ECLI:NL:RBHAA:2010:BP1047

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
21 december 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
15/740235-10
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gewelddadige overval op Praxis met zwaar lichamelijk letsel

Op 21 december 2010 heeft de rechtbank Haarlem uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een gewelddadige overval op een Praxis-filiaal in Nieuw-Vennep op 23 januari 2010. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 54 maanden voor het medeplegen van deze overval, waarbij geweld en bedreiging met geweld tegen medewerkers van de winkel werd gebruikt. Tijdens de overval werden de medewerkers onder bedreiging van messen en een vuurwapen gedwongen het pand binnen te gaan. De overvallers eisten dat de kluis werd geopend, maar omdat deze vergrendeld was, werd er gedreigd met geweld. Een van de medewerkers, de bedrijfsleider, werd tijdens de overval met een mes in zijn lichaam gestoken, wat leidde tot zwaar lichamelijk letsel. De rechtbank oordeelde dat de verdachte en zijn mededaders de overval op geraffineerde wijze hadden voorbereid en dat de ernst van het feit, dat gevoelens van angst en onveiligheid in de maatschappij veroorzaakte, zwaar meeweegt in de strafmaat. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen omstandigheden waren die de strafbaarheid van de verdachte uitsloten en dat hij geen blijk van berouw had getoond. De rechtbank heeft de in beslag genomen sjaal aan de verdachte teruggegeven, omdat het belang van strafvordering zich daartegen niet verzette.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector Strafrecht
Locatie Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/740235-10
Uitspraakdatum: 21 december 2010
Tegenspraak
Strafvonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 7 december 2010 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1989 te [geboorteplaats],
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Haarlem te Haarlem.
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is, na de ter terechtzitting toegestane nadere omschrijving van de tenlastelegging ex artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering, ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 23 januari 2010 te Nieuw-Vennep, gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] heeft gedwongen tot de afgifte van een koffer en/of een tas en/of geld, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of Praxis en/of [slachtoffer 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
en/of
(in/uit een filiaal van de Praxis) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een koffer en/of een tas en/of geld en/of sleutels, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of Praxis en/of [slachtoffer 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welke afpersing en/of diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3], gepleegd met het oogmerk om die afpersing/ diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s), (telkens) onder bedreiging van één of meer messen , althans (een) scherp(e) voorwerp(en) en/of een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp,
- die [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 2] (die net het Praxis filiaal geopend hadden) heeft/hebben gedwongen het pand te betreden en/of
- tegen die [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 2] heeft/hebben gezegd dat het een overval betrof en dat zij naar binnen moesten en/of
- die [slachtoffer 3] heeft/hebben gezegd/bevolen de kluis te openen en/of
- (toen bleek dat die kluis pas om 08.00 uur open gemaakt kon worden) heeft/hebben geroepen dat die kluis open moest en/of
- heeft/hebben geroepen “Waar is de benzine”en/of
- die [slachtoffer 3] tegen zijn hoofd heeft/hebben gestompt/geslagen en/of
- die [slachtoffer 1] heeft/hebben gezegd/bevolen de kluis te openen en/of
- die [slachtoffer 3] heeft/hebben geboeid door middel van tie-rips en/of
- heeft/hebben geroepen “wie moet ik steken of wie moet ik nemen” en/of
- (toen een vierde medewerker aanbelde bij de ingang van het filiaal), die [slachtoffer 1] heeft/hebben meegenomen naar de toegangsdeur en/of
- (toen die [slachtoffer 1] probeerde die toegangsdeur te sluiten,) (hard) tegen die deur heeft/hebben geduwd en/of (vervolgens)
- die [slachtoffer 1] met een mes, althans een scherp voorwerp, in diens lever/lichaam heeft/hebben gestoken,
terwijl dit feit zwaar lichamelijk letsel voor die [slachtoffer 1] tengevolge heeft gehad (te weten een steekwond/bloeding aan/in zijn lever).
