevel aan [A] is betekend op 17 augustus 2009.
2.5. Tegen de beschikking van 26 november 2008 heeft [A] bezwaar gemaakt bij het college van B & W, welk bezwaar bij beslissing van 24 april 2009 ongegrond is verklaard. Voorts heeft [A] beroep ingesteld bij de Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak. De Afdeling heeft, na het uitbrengen van de verzetdagvaarding in de onderhavige procedure, bij beslissing van 19 maart 2010 het beroep van [A] ongegrond verklaard. In deze uitspraak is onder meer overwogen, voor zover hier van belang:
(…)
2.4.2. Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting is komen vast te staan dat het college, na herhaaldelijk overleg met [appellant] en/of zijn assurantietussenpersoon als zijn vertegenwoordiger, op 20 november 2008 om uiterlijk 13.30 uur van [appellant] nog geen schriftelijke bevestiging had ontvangen van een opdracht tot inventarisatie van de asbestbesmetting en het saneren ervan. [appellant] heeft ter zitting erkend dat deze afspraak met hem was gemaakt.
In aanmerking genomen dat [appellant] zijn standpunt heeft willen laten afhangen van zijn assurantietussenpersoon en diens terughoudende opstelling ten aanzien van de noodzaak van de omvang van het te onderzoeken en te saneren gebied, acht de Afdeling het verzoek van het college om een tijdige en schriftelijke bevestiging van een door [appellant] uit te laten voeren inventarisatie van de asbestbesmetting en het saneren ervan gerechtvaardigd. De Afdeling acht de daarvoor aan [appellant] in de ochtend van 20 november 2008 tot 13.30 uur gegunde tijd niet onredelijk. (…)
Gezien de aard en de omvang van de verontreiniging die met het oog op de bescherming van de volksgezondheid onmiddellijk handelen vereiste, heeft het college onder deze omstandigheden in redelijkheid spoedeisende bestuursdwang kunnen toepassen door Search B.V. en VKS opdracht te geven tot inventarisatie en verwijdering van de asbest op het gehele verontreinigde gebied. Het beroep faalt in zoverre reeds hierom. Hetgeen [appellant] heeft aangevoerd over de (omvang) van de door hem aan [bedrijf] verstrekte opdracht kan dan ook buiten bespreking blijven.
2.5. [appellant] voert aan dat de kosten van de spoedeisende bestuursdwang niet op hem verhaald kunnen worden, aangezien hem ten aanzien van de ontstane situatie geen verwijt te maken valt. Hij meent dat hij zijn verantwoordelijkheid voor het wegwerken van de gevolgen van de brand, bestaande uit de besmetting van de omgeving met asbest, adequaat heeft genomen. Verder was bij het ongedaan maken van de door de brand ontstane situatie het algemeen belang in die mate betrokken, dat de kosten redelijkerwijze niet of niet geheel voor rekening van hem behoren te komen. Hij voert hiertoe aan dat het college zelf, om redenen aan het algemeen belang ontleend, opdracht heeft gegeven om de asbest te laten verwijderen. (…)
(…)
2.5.2. In artikel 5:25 van de Awb is neergelegd dat bestuursdwang en kostenverhaal als regel samengaan. Voor het maken van een uitzondering kan blijkens de geschiedenis van de totstandkoming van deze bepaling onder meer aanleiding bestaan indien de aangeschrevene ten aanzien van de ontstane situatie geen verwijt te maken valt of bij het ongedaan maken van de met het recht strijdige situatie het algemeen belang in die mate is betrokken dat de kosten in redelijkerwijze niet of niet geheel voor rekening van de aangeschrevene behoren te komen. (…)
Voor de toepassing van bestuursdwang ter zake van artikel 17.1 van de Wet Milieubeheer is niet bepalend of [appellant] een verwijt kan worden gemaakt. Naar het oordeel van de Afdeling is in dit geval geen sprake van bijzondere omstandigheden die ertoe nopen de kosten redelijkerwijze niet of niet geheel ten laste van [appellant] te laten komen. De enkele omstandigheid dat het algemeen milieubelang betrokken was bij de verwijdering van de asbest acht de Afdeling hiervoor niet toereikend.
3. De vordering
3.1. [A] heeft gevorderd hem bij vonnis goed opposant tegen het dwangbevel van 10 augustus 2009 te verklaren en dit dwangbevel buiten effect te stellen, zulks met veroordeling van gemeente Zaanstad in de kosten van het geding.
3.2. Gemeente Zaanstad heeft verweer gevoerd. Op de stellingen van partijen zal hierna, voor zover van belang, worden ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. Het verzet is tijdig en op de juiste wijze ingesteld, zodat [A] in zijn verzet kan worden ontvangen.