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit en gevorderd dat verdachte ter zake daarvan zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van vierenvijftig (54) maanden, met aftrek van de tijd die door verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht. De officier van justitie heeft voorts gevorderd dat de in beslag genomen sjaal aan verdachte wordt teruggegeven.
4. Bewijs
4.1. Redengevende feiten en omstandigheden
Op zaterdag 23 januari 2010, omstreeks 6.50 uur, stonden de Praxismedewerkers [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] voor de personeelsingang van het filiaal van de Praxis te Nieuw-Vennep, gemeente Haarlemmermeer. Op het moment dat [slachtoffer 2] de sleutel in het slot van de toegangsdeur stak, kwamen er drie mannen op hen afrennen. Deze mannen zeiden: “Overval, naar binnen, naar binnen, dit is een overval”. [slachtoffer 2] opende de deur. Zij werd bij haar haren en haar jas beetgepakt en naar binnen geduwd. Ook [slachtoffer 3] werd naar binnen geduwd. [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] werden door de overvallers onder bedreiging van een pistool en messen meegenomen naar de ruimte waarin zich de kluis bevindt (de zgn. telkamer). De overvallers zeiden tegen [slachtoffer 3] dat hij de kluis moest openen.
[slachtoffer 3] heeft dit geprobeerd, maar de kluis ging niet open omdat deze tot 8.00 uur is vergrendeld. Vervolgens schreeuwden de overvallers dat [slachtoffer 3] de kluis open moest maken en riep een van de overvallers: “Waar is de benzine”. [slachtoffer 3] werd door twee van de overvallers meegenomen naar een andere ruimte in het filiaal. Op dat moment kwam [slachtoffer 1], de bedrijfsleider, het pand binnen. Hij zag dat er een man op hem af kwam lopen, die [slachtoffer 3] bij zich hield onder bedreiging met een mes. Deze man droeg een zwart-wit geblokte sjaal voor zijn gezicht. Een tweede man kwam aanlopen en zei tegen [slachtoffer 1] dat hij moest meekomen. [slachtoffer 1] heeft zijn koffer op de grond neergezet. [slachtoffer 3] en [slachtoffer 1] zijn onder bedreiging met een mes met de beide overvallers meegelopen naar de telkamer. Tijdens het lopen heeft een van de overvallers [slachtoffer 3] tegen het hoofd geslagen. In de telkamer werd tegen [slachtoffer 1] gezegd dat hij de kluis moest openen. [slachtoffer 3] moest op de grond zitten en zijn enkels werden geboeid met tie-rips. Een van de overvallers zei toen: “Wie moet ik steken”, “wie moet ik nemen” of woorden van gelijke strekking. [slachtoffer 3] moest de sleutels van het filiaal van de Praxis die hij in zijn hand had aan een van de overvallers geven. Op dat moment ging de deurbel. [slachtoffer 1] werd door de drie overvallers meegenomen naar de toegangsdeur. Bij het verlaten van de telkamer heeft een van de overvallers de tas van [slachtoffer 2] van de grond gepakt en meegenomen. Onderweg naar de personeelsingang heeft een van de overvallers de koffer van [slachtoffer 1] opgepakt en meegenomen. [slachtoffer 1] heeft de toegangsdeur geopend. De drie overvallers renden naar buiten. [slachtoffer 1] heeft geprobeerd de toegangsdeur te sluiten, maar de overvallers wilden weer naar binnen en duwden tegen de deur. Vervolgens is [slachtoffer 1] door een van de overvallers met een mes in zijn lichaam gestoken. Hierdoor is bij [slachtoffer 1] een steekwond en een bloeding in zijn lever ontstaan.
De overvallers renden weg naar een witte Caddy, die in de Staringstraat stond geparkeerd. Zij sprongen achter in de Caddy, die vrijwel direct wegreed.
De beelden van de camera’s die in het filiaal van de Praxis hangen, zijn uitgekeken. Uit de waarnemingen van de verbalisanten blijken de volgende signalementen van de drie daders:
Overvaller 1: Man met witte jas/sweatshirt, capuchon op hoofd, donkere lap voor zijn gezicht, donkere (sport)schoenen met witte streep. Groot mes in zijn hand. Zwarte handschoenen.
Overvaller 2: Man met donker jack met capuchon met een bontrand, onder de jas een trui/sweater met een capuchon grijs/zwart geblokt, licht/donkere sjaal om nek. In bezit van vuurwapen.
Overvaller 3: Man met zwarte broek half op zijn achterwerk, licht gekleurde ijsmuts (wit/grijs), donkere schoenen, wit shirt en grijskleurige onderbroek. Groot mes.
De koffer van [slachtoffer 1] is dezelfde dag om 10.30 uur teruggevonden in de straat Kampina te Amsterdam-Noord. De straat Mastbos, waar de moeder van verdachte woont, ligt naast de straat Kampina en de woning van [medeverdachte 1] is hemelsbreed 450 meter daarvandaan gelegen.
Uit het gehouden buurtonderzoek bleek op de camerabeelden van Autobedrijf Markus, gevestigd aan de Staringstraat te Nieuw-Vennep, een witte bestelauto zichtbaar te zijn die op 23 januari 2010 om 6.16 uur in de richting van de Staringstraat rijdt en om 6.59 uur uit de richting van de Staringstraat komt. Op een van de afdrukken die van de camerabeelden is gemaakt, is te zien dat zich in de achterdeuren van de witte bestelauto ramen bevinden. Verder is uit onderzoek (bij dealers) gebleken dat deze witte bestelauto een Citroën Berlingo is.
[medeverdachte 1] is eigenaar van een witte Citroën Berlingo. Op 11 februari 2010 reed [medeverdachte 1] samen met verdachte, [medeverdachte 2] en [betrokkene 1] in deze auto in Watergang. Door de surveillancedienst van de politie werd een stopteken gegeven. [medeverdachte 1] negeerde dit stopteken en ging er van door, maar werd na een achtervolging tot stoppen gedwongen.
De inzittenden werden aangehouden. Bij doorzoeking van de Citroën Berlingo werden onder meer de volgende goederen aangetroffen en in beslag genomen: een paar lederen handschoenen, een blauwe bandana, een beige (bont)muts met zijflappen, een paar zwarte Dolce & Gabbana schoenen met aan weerszijden een rode, witte en groene streep, een tweezijdig te dragen jas met de kleur zwart aan de ene zijde en blauw aan de andere zijde, een wapen (Walther P99), een vleesmes en twee telefoons.
Na op 12 februari 2010 door de politie te zijn heengezonden, zijn voornoemde vier personen geobserveerd. Zij zijn met de bus richting Amsterdam CS gegaan en in de bus heeft een observant de volgende flarden van een gesprek verstaan: “De politie weet meer…”, “Je weet wel waarvan…” “Ik moet mijn telefoon weggooien”, “Nieuwe telefoons kopen…”, “Er is op ons geschoten…”, “Ze wisten er vanaf…”, “Wat heb jij gezegd…” en “Ik heb er 6 uur staan pissen…”. Verder hoorde observant de woorden “diefstal” en “lullig feitje”.
Uit vergelijking van de blauw-witte doek die in de bestelauto lag met de videobeelden van de overval, is gebleken dat deze opvallende gelijkenissen vertoont met de doek die de overvaller met de witte jas/sweatshirt voor zijn gezicht droeg (overvaller 1) .
Bij de doorzoeking van de cel van [medeverdachte 2] in De Doggershoek is een grijs/witte sweater met capuchon gevonden en in beslag genomen. Deze sweater vertoont grote gelijkenis met de witte sweater die overvaller 1 tijdens de overval droeg.