4.2. De rechtbank stelt voorop dat in de onderhavige procedure slechts de hoogte van de kosten die verband houden met de toepassing van bestuursdwang en de redelijkheid van het maken van die kosten aan de orde zijn. In de hierboven onder 2.5 weergegeven beslissing van de Raad van State is immers (expliciet) overwogen dat gemeente Zaanstad, gelet op de aard en de omvang van de verontreiniging en met het oog op de bescherming van de volksgezondheid, (spoedeisende) bestuursdwang heeft kunnen toepassen en dat in dit geval geen sprake is van bijzondere omstandigheden die ertoe nopen de kosten van de bestuursdwang redelijkerwijze niet of niet geheel ten laste van [A] te laten komen. Met de ongegrondverklaring van het beroep van [A] door de Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak, heeft het besluit van 26 november 2008 van gemeente Zaanstad formele rechtskracht gekregen. De rechtmatigheid van dit besluit, die mede omvat de beslissing om de kosten van de toepassing van de bestuursdwang (geheel) op [A] te verhalen, dient derhalve in de onderhavige procedure als uitgangspunt te gelden.
4.3. Voorts stelt de rechtbank vast dat [A] de redelijkheid en de hoogte van de door Search gefactureerde kosten niet heeft betwist. Het geschil spitst zich derhalve nog slechts toe op de door VKS in rekening gebrachte kosten.
4.4. [A] heeft zich op het standpunt gesteld dat de saneringskosten door VKS buitenproportioneel hoog zijn.
4.5. Hiertoe heeft [A] allereerst aangevoerd dat voor de sanering door VKS van de percelen [adres] 87 t/m 107 geen grondslag bestaat, omdat Search alleen een asbestinventarisatie heeft uitgevoerd die op de percelen [adres] 83 en 85 betrekking had. Naar het oordeel van de rechtbank vindt deze stelling evenwel geen steun in de stukken. Uit het rapport van Search blijkt immers dat, zoals gemeente Zaanstad terecht heeft aangevoerd, over een veel groter gebied, namelijk over 15 percelen ([adres] 81 tot en met 109), restanten van asbesthoudende golfplaat verspreid lagen en dat Search de sanering van al die besmette percelen heeft geadviseerd.
4.6. Voorts heeft [A] gesteld dat VKS tijd in rekening heeft gebracht die niet daadwerkelijk aan saneringswerkzaamheden is besteed. Zo heeft VKS haar personeel ingezet op momenten dat voorkomende asbestdeeltjes niet konden worden gedetecteerd, bijvoorbeeld in alle vroegte, als het nog donker was, of tijdens sneeuwval. Bovendien zou er personeel ingezet zijn bij een temperatuur van -5° C, terwijl bij een dergelijke temperatuur de zuurstofmaskers niet werken. Daarnaast zou VKS ten onrechte op onwerkbare dagen kosten in rekening hebben gebracht voor inhuur van materieel, gebruik van eigen materieel en materiaal, voor laboratoriumonderzoek en het verwerken van afval. In het bijzonder heeft [A] gewezen op het feit dat VKS steeds de kosten van stofzuigers ad € 2.300,-- per dag in rekening heeft gebracht, terwijl de sanering door middel van handpicking plaatsvond.
4.7. Hieromtrent wordt als volgt overwogen. Gemeente Zaanstad heeft erkend dat niet op alle in rekening gebrachte (man)uren daadwerkelijk werkzaamheden zijn verricht in verband met de weersomstandigheden. De stelling van [A] dat VKS lukraak personeel en materieel heeft ingezet, ook in gevallen dat die inzet door toedoen van de weersomstandigheden geen enkele zin had, houdt evenwel geen stand nu gemeente Zaanstad ter zake heeft aangevoerd dat i) het werk ondanks het weer niet (geheel) stilgelegd is, en er dus iedere dag werkzaamheden zijn verricht, en ii) gelet op de ernst van de situatie (en in overeenstemming met de opdracht aan VKS het verontreinigde gebied zo snel mogelijk te saneren) steeds werknemers van VKS beschikbaar dienden te zijn om op ieder moment werkzaamheden te verrichten waarop dat mogelijk was. Het bewijsaanbod van [A] dat betrekking heeft op zijn stelling dat sprake was van onwerkbare uren, wordt gepasseerd nu daaruit weliswaar de conclusie volgt dat daarop geen (sanerings)werkzaamheden zijn verricht, maar (nog) niet dat die uren en de kosten verbonden aan (ingehuurd) materieel en materiaal ten onrechte zijn gemaakt en in rekening zijn gebracht.
4.8. De stelling voorts van [A] dat op onwerkbare dagen ten onrechte kosten in rekening zijn gebracht voor laboratoriumonderzoek en afvalverwerking acht de rechtbank onvoldoende onderbouwd. Uit de specificaties van VKS (productie E7) kan immers worden afgeleid dat van de zestien dagen waarop VKS werkzaamheden heeft verricht slechts op drie dagen laboratoriumkosten in rekening zijn gebracht en de afvalverwerkingskosten (met name) betrekking hebben op de laatste dag, hetgeen de rechtbank geenszins onredelijk voorkomt. Bovendien kan uit de omstandigheid dat sanering plaatsvond door middel van handpicking niet zonder een nadere toelichting worden afgeleid dat VKS op zes van de zestien dagen ten onrechte gebruik zou hebben gemaakt van een vacuümwagen ad € 2.300,--. Ter zake heeft [A] derhalve onvoldoende gesteld om tot het oordeel te kunnen komen dat VKS voornoemde kosten in alle redelijkheid niet in rekening zou hebben mogen brengen.