De schoenen die verdachte ten tijde van de aanhouding op 11 februari 2010 droeg, zijn vergeleken met de videobeelden van de overval. Daaruit is gebleken dat de schoenen van verdachte opvallende gelijkenis vertonen met de schoenen die overvaller 2 tijdens de overval droeg. Tijdens de huiszoeking in de woning van verdachte is een digitale camera met daarin een geheugenkaart in beslag genomen. Op de geheugenkaart is een foto van verdachte aangetroffen, waarop is te zien dat hij een sweatshirt draagt en dat de rits en het koortje voor de capuchon duidelijk zichtbaar zijn. Dit sweatshirt met capuchon heeft een print en kleurstelling die zeer sterk lijkt op de sweater en daarvan zichtbare capuchon die overvaller 2 tijdens de overval droeg.
Op een van de mouwen van de zwarte jas die in de bestelauto was aangetroffen, zit een embleem. Bij vergelijking van de beelden van de overval met de zwarte jas is gebleken dat deze opvallende gelijkenissen vertoont met de jas die overvaller 3 tijdens de overval droeg. Tijdens de aanhouding op 11 februari 2010 [medeverdachte 1] een grijze joggingbroek onder zijn spijkerbroek. Deze grijze joggingbroek vertoont opvallende gelijkenissen met de grijze onderkleding die overvaller 3 tijdens de overval droeg en de lederen handschoenen met een drukkertje die in de auto lagen, vertonen opvallende gelijkenissen met de handschoenen die overvaller 3 tijdens de overval droeg.
Uit onderzoek is gebleken dat verdachte gebruik maakt van het mobiele telefoonnummer [nummer 1] (hierna te noemen: [nummer 1]) e[medeverdachte 1] gebruik maakt van de mobiele telefoonnummers [nummer 2] (hierna te noemen: [nummer 2]) en [nummer 3] (hierna te noemen: [nummer 3]).
Uit onderzoek naar de historische verkeersgegevens is gebleken dat [nummer 2] op 17 januari 2010 om 17:05:22, 17:05:29 en 17:18:03 uur onder het bereik is geweest van de zendmastlocatie Lucas Bolstraat 7 te Nieuw-Vennep. Op die tijdstippen is er telefonisch contact geweest met het telefoonnummer [nummer 4] [hierna te noemen: [nummer 4]] (in gebruik bij de vriendin van [medeverdachte 1]). Ook op 21 januari 2010, om 23:07:32 uur, heeft de gebruiker van [nummer 2] onder het bereik van voornoemde mastlocatie telefonisch contact gehad met [nummer 4].
Deze mastlocatie ligt ongeveer 300 meter van het filiaal van de Praxis waar de overval heeft plaatsgevonden. Naar aanleiding van deze telefooncontacten zijn de videobeelden van het filiaal van de Praxis bekeken. Verbalisanten hebben op de beelden van 21 januari 2010 gezien dat om 23.02 uur een persoon komt aanlopen bij de hoofdingang van het filiaal en dat deze persoon om 23.07 uur voor de persoonsingang staat en naar binnen kijkt.
Voorts hebben verbalisanten op de beelden gezien dat deze persoon een muts draagt.
De beelden zijn vergeleken met de bontmuts met zijflappen die op 11 februari 2010 in de Citroën Berlingo is aangetroffen. De beide mutsen vertonen opvallende gelijkenissen.
Verdachte heeft verklaard dat de muts die in de bestelauto lag, van [medeverdachte 2] is. De zwarte schoenen met rode en witte strepen die in de Citroën Berlingo lagen, zijn ook vergeleken met de beelden van de voorverkenning van 21 januari 2010. De persoon die op de beelden is te zien, draagt schoenen die daarmee overeenkomen. Volgens een nieuwsbrief van de Regiopolitie Amsterdam-Amstelland droeg [medeverdachte 2] bij zijn vertrek uit De Doggershoek omstreeks 25 december 2009 zwarte schoenen met een Italiaans vlaggetje.
De overvallers waren er kennelijk van op de hoogte dat het personeel op 23 januari 2010 eerder dan gebruikelijk aanwezig was om de winkelvoorraad te inventariseren.
[betrokkene 2] liep in de periode voordat de overval heeft plaatsgevonden stage bij het filiaal van de Praxis te Nieuw-Vennep. Uit de gemeentelijke basisadministratie blijkt dat [betrokkene 2] op hetzelfde adres staat ingeschreven als [betrokkene 3].
[betrokkene 2] is gebruiker van het mobiele telefoonnummer [nummer 5] (hierna te noemen: [nummer 5]) en [betrokkene 3] is gebruiker van het mobiele telefoonnummer [nummer 6] (hierna te noemen: [nummer 6]). Uit onderzoek is gebleken dat er telefooncontact is geweest tussen de gebruiker van [nummer 3] (in gebruik bij [medeverdachte 1]) en de gebruiker van [nummer 6]. Het eerst zichtbare contact heeft plaatsgevonden op 16 januari 2010 en het laatst zichtbare contact op 23 januari 2010 om 16.24 uur. Op 21 januari 2010 heeft de gebruiker van [nummer 6] ([betrokkene 3]) de volgende contacten gehad met [nummer 5] ([betrokkene 2]) en [nummer 3] ([medeverdachte 1]):
- om 21.53 uur een uitgaand telefonisch contact van [nummer 3] naar [nummer 6];
- om 21.54 uur een uitgaand telefonisch contact van [nummer 6] naar [nummer 5];
- om 21.56 uur twee uitgaande telefonische contacten van [nummer 6] naar [nummer 5];
- om 21.59 uur een uitgaand telefonisch contact van [nummer 6] naar [nummer 3];
- om 22.02 uur een uitgaand telefonisch contact van [nummer 6] naar [nummer 5];
- om 22.03.41 uur stuurt [nummer 5] een sms-bericht naar [nummer 6];
- om 22.03.45 uur een uitgaand telefonisch contact van [nummer 6] naar [nummer 5];
- om 22.25 uur een uitgaand telefonisch contact van [nummer 6] naar [nummer 5];
- om 22.28 uur een uitgaand telefonisch contact van [nummer 3] naar [nummer 6].
- om 22.35 uur een uitgaand telefonisch contact van [nummer 6] naar [nummer 5].
Tussen 22.03 uur en 22.35 uur bevond [nummer 5] zich onder het bereik van de mastlocatie Lucas Bolstraat 7 te Nieuw-Vennep. [nummer 3] bevond zich om 22.28 uur onder het bereik van die mastlocatie.
Uit onderzoek is gebleken dat op 23 januari 2010 om 0.21 uur [nummer 3] ([medeverdachte 1]) een sms-bericht ontvangt via het internet van “[bijnaam]” en dat [nummer 3] om 0.22 uur een uitgaand telefoongesprek heeft met [nummer 1] (verdachte).
Op 17 februari 20[medeverdachte 1] bij [medeverdachte 2] op bezoek geweest in De Doggershoek.
Uit afgeluisterde telefoongesprekken blijkt dat verdachte op 18 maart 2010 om 13.30 uur een gesprek heeft gevoerd met een onbekende man. Verdachte heeft aan die man gevraagd of zijn leren jasje nog bij hem ligt, waarop de onbekende man antwoordde dat hij dat niet weet. De man zei: “Je hebt volgens mij toch gevraagd om te dumpen toch, of niet”, waarna verdachte heeft gezegd: “Juist! Dat had ik je gevraagd maar toen vroeg ik je een dag later”. Op diezelfde dag om 13.57 uur heeft verdachte nogmaals naar die man gebeld. Die man heeft tijdens dat gesprek gezegd dat de jas niet meer bij hem was en dat alles weg is. Verdachte heeft aan de man gevraagd of alle spullen sowieso uit zijn huis zijn.