4.9. Het bovenstaande brengt met zich dat het verzet tegen de hoogte van de saneringskosten van VKS niet zal kunnen slagen. De omstandigheid dat het asbestsaneringsbedrijf Foekens B.V. volgens [A] zou hebben aangegeven het (gehele) saneringswerk voor een bedrag van € 25.000,-- te kunnen volbrengen, doet hieraan niet af. Immers, niet kan worden uitgesloten dat aan een dergelijke uitlating tevens andere, waaronder commerciële, overwegingen ten grondslag hebben gelegen. Voorts kan evenmin uit het enkele feit, dat gemeente Zaanstad in een spoedeisende situatie VKS opdracht heeft gegeven zonder een offerte aan te vragen, worden afgeleid dat VKS onredelijk hoge kosten in rekening heeft gebracht.
4.10. Ten aanzien van de kostenopslag van 10% ad € 7.943,54 geldt dat [A] onvoldoende gemotiveerd heeft gesteld, gelet op de toelichting ter zake van de kant van gemeente Zaanstad, waarom deze kosten in redelijkheid niet op hem zouden kunnen worden verhaald. Ook met betrekking tot dit gedeelte strandt het verzet derhalve.
4.11. [A] heeft vervolgens de invorderingskosten ad € 18.771,30 betwist en aangevoerd dat toetsing van de redelijkheid van deze kosten dient plaats te vinden op grond van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Volgens [A] is hem behalve de kosten verbonden aan de uitvaardiging van het dwangbevel niets bekend. Gemeente Zaanstad heeft hiertegen aangevoerd dat de invorderingskosten bestaan uit de incassokosten die door de ingeschakelde gerechtsdeurwaarder wordt gerekend en dat standaard 15% van het te incasseren bedrag in rekening wordt gebracht.
4.12. De rechtbank overweegt dienaangaande als volgt. Gemeente Zaanstad heeft geen valide rechtsgrond aangevoerd op grond waarvan [A] gehouden is om de op forfaitaire basis vastgestelde invorderingskosten te voldoen. De gestelde afspraak tussen gemeente Zaanstad en de deurwaarder dat de diensten tegen 15% van het geïncasseerde bedrag worden verricht, brengt niet met zich dat deze kosten als invorderingskosten op grond van artikel 5:33 Awb ten laste van [A] mogen worden gebracht. Alleen daadwerkelijke invorderingskosten komen voor vergoeding in aanmerking, mits zij voldoen aan de dubbele redelijkheidstoets. Ten aanzien van de gevorderde incassokosten dient daarom te worden gesteld of dient te blijken dat deze kosten daadwerkelijk zijn gemaakt. Bovendien dient te worden gespecificeerd welke werkzaamheden zijn verricht, zodat kan worden getoetst of deze werkzaamheden in redelijkheid voor vergoeding in aanmerking komen. Nu gemeente Zaanstad reeds heeft verzuimd te stellen dat de kosten daadwerkelijk zijn gemaakt, en bovendien de kosten niet zijn gespecificeerd, kunnen de invorderingskosten niet worden ingevorderd, behoudens voor zover die betrekking hebben op de betekeningskosten van de door de deurwaarder betekende akte ad € 82,75. Uit deze akte blijkt immers dat deze kosten daadwerkelijk zijn gemaakt en waarop deze kosten betrekking hebben.
4.13. Uit het hiervoor overwogene volgt dat de door [A] gevorderde buiteneffectstelling van het dwangbevel dient te worden toegewezen, doch slechts voor zover dit ziet op de bij het dwangbevel aangezegde invorderingskosten ad € 18.688,55 (€ 18.771,30 -/- € 82,75).
4.14. [A] zal als de overwegend in het ongelijk te stellen partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Gemeente Zaanstad worden begroot op:
- vast recht 262,00
- salaris advocaat 904,00 (2,0 punt × tarief EUR 452,00)
Totaal € 1.166,00
5. De beslissing
De rechtbank
5.1. verklaart het verzet tegen het dwangbevel, voor zover betrekking hebbend op de invorderingskosten ad €18.688,55, gegrond en stelt het dwangbevel in zoverre buiten werking,
5.2. verklaart het verzet voor het overige ongegrond,
5.3. veroordeelt [A] in de proceskosten, aan de zijde van Gemeente Zaanstad tot op heden begroot op € 1.166,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de vijftiende dag na dagtekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.4. veroordeelt [A] in de nakosten ten belope van € 131,00 zonder betekening, een en ander te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van dit vonnis, dan wel € 199,-- in het geval van betekening, en - voor het geval voldoening van de nakosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt - te vermeerderen met de wettelijke rente over een bedrag van € 131,-- vanaf de vijftiende dag na dagtekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling, en over een bedrag van € 68,00 vanaf de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.5. verklaart dit vonnis voor wat betreft de overwegingen 5.3 en 5.4 uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.E. van Praag en in het openbaar uitgesproken op 20 oktober 2010.?