Uit afgeluisterde gesprekken blijkt dat [medeverdachte 2] op 23 maart 2010 heeft gebeld naar [medeverdachte 1] en dat hij tegen [medeverdachte 1] heeft gezegd dat hij, [medeverdachte 1], sleutels moet weggooien.
In een telefoongesprek dat op 26 maart 2010 tussen hen heeft plaatsgevonden, heeft [medeverdachte 2] aan [medeverdachte 1] gevraagd of hij de sleutels heeft weggegooid, waarop [medeverdachte 1] bevestigend antwoordde. Tijdens de overval heeft [slachtoffer 3] de sleutels van de Praxis aan een van de overvallers moeten afgeven en in de koffer van [slachtoffer 1], die de overvallers hadden meegenomen, zaten ook sleutels.
Op 13 april 2010 heeft de politie Kennemerland in Amsterdam-Noord een folder verspreid over de overval op de Praxis in Nieuw-Vennep. Diezelfde dag is verdachte door zijn vriendin gebeld en heeft hij haar gevraagd of zij een folder in huis had gezien. In het gesprek heeft verdachte niet gezegd welke folder hij bedoelde en heeft hij onder andere gezegd: “En ga niet gek praten over de telefoon.”. Zijn vriendin zei dat ze geen folder had gezien en daarop reageerde verdachte erg boos. Verdachte heeft later in zijn verhoor tegenover de politie verklaard dat hij in dat gesprek sprak over de folder over de overval.
Op 13 april 2010 is tussen 22.00 uur en 22.06 uur in het televisieprogramma Opsporing Verzocht aandacht besteed aan de overval op het filiaal van de Praxis in Nieuw-Vennep.
Op 13 april 2010 om 22.07 uur heeft verdachte van het telefoonnummer [nummer 7] een sms-bericht ontvangen met als enige tekst tekst “Tja”. Dit telefoonnummer wordt gebruikt door [moeder van verdachte]. Om 22.08 uur heeft de moeder van verdachte naar verdachte gebeld. In dit gesprek heeft de moeder van verdachte onder meer tegen verdachte gezegd: “Heb je niet gekeken”, “Naar die ene serie?”. Aan het einde van het gesprek zei zij tegen verdachte “Ik spreek je morgen wel… Lullo”, waarna verdachte zegt: “Ja…nee… zo erg was het niet.” . De moeder van verdachte is door de politie als getuige gehoord. Tijdens dat verhoor heeft zij verklaard dat zij niet met haar zoon over de uitzending had gesproken.
Uit een afgeluisterd telefoongesprek tussen de moeder van verdachte en een onbekende vrouw is gebleken dat zij hierover wel met verdachte had gesproken.
Na de uitzending van Opsporing Verzocht werd door verdachte veelvuldig gebruik gemaakt van [nummer 8] (van zijn vriendin) om telefonisch contact te houden met derden, die eerder door hem werden onderhouden met gebruikmaking van zijn eigen telecommunicatiemiddelen. Met dat nummer heeft verdachte op 16 april 2010 om 21.21 uur contact gezocht met het telefoonnummer [nummer 9] [hierna te noemen: [nummer 9]], maar er werd niet opgenomen. Vervolgens heeft verdachte met [nummer 8] om 21.28 uur een sms-bericht gestuurd naar [nummer 9]. Direct daarna heeft verdachte gebeld naar [nummer 9], waarna een gesprek heeft plaatsgevonden waarin onder meer door verdachte is gezegd “geen namen”. De gebruiker van [nummer 9] was [medeverdachte 1].
Op verzoek van de politie is op 14 april 2010 de herhaling van de uitzending van Opsporing Verzocht vertoond op de behandelgroep van [medeverdachte 2] in De Doggershoek. [medeverdachte 2] heeft de uitzending niet kunnen zien in verband met een afspraak bij de medische dienst. Bij terugkomst op de groep werd hij door een medejongere op de hoogte gesteld van het feit dat er een overval op de Praxis in Nieuw-Vennep was gepleegd. Hierop heeft [medeverdachte 2] onder meer de volgende vragen aan die medejongere gesteld: “Hoeveel daders waren het?; Waren het Marokkanen?; Is er een wapen bij gebruikt?; Wat was er dan precies gebeurd bij de Praxis?; Het was zeker een grote kluis?; Hebben ze nog wat meegenomen?”.
Op 16 april 2010 heeft [medeverdachte 2] aan het hoofd beveiliging van De Doggershoek gevraagd of hij toegang heeft tot internet en heeft [medeverdachte 2] tegen hem gezegd dat hij graag via Uitzending Gemist de zaak uit Nieuw-Vennep wilde zien.
Op 15 april 2010 heeft [medeverdachte 2] telefonisch contact met verdachte gehad.
Op 16 april 2010 om 19.40 uur heeft [medeverdachte 2] [medeverdachte 1] gebeld. In dat gesprek heeft [medeverdachte 1] onder meer gezegd dat hij gewoon alles heeft verwijderd, dat alleen [medeverdachte 2] nog op dit nummer belt en dat hij deze telefoon allang zou “wegbonken”. Om 19.45 uur heeft [medeverdachte 2] [medeverdachte 1] nogmaals gebeld. In dat gesprek heeft [medeverdachte 1] verteld dat hij afstand heeft gedaan van zijn auto en dat deze naar de sloop is. [medeverdachte 2] heeft daarop gezegd dat dit beter is, omdat “hun” ogen op de auto zijn gericht en dit alleen maar “probies” zou opleveren.
4.2. Bewezenverklaring
Gezien het bovenstaande, in onderling verband en samenhang bezien, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, in die zin dat:
hij op 23 januari 2010 te Nieuw-Vennep, gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met anderen, in een filiaal van de Praxis met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een koffer en een tas en sleutels, toebehorende aan [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en Praxis, welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat verdachte en zijn mededaders, telkens onder bedreiging van messen en een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp,
- die [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] hebben gedwongen het pand te betreden en
- tegen die [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] hebben gezegd dat het een overval betrof en dat zij naar binnen moesten en
- die [slachtoffer 3] hebben gezegd de kluis te openen en
- toen bleek dat die kluis pas om 08.00 uur open gemaakt kon worden, hebben geroepen dat die kluis open moest en
- hebben geroepen “Waar is de benzine”en
- die [slachtoffer 3] tegen zijn hoofd hebben geslagen en
- die [slachtoffer 1] hebben gezegd de kluis te openen en
- die [slachtoffer 3] hebben geboeid door middel van tie-rips en
- hebben geroepen “wie moet ik steken of wie moet ik nemen” en
- toen een vierde medewerker aanbelde bij de ingang van het filiaal, die [slachtoffer 1] hebben meegenomen naar de toegangsdeur en
- toen die [slachtoffer 1] probeerde die toegangsdeur te sluiten, tegen die deur hebben geduwd en vervolgens
- die [slachtoffer 1] met een mes in diens lichaam/lever hebben gestoken,
terwijl dit feit zwaar lichamelijk letsel voor die [slachtoffer 1] tengevolge heeft gehad, te weten een steekwond/bloeding aan/in zijn lever.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, leest de rechtbank de tenlastelegging verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
5. Strafbaarheid van het feit
Het bewezen verklaarde levert op:
Diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezen verklaarde zou ontbreken. Het bewezen verklaarde is derhalve strafbaar.
6. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.
7. Motivering van de straf
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting en het uitgebrachte rapport van 23 juli 2010 van de Reclassering Nederland is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan een gewapende overval op een filiaal van de Praxis. Deze overval is op geraffineerde wijze door verdachten voorbereid en gepland, waarbij zij ook informatie hadden weten te verkrijgen over de gang van zaken in het filiaal en in het bijzonder het feit dat een (beperkt) aantal medewerkers op de bewuste ochtend op een ongebruikelijk vroeg tijdstip in het pand aanwezig zouden zijn.
Vervolgens is verdachte met zijn mededaders als volgt te werk gegaan.
Op het moment dat twee medewerkers van de Praxis het pand wilden openen, zijn verdachten – onherkenbaar door het dragen van hoofdbekleding en sjaals in het gezicht - op hen afgerend en hebben zij de medewerkers onder bedreiging van messen en een pistool gedwongen het pand in te gaan. Daarbij is tevens dreigende taal geuit. De medewerkers moesten de overvallers naar de kluis brengen en deze openen. Toen bleek dat de kluis was voorzien van een tijdvergrendeling en niet open ging, hebben verdachte en/of zijn mededader(s) geroepen “Waar is de benzine”. De betreffende medewerkers vreesden op dat moment daadwerkelijk voor hun leven.
Nadat de bedrijfsleider het pand had betreden, werd ook hij onder bedreiging van een mes meegenomen naar de kluisruimte en werd hem gezegd dat hij de kluis moest openen. Tijdens de overval is een van de medewerkers tegen zijn hoofd geslagen en werden zijn benen met tie-rips geboeid. De medewerker moest zijn sleutels afgeven. Toen een vierde medewerker aanbelde, zijn de overvallers met de bedrijfsleider naar de toegangsdeur gegaan. Daarbij hebben de overvallers een koffer en een tas meegenomen. Toen er niemand voor de deur stond, hebben de overvallers – waarschijnlijk door het vermoeden van onraad - het pand verlaten. De bedrijfsleider heeft de deur proberen te sluiten, op welk moment een van de overvallers hem met een mes in zijn bovenlichaam gestoken, waarna de overvallers zijn gevlucht. De bedrijfsleider is hierdoor ernstig gewond geraakt en heeft dit ternauwernood overleefd.
Een dergelijk feit is zeer ernstig van aard en veroorzaakt gevoelens van angst en onveiligheid in de maatschappij in het algemeen en bij de slachtoffers in het bijzonder. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van dergelijke gebeurtenissen nog geruime tijd zowel lichamelijk als psychisch nadelige gevolgen hiervan kunnen ondervinden.
De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij, gedreven door geldelijk gewin, samen met zijn mededaders de overval heeft gepleegd, daarbij geweld en dreigende taal heeft gebruikt, en de slachtoffers, die overigens geen weerstand boden, angst heeft aangejaagd, waarbij een van de slachtoffers zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. Verdachte heeft, zoals de rechtbank ter zitting heeft waargenomen, geen blijk gegeven van berouw dan wel verantwoording te nemen voor het door hem gepleegde strafbare feit.
Op grond van de aard en de ernst van het bewezen verklaarde is de rechtbank van oordeel dat met name uit een oogpunt van normhandhaving en preventie alleen een (forse) gevangenisstraf als passende straf in aanmerking komt.
Daarbij heeft de rechtbank acht geslagen op het op verdachtes naam gesteld uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 2 juni 2010, waaruit blijkt dat hij niet eerder voor soortgelijke strafbare feiten is veroordeeld.
8. Beslissing omtrent in beslag genomen voorwerp
Onder verdachte is een aan hem toebehorende zwart-witte sjaal in beslag genomen.
De rechtbank is – met de officier van justitie en de raadsvrouw van verdachte – van oordeel dat deze aan verdachte dient te worden teruggegeven, nu het belang van strafvordering zich daartegen niet verzet.
9. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
10. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 4.2. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezen verklaarde feit het hierboven onder 5. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens dit feit tot een gevangenisstraf voor de duur van
VIERENVIJFTIG (54) MAANDEN.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de thans opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast de teruggave aan verdachte van: een sjaal, kleur zwart-wit.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.J. Kronenberg, voorzitter,
mr. J.M. Sassenburg en mr. P.M. Wamsteker, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. N. Boots, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 21 december 2010.